Rome - De zware aardbeving die op 24 augustus een aantal bergdorpjes op de kam van de Apennijnen trof, was aanleiding om allemaal weer eens met notitieblok, camera en microfoon af te reizen naar L’Aquila, de ooit zo trotse bergstad vijftig kilometer verderop.
In L’Aquila viel zeven jaar geleden de vorige grote klap, op 6 april 2009. Aantal slachtoffers bijna gelijk (309 doden in L’Aquila, 290 tot nog toe bij de huidige), aantal daklozen onvergelijkbaar; rond de 50.000 in L’Aquila, rond de 2500 in Amatrice en omstreken. L’Aquila staat er nog steeds net zo bij als na de klap, en dat is natuurlijk schandalig.
Wat bij een aardbeving op die schaal gebeurt viel en valt nog altijd met eigen ogen te aanschouwen in L’Aquila. Een oorlogsgebied waar je gebukt door loopgraven kruipt, gestutte tunnels tussen de huizen door, leger en burgerwacht met jeeps die al ruim zeven jaar permanent de wacht houden. Bijna alle gebouwen zijn van nok tot bodem gespleten door enorme scheuren. Ook een leek kan zien: onbegonnen werk. Hier valt niets meer te restaureren, hier kun je alleen de bevolking langzaam maar zeker laten wennen aan het idee dat L’Aquila zoals het was nooit meer zal zijn.
Die overweging moet premier Berlusconi er in 2009 toe hebben gebracht om de restauratie van L’Aquila te beloven. Uit tact, net zoals je in Italië nooit direct zegt ‘tante Maria is overleden,’ maar ‘het gaat niet zo goed met tante Maria’. Hetzelfde doet nu de huidige premier Matteo Renzi. ‘We gaan de oude stadskernen weer volledig in oude staat herstellen’, beloofde hij meteen na de aardbeving. Hij weet dat het onzin is, maar het dient om de shock van de bevolking te temperen.
Berlusconi liet in 2009 in sneltreinvaart nieuwe appartementen aan de voet van L’Aquila bouwen voor twintigduizend daklozen. Een project waar zeer schamper over wordt gedaan door de verontwaardigde pers, maar waar de slachtoffers toch heel gelukkig mee waren en zijn. Want het leven na een aardbeving is meestal in een container. Vraag maar aan de tweede en derde generatie slachtoffers van de enorme aardbeving in de Irpinia in 1980.
De ‘ruggengraat’ van Italië, het Apennijnenmassief dat loopt van Midden-Italië tot Calabrië, is fragiel. Hier botsten de Afrikaanse plaat en de Euraziatische plaat vijf miljoen jaar geleden op elkaar, en dat veroorzaakt tot op heden frictie. Daardoor is er in dat deel van Italië zo’n beetje iedere drie jaar een grote aardbeving. Vanaf 1900 waren het er 148. Dat zijn de feiten.