Het is moeilijk voorstelbaar dat de politieman met de opvallend gecoiffeerde, bovenformaat snor in de jaren twintig van de vorige eeuw wél gezag uitstraalde. Of dat de tegenstanders in de ring toen terugdeinsden voor de vrolijk lachende, nauwelijks gespierde boksers in hun veel te hoog opgetrokken sportbroekjes. Maar waarschijnlijk zagen hun tijdgenoten er min of meer hetzelfde uit. Want de Duitse fotograaf August Sander (1876-1964) was het er niet om te doen zo afwijkend mogelijke types te portretteren. Juist niet. Zijn doel was het maken van een beeld van de maatschappelijke structuur van zijn tijd, aan de hand van de mensen die erin leefden. En dat beeld moest zo compleet mogelijk worden; Sander wilde niets meer en niets minder dan alle Duitse bevolkingslagen en beroepsgroepen vastleggen. Daarvoor begon hij bij de boeren; de mensen die volgens Sander het meest wezenlijke contact met de aarde hebben.
Boerenfamilies, een boer die zaait, een boerenechtpaar; ze hangen bijna honderd jaar na hun vereeuwiging aan de muren van Foam in Amsterdam, onder de noemer Mensen van de 20ste eeuw. Serieus kijken de mannen en vrouwen ons vanaf de bruingrijze zwart-witfoto’s aan, in hun beste jack of jurk. Voor Sanders ambitieuze project, waar hij – hoewel zijn drukplaten tijdens de Tweede Wereldoorlog in beslag genomen werden en vernietigd en zijn atelier bij een bombardement werd verwoest – zijn hele leven mee bezig bleef, hanteerde hij uiteindelijk zeven hoofdcategorieën: behalve de boeren, de handwerker, de vrouw, standen en beroepen, kunstenaars, de stad en de laatste mensen. (Daaronder vallen overgeblevenen als dwergen, doden en blinde kinderen.)
Sommige foto’s zijn weergaloos, zoals die van de fiere pasteibakker. Zó, en niet anders, moet iemand eruitzien die de hele dag lekker eten maakt. Hij hangt naast de meesterslotenmaker en metaalgieter; nog een paar van die inmiddels in het Westen uitgestorven beroepen.
Je kunt eindeloos blijven kijken. Naar de kleding, de omgeving, de (soms zichtbare) spullen, de verweerde gezichten, de felle blik, het soort mens. In dat laatste schuilt een klein gevaar: zijn dit nu echt archetypen van hét Schoolhoofd, dé Advocaat en dé Weduwnaar? Maakt een overgebleven foto iemand tot icoon van dé Bohémien, dé Revolutionair, dé Moeder? Sander heeft, naar eigen zeggen, zijn best gedaan om de representanten van zijn categorieën zo objectief mogelijk te portretteren. Tegelijkertijd was zijn streven dat de foto’s ‘exact overeenkwamen met de wezenlijke aard van het model’. Toch geen echte archetypes dus, maar foto’s van een schildersvrouw, een communistisch leider, een gasfitter. Soms horen ze in een lang voorbije tijd, maar soms hadden ze gewoon je buurvrouw kunnen zijn.
August Sander – Mensen van de 20ste eeuw, Foam, Amsterdam, tot en met 21 maart