Achter in Café Reynders waren ze aan het biljarten. Zoals elke middag was daar een lange, gebrilde man. Spitse neus en kin. In mijn herinnering, die sleetse vrind, droeg hij zelfs tijdens het spel een lange regenjas.
Bastaardgabardine met burberry-accenten. Niet onsympathieke kop. Hij vertoonde een tic, onregelmatig en evenmin gebonden aan misser of carambole.
Zijn rechtermondhoek schoot pijlsnel omhoog, bijna tot aan zijn oor. Nooit gesproken, weet zijn naam niet. Toch denk ik af en toe aan hem, aan dat soort dingen kun je gehecht raken. Vanmorgen kwam hij weer opdagen. Ik zocht het ware recept voor saltimbocca. En zoals we op Italiaanse les hebben geleerd, betekent dat «sprong in de bek». Vandaar. Waardoor een mens al niet voort kan leven.
Gisteravond at ik zes oesters. Op een stil terras, ver van de gekmakende massa. Goede oesters. Ze smaakten op de hoeken naar hele dure spijkers en bij het aanpalende zeewater was zelfs sprake van enige nagalm ofwel afdronk.
Altijd, zelfs bij één enkele oester, denk ik aan George Brassens.
Als kind liftte ik door Frankrijk. Werd opgepikt door Brassens die ik, door mijn vroegrijpe kennis van het chanson, geheel kon thuisbrengen en het was heel vrolijk en indrukwekkend. Na Georges kwam ik in een bros voertuigje terecht waarin een wijdvertakt familietje huisde.Allerliefst. Ook dat ging voorbij. Al met al een memorabele dag. Precies daar waar de Franse zee de Spaanse zee kust, stond een kraampje. «Oesters te koop.»
Ik had nog nooit eerder een oester geroken, laat staan gegeten. Dat kon er vandaag ook nog wel bij, besloot mijn danig syncoperende jongenshart.
Terecht.
Wie op zoek is naar herinnering voor later, mag ik aanraden naar het knsm-eiland te fietsen. Op de hoek van het Levantplein en de laan die naar het eiland is genoemd, daar is dat terras. Van P. tot P. heet het daar. Daar vind je oesters to the point. Zonder valse glamour. Maar echte.
Eilandglamour.