Barcelona – Plotseling kwam Cristina Fallarás erachter dat ze geen melk meer had voor haar kind. Zo gaat dat: je ontdekt het opeens, je ziet het niet aankomen. Als je ver genoeg de afgrond in bent gegleden houd je niet meer bij tot hoe ver het noodrantsoen reikt. Een vorm van zelfbescherming. Niet erg verstandig misschien, maar in de afgrond werkt de menselijke rede nu eenmaal heel anders dan boven op de begane grond. Melkpak is leeg. Aanlengen met nog meer water kan niet meer.

Met een schok ontwaakte Cristina uit haar zelfgekozen droomtoestand. Ze rende naar het winkeltje van de voedselbank, een paar straten verderop in de Chinese buurt. Het meisje van de voedselbank was vriendelijk, maar wist niet goed raad met de situatie. Zou deze mevrouw die melk wel echt nodig hebben? ‘Kunt u aantonen dat u arm bent?’ vroeg het meisje. Dat kon Cristina niet. Tenminste niet hier en nu. Na een korte aarzeling raakte het voedselbankmeisje overtuigd van de oprechtheid van Cristina’s wanhoop en gaf ze haar een paar pakken melk mee.

Cristina kon de aarzeling van het meisje wel begrijpen. Het zijn tenslotte geen tijden om zomaar aan iedereen gratis melk uit te delen. En ze wist natuurlijk ook wel dat ze er helemaal niet uitzag als iemand die arm is.

Cristina Fallarás (Zaragoza, 1968) is schrijfster, journaliste en moeder van twee kinderen. Op de dag van het voorval in het winkeltje van de voedselbank was ze nog niet uit haar huis in het centrum van Barcelona gezet. Dat gebeurde juni vorig jaar. Cristina en haar kinderen – toen tien en vier jaar – overkwam zo hetzelfde als wat meer dan honderdduizend andere gezinnen in Spanje de afgelopen jaren is overkomen omdat ze hun hypotheek of de huur niet meer konden betalen. Ze schreef er een boek over: A la puta calle (Op straat gesmeten).

Het is de kroniek van haar huisuitzetting. Maar het is ook het verhaal van iemand die tot voor kort een riant salaris genoot en die na haar ontslag in een paar jaar letterlijk alles kwijtraakte wat ze bezat. Ze is niet de enige die in verbijsterend korte tijd van een financieel zorgeloos leven verviel in een toestand van extreme armoede. De Spaanse crisis en vooral de manier waarop de beleidsmakers de pijn ervan verdelen, hebben geleid tot een verarming onder de bevolking die al lang niet meer beperkt blijft tot de traditionele ‘kwetsbare groepen’ in de samenleving. Van de zes miljoen Spaanse werklozen zit de helft al ten minste een jaar zonder baan. Langdurige werkloosheid knaagt aan je zelfvertrouwen, ondervond Fallarás. In Op straat gesmeten beschrijft ze een sollicitatiegesprek. Het vindt plaats tijdens jaar twee in de afgrond:

De man is een jaar of vijftigmet een grijze haargolf van het type Stewart Granger. Hij is zongebruind – nog steeds of alweer, dat is niet helemaal duidelijk – en zijn tanden zijn zo wit dat je er een beetje bang van wordt. Hij draagt een spijkerbroek, een overhemd met oranje en rode strepen van verschillende breedte tegen een witte achtergrond, witte achtergrond op een platte buik, platte buik onder een sportschoolborst, colbertjasje van amandelkleurig ribfluweel en mocassins. Tegenover een man met mocassins en zulke stralendwitte tanden ga je onvermijdelijk een beetje vergelen, je vergrauwt, verliest je glans, je wordt ouder.

– Serveerster dus?

– Nou ja, niet echt.

Ernstige fout. Het antwoord is ja. Maar het antwoord is ja in een buurtkroeg, een Galicische bar, een klein café in de Gotische wijk of thuis bij een vriend. In een cocktailbar waar ze een behoorlijk goed loon betalen en op een moment dat je volop aan het vergelen bent, kan het antwoord ook nee zijn.

– Eigenlijk ben ik journalist, maar ik heb werk nodig.

‘Wij hadden de eerste verdieping, met een patio waar de kinderen konden ­fietsen ­tussen de planten’

Je kent dat gebaar, die manier van langs je heen kijken naar iets dat zich achter jou afspeelt, dat verlies van aandacht voor jouw woorden alsof je gesprekspartner opeens iemands binnenkomst verwacht. Of misschien probeert hij gewoon nog even de verveling te bestrijden waarvan je weet dat jij die bij hem gaat oproepen – als dat tenminste niet nu al het geval is.

– Heb je ooit als serveerster gewerkt?

– Lang geleden, toen ik nog studeerde. Het werk leek me niet al te…

Het lijkt idioot, maar je moet meer huilen als een type met fonkelende tanden en mocassins je niet meer aanneemt als serveerster in een dure cocktailbar dan wanneer de hoofdredacteur en collega van jouw krant je op straat smijt terwijl je acht maanden zwanger bent. En je voelt je ouder, nog meer een kakkerlak en je gaat nog harder knarsetanden, en ikschijtopjekutmoeder arrogante klootzak en je beseft dat je niet eens meer de leeftijd hebt dat hij je vraagt om hem te pijpen in ruil voor het in overweging nemen van jouw sollicitatie.

De afspraak met Cristina Fallarás is voor de deur van haar oude huis. Ze is een beetje te laat en gehaast als altijd, maar toch moet ze echt eerst even de buren begroeten. De kastanjeverkoper in zijn kraam op de stoep van de Ronda Sant Antoni, de winkelier en de horeca-uitbater aan weerszijden van de voordeur van het monumentale pand, ze zijn blij om hun ex-buurvrouw weer te zien. Het is een warm weerzien, Cristina is hier vandaag voor het eerst terug. Ruim een half jaar geleden trok ze de voordeur definitief achter zich dicht, gedwongen door een gerechtelijk uitzettingsbevel.

De weemoed steekt onvermijdelijk even de kop op. ‘Ai, ik word er heel triest van om hier te zijn’, zegt Cristina als ze klaar is met groeten. ‘Moet je kijken, dit is het trappenhuis.’ Ze wijst door het glas van de statige voordeur naar binnen. ‘Wij hadden de eerste verdieping, met een patio waar de kinderen konden fietsen tussen de planten en de citroenboom. Een prachtige plek en aan de straatkant heb je de drukte van de stad. Hier op de Plaça Universitat beginnen altijd alle manifestaties.’ Vandaag zijn het de studenten die te hoop lopen tegen onderwijsminister Wert, met afstand de meest gehate bewindsman uit het rechtse kabinet van premier Mariano Rajoy. Het verkeer zit muurvast, politiefluitjes proberen orde in de chaos te scheppen. ‘Wat een verschil met waar ik nu woon’, roept Cristina boven de herrie uit. ‘Daar komen alleen everzwijnen voorbij.’

Cristina heeft geluk gehad, zegt ze. Kort voordat ze haar woning moest verlaten werd ze geïnterviewd op een Spaanse radiozender. Het gesprek ging over het boek Op straat gesmeten en de radiojournaliste was er zo door geraakt dat ze haar vakantiehuisje in een bosrijke omgeving iets buiten de stad aanbood als tijdelijk onderkomen voor Cristina en haar gezin. Ze mogen er gratis wonen. Maar tot wanneer?

Stelt u zich een stuk grond voor van landformaat, voor het grootste deel pampa. Een terrein dat groot genoeg is om plek te bieden aan veertig of vijftig miljoen mensen zonder dat ze opeengepakt hoeven te zitten. Kijk nu hoe een enorme, meedogenloze en gewelddadige scheur, een scheur die veroorzaakt lijkt door de nagel van God die de aarde openrijt, dit terrein in twee stukken splijt. Uit de scheur stijgt een ijskoude wind op, een ongekend kille wind die op geen enkele andere lijkt. Zie dan hoe een van die twee stukken, laten we zeggen de linkerhelft, opeens de afgrond in stort en dan even onverwacht tot stilstand komt, hangend in de duisternis. Met dit stuk grond glijden al zijn bewoners natuurlijk mee de afgrond in, naakte ongeluksvaarders, verbijsterd en uitgeput. En geplaagd door schuldgevoelens. Als een mens niet weet waarom hem een bepaald onheil overkomt of waar hij dat onheil aan toe moet schrijven, denkt hij al snel dat hij iets gedaan heeft waardoor hij zijn lot verdient. En wie weet maakt alleen die gedachte al dat hij de klappen die hij krijgt ook echt verdient. (…)

Ik schrijf dit vanuit de onderkant, vanuit de neergestorte helft. Ik leef al zo lang in de duisternis dat mijn ogen eraan gewend zijn en ik de nieuwkomers meteen herken. Ze lopen rond met wijd opengesperde ogen en eten nog steeds in restaurants. Van de zes miljoen werklozen ontvangen er drie miljoen geen enkel inkomen, niets. De andere drie miljoen zullen stukje bij beetje hun werkloosheidsuitkering verliezen, want in Spanje duurt die ten hoogste twee jaar.

Van hieruit kun je degenen die boven zijn gebleven bijna niet zien, daar moet je je geheugen voor inspannen. We weten hoe ze leven, wat ze eten, wat ze kopen, hoe ze zich kleden en hoe ze zich bewegen want tot voor kort waren wij daar zelf ook. Maar de armoede dwingt ons te vergeten en ik denk, ik weet het niet zeker, dat ons dat een beetje redt. Die van daarboven kijken niet naar ons. Dat kunnen ze niet. Je hebt nog wel de journalisten, de verslaggevers die tevergeefs proberen om over de armoede te berichten, de huisuitzettingen, over het waarom van deze of gene zelfmoord. Hoe zouden ze dat ook kunnen? Als ze bij jou nog nooit de stroom of het water hebben afgesloten, of allebei tegelijk, dan is jouw idee van armoede er een van geparfumeerd plastic. Daarom ben ik u nu van dienst. De dakloze die vertelt.

In de herfst van 2012 kreeg Fallarás het gerechtelijk uitzettingsbevel thuisbezorgd. Ze had het dieptepunt bereikt van een armoedeval die vier jaar eerder was begonnen met haar ontslag als adjunct-hoofdredacteur van de krant ADN. Cristina was toen acht maanden zwanger en eigenlijk kun je dan niet ontslagen worden. Maar bij leidinggevende functies kan dat wel als de directie een beroep doet op ‘gebrek aan vertrouwen’. Dat deed de directie.

‘Een jaar lang heb ik helemaal geen inkomsten gehad. Niks, nada. En ik ben te oud om voor hoer te gaan spelen’

Bij de krant verdiende ze vijftigduizend euro bruto per jaar en haar maandelijkse hypotheeklasten schommelden rond de twaalfhonderd euro. Op de centen hoefde ze niet te letten. Naast haar baan trad ze wekelijks op in een radiodebat en was ze regelmatig te gast in televisiedebatten. Op dat moment had ze drie boeken geschreven, het vierde stond op het punt om uit te komen.

Het eerste wat je denkt als ze je ontslaan is dat je het op de een of andere manier aan jezelf te wijten hebt. Je zoekt naar een reden, herinnert je verwijten en je staat stil bij de manier waarop het arbeidsbestel in elkaar zit. En steeds spookt dezelfde vraag door je hoofd: waarom ik? Waarom ik? Waarom ik? Maar deze vraag impliceert natuurlijk een andere, ook al wil je dat niet toegeven: waarom ik, en niet een ander?

Oftewel, als ze je eruit schoppen vraag je je niet af waarom ze schoppen uitdelen in deze wrede wereld, maar waarom uitgerekend jouw kont die rotschop moest incasseren. En als je jezelf die tweede fatale vraag stelt, dan gaat het schuldgevoel dat als iets vaags op de achtergrond begon geleidelijk aan steeds meer vaste vorm te krijgen. Het wordt een last die je voortaan met je mee moet torsen. En behalve dat schuldgevoel geeft die klotevraag je een vuistslag in het gezicht van je zelfvertrouwen, een klap die vergelijkbaar is met je eerste vriendje die er vandoor gaat met een ander in je prille jeugd: dit kan niet waar zijn, je hield toch van mij, ik ben uniek en onvervangbaar, wat heeft al die tijd samen voor jou dan betekend? Enzovoort.

Dat zijn je eerste gedachten als ze je sec ontslaan, zonder meer.

Het eerste wat je denkt als ze je niet sec maar hoogzwanger ontslaan is: je bent flink genaaid, maatje.

Van het oude huis van Cristina naar het tweedehandsboekenwinkeltje La Luna is een korte wandeling door de Chinese buurt, de barrio chino, zoals de Raval in de volksmond heet. Hier wonen mensen die eigenlijk nooit iets anders dan armoede hebben gekend. Het is altijd een wijk geweest van arbeiders, zeelui, hoeren, junks en dealers. De afgelopen decennia zijn er ook steeds meer immigranten komen wonen, aangetrokken door de lage huren. Om dezelfde reden vind je er tegenwoordig allerlei alternatieve winkeltjes met tweedehands kleding, elpees en boeken.

Met een paar vrienden richtte Cristina hier de boekhandel La Luna op. Toen ze haar huis uit moest, zocht ze een plek om haar boeken onder te brengen. In het winkeltje zouden die boeken misschien nog iets op kunnen brengen.

Tussen uitpuilende boekenkasten en ontelbare boeken in kratten en dozen vertelt Cristina hoe ze na haar ontslag elders aan de slag probeerde te komen. Ondanks haar lange ervaring en talrijke contacten in de Spaanse journalistiek lukte dat niet. Overal werden freelancebudgetten ingekrompen, redacties samengevoegd of opgeheven. Kranten, radiozenders en tv-stations zagen zich gedwongen om te sluiten door de teruglopende advertentie-inkomsten.

‘Een jaar lang heb ik helemaal geen inkomsten gehad. Niks, nada. En ik ben te oud om voor hoer te gaan spelen’, zegt ze glimlachend. ‘Hoewel dit natuurlijk wel de geschikte buurt daarvoor is.’

Cristina besloot om zich op het schrijven te storten. Dat is het enige wat ik kan, zegt ze. Met een stel bevriende schrijvers richtte ze ook een digitale uitgeverij op. Digitaal uitgeven heeft als voordeel dat het bijna niks kost, maar het nadeel is dat het nog minder oplevert – in ieder geval op de korte termijn.

De gouden ketting van mijn overgrootmoeder viel uiteindelijk in handen van een bruine man in roze overhemd

Het eerste jaar na haar ontslag zat er voor Cristina weinig anders op dan te teren op haar finiquito, de ontslagvergoeding. Recht op een werkloosheidsuitkering had ze niet, ondanks een arbeidsverleden van twintig jaar. Dat recht verspeelde ze door zich als zelfstandig journalist te vestigen, iets wat ze juist gedaan had op aanraden van haar voormalige werkgever ADN. Om de pijn van het ontslag te verzachten zou Cristina op veel mooie freelance-opdrachten kunnen rekenen van die krant. Daar kwam niets van terecht.

In het tweede jaar van haar werkloosheid leefde Cristina met haar gezin van leningen van familie en vrienden. Het ging toen snel bergafwaarts. De schulden stapelden zich op. Ze schreef twee romans die allebei een literaire prijs wonnen. De vreugde daarover was even intens als kortstondig. Het prijzengeld, bij elkaar twintigduizend euro, was al op voordat ze het ontving. ‘In het derde jaar heb je niks meer en in het vierde jaar raak je dus je huis kwijt’, zegt ze droog.

Spaanse banken zetten de uitzettingsprocedure in werking zodra de klant een betalingsachterstand heeft van drie maandelijkse aflossingstermijnen op zijn hypotheeklening. Heel wat van die banken konden zelf niet aan hun verplichtingen voldoen en zijn gered met tientallen miljarden overheidsgeld. Dat geld wordt uiteindelijk opgebracht door de Spaanse belastingbetaler – ook het noodhulppakket van veertig miljard euro dat Europa ter beschikking stelde en dat gewoon met rente terugbetaald moet worden. Maar als een gewone Spaanse burger drie maanden betalingsachterstand heeft bij de bank gaat zijn dossier naar de ‘juridische afdeling’, is normale communicatie met de bank onmogelijk en wordt hij ten slotte uit zijn huis gezet. De bank mag zich de woning toeëigenen voor zestig procent van de taxatiewaarde en kan bovendien de restschuld claimen. Officiële cijfers over het aantal gezinnen dat hun huis is uitgezet zijn niet bekend, wat veel zegt over het belang dat de Spaanse regering hecht aan het drama van de huisuitzettingen. Maar sinds de uitbraak van de crisis in 2008 zijn het er meer dan honderdduizend geweest.

In maart 2012, jaar vier in de afgrond, gaat Cristina naar het pandjeshuis van de Cash Converters (‘Wij kopen wat jij niet meer gebruikt, wij verkopen wat jij niet voor mogelijk had gehouden’). In haar wekelijkse column in de krant El Mundo (à zeventig euro) schrijft ze dat ze daar een gouden medaillon laat taxeren. Het is een erfstuk van haar familie. Uiteindelijk verkoopt ze het niet, zegt ze in de column. Maar dat was fictie, blijkt achteraf.

Ik kwam niet naar buiten met mijn medaillonnetje. Er zijn dingen die je beter kunt verzwijgen tegenover je moeder. Ik ging die dag niet naar de Cash Converters met een medaillonnetje, maar met een gouden ketting die van mijn overgrootmoeder was geweest, daarna van mijn grootmoeder en mijn moeder en die uiteindelijk in handen viel van een bruine man in een roze overhemd; goede samenvatting van de familiegeschiedenis. (…)

Het was de eerste keer in mijn leven dat ik iets waardevols van de hand deed in ruil voor geld. Ze gaven me negenhonderd euro. Ik voelde schaamte en een kleine, kortstondige opluchting. Met dat geld betaalde ik een deel van de schuld die ik had bij de gaarkeuken van de school en een deel van de huurachterstand van ons boekhandeltje. Maar het diende vooral om de koelkast en de voorraadkast weer te vullen.

Onlangs werd bekend dat de Spaanse elektriciteitsbedrijven in 2012 bij bijna anderhalf miljoen huishoudens de stroom hadden afgesloten. In 2013 zijn dat er waarschijnlijk meer geweest, want de koopkracht is gedaald en de stroomprijs opnieuw sterk gestegen. Spanje telt achttien miljoen huishoudens. Oftewel, één op de tien burgers zit soms, voor kortere of langere tijd, zonder stroom. Dat zijn dramatische aantallen. Ze betekenen duisternis, en in veel gevallen kou in de winter, niet kunnen koken en niet over warm water beschikken. Cristina Fallarás heeft het ook meegemaakt. Het gaf aanleiding tot bittere verwijten en ruzies met haar vriend, de vader van haar kinderen. Hun relatie hield niet stand.

In Barceloneta, de oude visserswijk van Barcelona, hebben de Dochters van Liefdadigheid een kleine eetzaal waar daklozen in groepjes van vier hun dagelijkse maaltijden kunnen nuttigen. De afgelopen jaren is het aantal gegadigden sterk toegenomen, zeggen de nonnen. En hun profiel is veranderd, breder geworden. Steeds vaker melden zich mensen in de eetzaal die tot voor kort een goed inkomen hadden, een mooie baan, huis en financieel zorgeloos bestaan. Zij begrijpen eigenlijk niet wat hun is overkomen.

De verbijsterden, noemen de nonnen hen. Als je ze over straat ziet lopen, zie je niks aan ze. Ze zien er, net als Cristina, niet arm uit. Nog niet tenminste.

Tijdens jaar vier in de afgrond ontmoet Cristina er één. Het loopt tegen het eind van de middag van de algemene staking op 29 maart 2012 en hij schopt met overgave tegen de rolluiken van een spaarbank.

– He joh, een beetje minder woede en wat meer vrolijkheid, de werkdag zit er bijna op!

De regering-Rajoy heeft de crisis aan­gegrepen om een ongekende herverdeling van de welvaart door te drukken

De man draaide zich om. Dat gezicht, dat poloshirt, dat kapsel, het lijkt allemaal zo bekend, zo vertrouwd. (…)

– Waar bemoei jij je godverdomme mee?

Die man genaamd Ernest, met vuur in zijn ogen en licht zwetend van het schoppen, vuurde de vraag op me af als een projectiel. En zijn gezicht was niet dat van een jongen, maar van een huisvader die op de dag dat hij dat poloshirt kocht vast nog dacht dat vakanties bedoeld zijn om de routine te doorbreken.

– Sorry, dat was niet zo bedoeld, het was maar een grap.

Een man zien huilen van 57 jaar, met die kleren waar architecten in lopen en gemeenteraadsleden tijdens hun weekend, zijn verhaal aanhoren…

– Programmeur, verdomme, ik ben programmeur en ik zal nooit meer werk hebben. En we hebben geen enkele uitkering meer, mijn vrouw niet en ik niet. Weet je wat het betekent om naar het Rode Kruis te moeten? (…)

– Natuurlijk man, geef hem een rotschop dat rolluik. Wacht, ik schop met je mee.

De verbijsterden zijn een categorie in opmars. Deskundigen houden rekening met een snelle toename van hun aantal. Dat lijkt geen al te gewaagde voorspelling. In de eerste jaren van de crisis waren de nieuwe werklozen in Spanje vrijwel alleen lager opgeleiden, meestal bouwvakkers. Sinds 2010 is dat veranderd. Nu behoort meer dan de helft van de nieuwe werklozen tot de middenklasse met een hogere opleiding. Alle macro-economische prognoses gaan ervan uit dat de torenhoge werkloosheid in Spanje (nu ruim 26 procent) de komende jaren niet wezenlijk zal dalen.

En niet alleen werklozen staan bloot aan het risico van armoede. In Spanje zijn de lonen intussen zo sterk verlaagd (‘flexibilisering van de arbeidsmarkt’) dat ze in veel gevallen geen garantie meer vormen tegen armoede. Uit een recente studie blijkt dat de salariskloof steeds breder wordt.

De hoogste lonen, die van de directieleden, zijn de enige die de afgelopen twee jaar verhoogd zijn (met zeven procent). De lonen van de middengroepen zijn gedaald met ruim drie procent, de laagste lonen met een half procent. De middenklasse dreigt te verdwijnen, waarschuwen de onderzoekers.

De ongelijkheid is razendsnel toegenomen in Spanje, sneller dan waar ook in Europa. De rechtse regering-Rajoy heeft de crisis aangegrepen om een ongekende herverdeling van de welvaart door te drukken, iets waar de sociaal-democraat Zapatero trouwens al mee was begonnen. Het land heeft nu de meest ongelijke inkomensverdeling van Europa, op Letland na.

‘Houdt u uzelf niet voor de gek: ook u zult arm zijn’, schrijft Cristina Fallarás in Op straat gesmeten.

Cristina Fallarás blijft intussen fietsen zoals ze zelf zegt, want anders valt ze om. Ze treedt elke week op als vaste gast in debatprogramma’s op radio en televisie, heeft wekelijkse columns in twee kranten en geeft lezingen door het hele land. Ze verdient daar net genoeg geld mee om voedsel, de schoolmaaltijden van haar twee kinderen en de nutsrekening te betalen. De stroom is al een tijdje niet meer afgesloten, en dat is al heel wat. Maar huur zou ze niet kunnen betalen. Ze hoopt dat ze nog een tijdje mag blijven wonen in het vakantiehuisje in het bos.

Samen met de Argentijnse bandoneónspeler Marcelo Mercadante heeft Cristina Fallarás een nieuw project bedacht. Haar roman Últimos días en el Puesto del Este (Laatste dagen in de post van het Oosten) heeft ze omgewerkt tot een monoloog en Mercadante heeft er tango’s bij gecomponeerd. De voorstelling, volgens Fallarás ‘een naakte metafoor van deze tijden’, is onlangs in première gegaan. Als het goed is, zal deze de komende maanden te zien zijn in theaters, op boekenmarkten en bij diverse andere vieringen en bijeenkomsten.

Een kwestie van blijven fietsen, anders val je om.


beeld (1): Madrid, tijdelijk onderkomen na een huisuitzetting. Susana Vera / Reuters. (2): Cristina Fallarás besloot zich te storten op het schrijven. Lex Rietman. (3): Spanje heeft de meest ongelijke inkomensverdeling van Europa, op Letland na. Susana Vera / Reuters