In de moestuin naast de Blackwall Tunnel groeit tussen de paardebloemen nog een groene tomaat, er hangt een geur van opgewarmde dhal en een bejaarde vrouw slalomt met haar rollator langs de blikjes richting trappenhuis. Welkom op Robin Hood Gardens, Poplar, Oost-Londen. In het parkje tussen twee flat gebouwen smeult een sofa na van het vreugdevuur waarmee de anarchist Guy Fawkes is herdacht. Begin jaren zeventig is deze door betonnen muren omheinde sociale woningbouw van het brutalistische genre aangelegd. Praktisch, schoon en verbroederend moesten ze zijn, deze «straten in de lucht». Paleizen voor paupers. Plato in Poplar. Maar dertig jaar later hebben de Robin Hood Gardens zich genesteld in de top vijftig van de Indices of Multiple Deprivation. Vooral op de onderdelen woonomstandigheden en inkomen scoort de betonnen jungle hopeloos.
Verbaasd moeten de bewoners dan ook zijn geweest toen ze onlangs in de lokale krant The Wharf de kop You Are Fat Cat Yuppies! tegen kwamen. Tower Hamlets, de deelgemeente waar Poplar onder valt, blijkt gemiddeld het hoogste inkomen van het land te hebben: 66.378 harde ponden per jaar. De bron van dit financiële welbevinden ligt op een homerun afstand van de Robin Hood Gardens: een gezelschap wolkenkrabbers met als middelpunt Canary Wharf, de Tower of Power, icoon van het thatcherisme, Mekka van de gedoogde graaicultuur met alle golden hellos en dito handshakes. HSBC, Citibank, Barclays, Allen & Overy zitten allemaal hoog in de London fog. «Een fat cat-quotiënt van acht uit tien», becijferde The Times. En een onvoldoende voor verantwoord ondernemen. Terwijl de beurskoersen de afgelopen vier jaar halveerden, namen de salarissen in de directiekamers met 84 procent toe.
Het kantoor van HSBC was een paar jaar geleden het tafereel van een stukje donquichotterie, toen de schoonmaker Abdul Durrant tijdens een aandeelhoudersvergadering aan directeur William Aldringer, die op het punt stond 37,5 miljoen pond rijker te worden, vroeg of hij soms iets meer dan vijf pond per uur mocht verdienen.
Rijk en arm hebben altijd een lat-relatie gehad in het Verenigd Koninkrijk. De latere conservatieve premier Benjamin Disreali schreef in Sybil, or the Two Nations (1845) over de gespleten maatschappij; Karl Marx duidde de waterscheiding drie jaar later in het Kommunistisch manifest; in The Time Machine (1895) van H.G. Wells kijken de Elois neer op de Morlocks; en de Pet Shop Boys zijn beroemd geworden dankzij de East End Boys en West End Girls.
Wells boek vormde een belangrijke bron voor de conservatieve journalist Ferdinand Mount, die in het recent verschenen Mind the Gap: The New Class Divide in Britain inventariseert hoe het er na zeven vette New Labour-jaren voorstaat met de klassenmaatschappij. Zijn voorzichtige conclusie? Er is op de Derde Weg iets grondig misgegaan. Het gat tussen de uppers en de downers is volgens hem groter dan ooit, niet alleen economisch maar vooral ook sociaal-cultureel. «It is painful to admit it, but, despite all the material improvements and social securities which are enjoyed by the worst-off today, there now exists a kind of cultural impoverishment which, though not unknown in the thirties, was then confined to the most cripplingly poor sections of towns and cities worst hit by the depression and which is widespread today far beyond areas that are technically defined as deprived.»
En de verwachtingen waren zo hooggespannen toen Tony Blair in mei 1997 aantrad. Things Only Can Get Better! had de Internationale vervangen als strijdlied. Het kiezersmandaat van de «PM of Pop» was historisch. Hij genoot de steun van vakbondsleiders tot werkgevers, van mediamagnaat Rupert Murdoch tot pulpzanger Jarvis Cocker, die zich als geen andere popster het lot aantrekt van medeburgers «raised on a diet of broken biscuits». Armoede zou in de toekomst geen geboorterecht meer zijn, beloofde Blair. En toegegeven, de regering neemt met enige regelmaat maatregelen om de reëel bestaande onderklasse vooruit te helpen. Babys hebben door het ministerie van Financiën beheerde spaarrekeningen (baby bonds), er is een minimumloon van 4,85 pond per uur en gepensioneerden kunnen zich weer slagroom op de scones veroorloven. Londense daklozen konden de afgelopen kerst gratis bivakkeren in de Millennium Dome, de mislukte amusementshal die het visitekaartje v!
an New Labour had moeten worden. Kortom, nagenoeg iedereen is er nominaal op vooruitgegaan, conform de belofte in de bloemlezing van platitudes waar zeven jaar geleden de naam Verkiezingsmanifest aan geschonken werd. Immers: «We are a broad-based movement for progress and social justice. New Labour is the political arm of none other than the British people as a whole.» Maar de kloof tussen rijk en arm groeide sneller dan onder Margaret Thatcher. «A better life for all» werd ondanks de goede intenties toch «A nice life for some».
Anthony Charles Lynton Blair, voor wie The Winter of Discontent van 1979 een litteken op de sociaal-democratische ziel is, heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij Thatcher bewondert, maar dat het blair isme een thatcherisme met de lach van de Cheshire Cat zou worden. Toch wel een onverwachte wending. Beide premiers bleken dezelfde vijanden te hebben: oud geld en oud links. En ook iets bevoogdends: Thatcher «The Mummy», Blair «The Nanny». Eenzelfde visioen: Thatcher: «A property-owning democracy», Blair: «An asset-owning democracy». En tot slot dezelfde retoriek: Thatcher: «The Ladys not for turning», Blair: «Ive got no reverse gear», Thatcher: «There is no alternative», Blair: «There is no choice». Thatcher regeerde op koninklijke wijze, Blair op presidentiële. Zij bestierde een tuchthuis, hij een parochie. Thatcher sliep daarvoor vier uur per nacht, Blair vijf. Onder Thatcher sneuvelden de bakkers, groentemannen en melkboe!
ren, zo leert de kleine geschiedenis van Stansted Road in Forest Hill, onder Blair de tabakszaken, cafetarias en postagentschappen. Makelaarskantoren hebben het rijk alleen. Het Verenigd Koninkrijk is veranderd van een land van shopkeepers in een land van shopbuyers, constateerde de conservatieve Daily Telegraph spijtig.
Blairs cryptothatcherisme is traceerbaar in de cijfers. Het Institute for Public Policy Research, een progressief gezinde denktank, meldde afgelopen augustus dat de rijkste tien procent van de natie nu 54 procent van de welvaart beheert, zeven procent meer dan in 1994. Bijna een kwart van de kinderen groeit op in gezinnen waar het inkomen onder de zestig procent van het modale ligt. De Incomes Data Services, de Family Policy Studies Centre, de Citizens Advice Bureau, de Joseph Rowntree Foundation, de Office for National Statistics en de Institute for Fiscal Studies kwamen tot soortgelijke bevindingen. Tijdens het partijcongres noemde Labour-veteraan Lord Hattersley het tamelijk ernstig dat Blair de «guiding philosophy of equality» verloochent. Binnen het kabinet heerst al tijden desillusie waar het gaat om het verkleinen van de verschillen, die in 1976, volgens The Independent het gelukkigste jaar van de twintigste eeuw, op zn kleinst was!
. Ex-onderwijsminister Estelle Morris zag geen kans de negatieve invloed van armoede op school prestaties te reduceren, handelsminister Patricia Hewitt vreest dat socialisten uit de jaren dertig zouden schrikken van de geboekte vooruitgang en campagneleider Alan Milburn constateerde dat de economische status van ouders in zijn geboortejaar, 1958, minder belangrijk was dan nu. Het antirookbeleid pijnigt het geweten van minister van Volksgezondheid John Reid, die de armsten één van de weinige lichtpuntjes in hun bestaan liever niet wil afnemen.
Er is geen kwantitatieve sociologie nodig om aan te tonen dat de levenskwaliteit van het arme deel der natie belabberd is. Verhalen over de slechte kinderopvang, de criminaliteit (waarvan de downers het meest de dupe zijn), volgebouwde trapveldjes, overgewicht (daar hebben overigens ook de fat cats last van, blijkt uit een onderzoek door de headhunters van Russell Reynolds), postcode-afhankelijke chemo kuren, arme plattelandsvrouwen in de prostitutie, ouders die amper een Eton-ganzenbordspel kunnen betalen en een hoogbejaard echtpaar dat afgelopen winter in het Zuid-Londense Tooting dood werd aangetroffen nadat het gas bleek te zijn afgesloten, doen vermoeden dat er halverwege de slogan «Nothing works like New Labour» een komma is vergeten. Dat de regering trots kan melden dat de werkloosheid lager is dan in Duitsland en Frankrijk heeft er vooral mee te maken dat de arbeidsongeschikten niet worden meegeteld. Overigens zijn niet de mensen die in het postkantoor!
samenkomen om hun uitkering op te halen het slechtst af, maar zij die elke zaterdag uren in de rij bij de bank staan om hun loonzakje in veiligheid te brengen of de cheque van de fiscus te innen. De armoedeval bestaat hier ook. Dat blijkt onder meer uit Hard Work: Life in Low-pay Britain, waarin onderzoeksjournaliste Polly Toynbee afdaalt in de spelonken van het koninkrijk en zich waant in een moderne uitvoering van Coketown, locatie van Charles Dickens Hard Times.
Het kan overigens nog treuriger. Terwijl Londen faam geniet als plaats waar de rijken van deze planeet hun geld laten beheren, zijn 1,9 miljoen Britten te onbemiddeld om een rekening bij een bank te openen. Maar wie eenmaal een bankrekening heeft kunnen afsluiten (of zich heeft weten in te schrijven als kiesgerechtigde), zal vanzelf post genereren van American Express, Egg en Sainsbury.
Het bestaan van de creditcard of beter: het bestaan van bijna zestig miljoen creditcards zorgt ervoor dat het gat tussen de leefwerelden van Notting Hill en Naked nog enigszins wordt gecamoufleerd. De gezamenlijke schuldenlast bedraagt nu ongeveer een biljoen pond, wat betekent dat de gemiddelde Brit meer schulden heeft dan de gemiddelde Amerikaan. Een hele prestatie. De helft van de Britten weet niet wat rood staan betekent, maakte onderzoeksbureau Mintel bekend. Dagelijks duiken er verhalen op van dickensiaanse schuldenaren die gezinsleden afranselen, uit hun huis worden gezet of zichzelf verhangen, zoals de man uit Nottinghamshire die op een gegeven moment kon kwartetten met zijn creditcards. Dat de kredieten stijgen terwijl de goederenconsumptie en de werkgelegenheid stagneren (de banen waarmee de uitzendbureaus adverteren zijn window dressing, afgekeken van de regering), kan alleen maar betekenen dat mensen het ene liquide lek met het andere pr!
oberen te dichten. De arbeidsvoorziening biedt dan ook opvallend veel banen bij incassobureaus aan. In Mind the Gap merkt Ferdinand Mount op dat de onderklasse ondanks alle glorievolle communicatiemiddelen die voor een groot deel worden gereserveerd voor Playstation geïsoleerder lijkt te leven dan ooit tevoren. Deze uitzichtloze situatie in het algemeen en de drang tot lenen in het bijzonder is niet iets waar de spindoctors van Westminster overuren voor maken.
Integendeel. Omdat het steeds moeilijker wordt de begroting rond te krijgen, benut de minister van Financiën de voor liefdadigheid bestemde opbrengsten van de populaire National Lottery, de klassieke bron van vermaak die door George Orwell in 1984 wordt omschreven als «the one public event to which the proles paid serious attention». Het cynisme van de regering-Blair heeft een voorlopig hoogtepunt bereikt met de nieuwe gokwetgeving die casinos carte blanche geeft, dit tot blijdschap van de Amerikaanse casinobaas Robert Earl, wiens donatie van een miljoen pond aan New Labour zeven jaar geleden bij nader inzien een investering bleek te zijn. Officieel gaat deze liberalisering, verkocht als «regulering», om de vrijheid van burgers om te doen wat ze willen, iets wat overigens niet geldt voor roken, zuipen en jagen op vossen. Maar in Australië is gebleken dat de schatkistbewaarder uiteindelijk de jackpot wint. Het Leger des Heils verkeert reeds in de opperste staat!
van paraatheid en gepensioneerden vragen zich af waarom de regering meer geeft om de bereikbaarheid van een casino dan van een postkantoor of een station. De verontwaardigde Times-columniste Libby Purves komt met beschrijvingen die rechtstreeks uit het oeuvre van Maarten Toonder lijken te zijn geplukt: «While opening a savings account has become nightmarishly complicated, and respectable octogenarians are ordered to prove their identity to the bank manager who has known them for thirty years, we are told that to smooth the path of the casino industry the Government is looking at always to exempt it from European money-laundering laws.»
Het winner-takes-all-principe uit de casinowereld en het Britse kiesstelsel, ook wel een «gekozen dictatuur» genoemd, is doorgesijpeld naar de rest van de maatschappij. In Chelsea rijden minder Black Cabs dan Porsches, die dankzij de tolheffing ter waarde van een minimum uurloon wat meer manoeuvreerruimte hebben gekregen. Kantoorruimte is nergens duurder dan in Mayfair en het duurste huis ter wereld staat in Kensington Park Gardens, een laan die inmiddels te prijzig is geworden voor de Nederlandse ambassade. Armoede zien Mounts Uppers alleen bij het blijspel Les Misérables, waar Jacques Chirac door Blair naartoe werd gedirigeerd tijdens een recent staatsbezoek. Of in Tate Modern, waar een Londens straattafereel van fotograaf Robert Frank uit begin jaren vijftig te zien is: een bankier met bolhoed passeert een buffelende kolensjouwer op volstrekt achteloze wijze. De kleding is in een halve eeuw veranderd, de luchtvervuiling is minder, de kolen zijn verdwenen, ma!
ar de mentaliteit is hetzelfde gebleven. En het armenleger heeft zijn politieke cavalerie verloren. Uit een imago-onderzoek van YouGov blijkt dat mensen New Labour meer met zakenlieden en professionals asso ciëren dan met de armen. Dagelijks verliest de partij sympathie en leden. Nog slechts tien procent van de Britten kan vijf of meer namen uit het kabinet noemen (maar vijftig procent weet wel de halve bezetting van EastEnders uit het kalende hoofd). Dat er in ieder geval nog een paar ministers bekend zijn bij de kiezers is met name te danken aan een reeks klassieke schandalen.
Waar de Tories uiteindelijk ten onder gingen aan sex & sleaze, daar heeft New Labour zich gespecialiseerd in vriendjespolitiek. Het door New Labour gedomineerde Lagerhuis is een veilinghuis voor briefpapier, visa en villas geworden, het Hogerhuis een quango voor Tonys Cronies als de mediaondernemer Lord Alli en grootgrutter Lord Sainsbury of Turville. Vanaf de dag waarop de dingen, om te beginnen het Verenigd Koninkrijk, alleen maar beter zouden worden, zijn er affaires met de Libanese oliebaron Ely Calil, Formule-1-baas Bernie Ecclestone, accountant Arthur Andersen (de schaduw van Enron), perstycoon Geoffrey Robinson, staalmagnaat Lakshmi Mittal, de Hinduja-broers, glamour puss Kimberly Quinn, de frauduleuze huisjesmelker van Cherie en niet te vergeten Lord Irvine, de oude mentor van Blair die als hoogste baas van justitie meer belangstelling toonde voor nieuwe gordijnen dan voor de sociale advocatuur. Voor procedures tegen lastige la!
ndlords en de immigratiedienst kunnen minderbedeelden inmiddels beter terecht bij Tesco Law, de juridische afdeling van de supermarkt keten, ook een donateur van New Labour overigens. Van de voornemens om gefortuneerde belastingontwijkers aan te pakken, is sinds 1997 niets meer vernomen.
Het zijn dus niet alleen de massavernietigingswapens van Saddam die aan de impopulariteit van Blair hebben bijgedragen. Gevraagd naar welke boeken Blair onder de kerstboom moest lezen, werd de BBC vorig jaar bedolven onder suggesties als Toynbees Hard Work, het Labour-manifest van 1997 en «mijn verzamelde bankafschriften». Uiteindelijk is het waarschijnlijk toch The Natural History of the Rich: A Field Guide geworden. Binnen Blairs parochie zijn de grote ondernemers bronnen van oneindige inspiratie. Het liefst zou hij Richard Branson tot minister van Transport maken. Branson is de hippe baas van Virgin Trains, dat tussen Londen en Manchester 56 verschillende tarieven hanteert, afhankelijk van het dagdeel en de gemoedstoestand van de verkoper. Op onderwijsgebied zou Blair bijvoorbeeld graag zien dat New Labour- miljonairs zich als suikeroompjes ontfermen over een staatsschool als de Sir Thomas Abney-primary in de Londense probleemwijk Hackney. Wat media en Euro!
pa betreft heeft Murdoch reeds meer invloed op het beleid dan de ministers van Buitenlandse Zaken, Cultuur en Financiën samen. Zijn politieke vrienden zien in Blair desalniettemin een nieuwe Clement Attlee, de architect van de moderne verzorgingsstaat, doch zijn critici achten een vergelijking met Ramsey MacDonald passend en geboden, de Labour-premier die de wereld bij zijn aantreden in 1931 blijmoedig op de hoogte stelde van het feit dat «tomorrow every duchess in London will want to kiss me».
Blairs verslaving aan het Celebrity Worship Syndrome (zo is het jacht van Cliff Richard zijn favoriete vakantiebestemming) en zijn fascinatie voor de captains of industry is een bron van vermaak in het land, zeker nu hij zelf voor 3,6 miljoen pond een huis heeft gekocht in Bayswater, beter bekend als Downtown Kuwait City. Bevangen door inspiratie is zijn plaatsvervanger, vice-premier John «Two Jags» Prescott, naar de gegoede middenklasse gepromoveerd, dit tot publiek verdriet van zijn vader, een gepensioneerde seinwachter van de spoorwegen, zeker nadat zoonlief tijdens een armoedeconferentie in Johannesburg een half strand aan kreeften en kaviaar bleek te hebben weggespoeld met brandy. Na te hebben opgemerkt dat Blair in zijn eerste ambtstermijn omging met stervelingen als Gerhard Schröder, Jacques Chirac en Nelson Mandela, en nu de beste maatjes is met George W. Bush, Silvio Berlusconi en Vladimir Poetin, zei cabaretier Rory Bremner: «I have a pic!
ture in my mind of Tony Blair sitting beside a pool surrounded by olive groves, watching Berlusconis yacht bubbling on the Mediterranean and wondering how to cut incapacity benefit.»
Met dat laatste is met het invoeren van de middelentest overigens al een begin gemaakt. Uitgerekend in de conservatieve pers zorgde dit voor wrevel. In het weekblad The Spectator waarschuwt Ross Clark dat New Labour van het Verenigd Koninkrijk dankzij zulke maatregelen een «land van paupers» maakt, waar mensen de kippen van de vakantie vierende buren niet meer durven te voeren uit angst de laatste restjes uitkering of pensioen te verliezen. Vlak voor kerst adviseerde de investeerder Guy Monson de geest uit Dickens A Christmas Carol eens aan te kloppen bij minister van Financiën Gordon Brown om hem eraan te herinneren dat Bob Cratchit, de arme assistent van Ebenezer Scrooge, in 1844 slechts vijf procent inkomstenbelasting hoefde te betalen. Nu ligt dat percentage op dertig. Het is inmiddels zo ver dat uitgerekend de Conservatieve Partij met het voorstel om de laagstbetaalden belastingvrij te verklaren socialer lijkt te zijn dan New Labour, om maar niet te spre!
ken van de Liberaal-Democraten met hun working class hero Charles Kennedy. Dat de meritocraat Blair niet volmondig wil toegeven dat het One Nation-ideaal verloren is, bleek uit een interview met Jeremy Paxman, vlak voor de verkiezingen van 2001. Met negentien verschillende vragen probeerde de presentator van Newsnight erachter te komen in hoeverre Blair het rechtvaardig vindt dat iemand die 34.000 pond verdient in hetzelfde belastingschuitje zit als iemand die jaarlijks 34 miljoen pond mag bijschrijven op zijn rekening. Een helder antwoord kwam er niet, maar Blair verkondigde wel dat het nooit zijn brandende ambitie is geweest om David Beckham minder te laten verdienen.