In scène 1 horen we dat de zus van de rouwende moeder zwanger is. In scène 2 vernemen we dat de man hulp heeft gezocht, de vrouw niet. Ze vrijen niet meer. In scène 3 blijkt dat de ma van de rouwende moeder iets vergelijkbaars heeft beleefd als haar dochter. Zij zocht indertijd hulp bij God. In scène 4 schrijft de achttienjarige veroorzaker van het auto-ongeluk een brief aan de ouders. Zij krijgen een daverende ruzie over hun verdriet. In scène 5 staat het huis te koop, er wordt een buitenechtelijke verhouding gesuggereerd, terwijl de rouwende moeder in de supermarkt krengerige moeders begint te meppen. Scène 6 is een gesprek over de oneindigheid van rouw. In scène 7 spreekt de rouwende moeder met de jonge autobestuurder. Ze huilt eindelijk. In scène 8 maakt het echtpaar een soort plan om het ‘gewone’ leven, wat dat ook moge wezen, weer op te pakken. Doek.

Het stuk van David Lindsay-Abaire (1969) kreeg in 2007 de Pulitzerprijs. Het is nu door Tjitske Reidinga (ze speelt hier de rouwende moeder), producent Joop van den Ende en regisseur Antoine Uitdehaag naar Nederland gehaald. Tot zover de feiten.

Het stuk is economisch geschreven. De uiteenzetting van de feiten is weliswaar aan de wijdlopige kant maar gaat versneld over in het aanjagen van wat je de ‘drama-motor’ kunt noemen: de brief van de jeugdige automobilist en de ruzie over rouw. Om daarna vrij gelijkmatig naar het louterend bedoelde slot toe te werken. Reidinga speelt de rouwende moeder vanaf moment één in een uitgeblust mineur. Ik begrijp dat daar veel kritiek op is. Maar het stuk laat op het toneel weinig andere mogelijkheden. Een tintelende tegenkleur in het spel van de rouwende moeder zou hier een teveel van het verkeerde zijn. Peter Blok zet als de vader een redderig (‘we moeten door’) majeur tegenover zijn neerslachtige vrouw, waar zus Susan (Pauline Greidanus) weer de verpersoonlijking van is. Ria Eimers vertolkt in de rol van Ma de generatie die het verschijnsel rouw alleen kent van de damesbladen, de catechisatie en Oprah Winfrey en die daar een kwekkerig soepje uit heeft gekookt. In dit ruïnelandschap vol levensleugens speelt de jonge automobilist de grappige rol van alien wiens schuldgevoel gaat over twee of drie kilometer wel of niet te hard gereden in de bebouwde kom. Dorian Bindels doet die rol ontwapenend.

Toch is De tijd voorbij als stuk in mijn ogen een onding. Er wordt met clichés gesmeten (de zwangere zus, de praatgroep van de vader, de sterfgevallen in de Kennedy-clan), plot-elementen blijven in de lucht hangen (het troostend godsbesef van Ma, de homevideo’s van de vader). Het stuk hangt aan elkaar van krakend en puffend op gang komende dialogen, met als voornaamste urgentie de permanente verzuchting ‘erg hè!’. De hoeveelheid diamantjes is zeer beperkt en je moet er ook lang op wachten. Zoals de typering die Ma geeft van rouw: de draagbare versie van de steen waar je na de ramp die je trof ooit jankend onderuit kroop. Of de verrassende ontdekking dat dit huilende leven misschien alleen de verdrietige versie is van ons, terwijl we in parallel geschakelde universa weer lachend pannenkoeken mogen eten. Een paar minuten mooi toneel levert dat op. Daar staan een paar uur slopend en slepend melodrama tegenover, waar bijna niet doorheen te komen is.


De tijd voorbij speelt nog t/m 4 december in het DeLaMar Theater in Amsterdam

Toneel