Voor de deelnemers aan de World Humanitarian Summit in Istanbul eind mei, de grootste top ooit over de toekomst van de humanitaire hulp, werden alle kamers in het Hilton Hotel, Grand Hyatt, Radison Blu, Marriott en Ritz-Carlton vrij gehouden. Net als alle kruispunten in de wijde omgeving van het congrescentrum. Uit de dikke bmw’s waarin sprekers zich door de stad verplaatsten, sprongen eerst bodyguards: zwarte pakken, zwarte zonnebrillen, oortjes, smiespelend in microfoontjes in hun manchetten. Daarna stapten hun klanten uit: dames in Dior op naaldhakken, heren in goed gesneden zomerkostuums, en wat filmsterren: James Bond was om een of andere reden naar de humanitaire top gekomen en Sean Penn kwam zijn nieuwe film laten zien. The Last Face, over de opbloeiende liefde van een directrice van een hulporganisatie (Charlize Theron) voor een noodhulparts (Javier Bardem) in Liberia, werd net nog door The Guardian afgedaan als ‘een verlengde Band Aid-clip voor vertoon tijdens gala’s waar de elite champagne drinkt, fronsend bij close-ups van huilende weesjes’.

Vertegenwoordigers van donorlanden, de VN-top en ceo’s van grote internationale ngo’s en het bedrijfsleven: het is best flauw om te noteren waar ze logeerden en wat ze aan hadden terwijl ze vergaderden over armoede en ellende, maar de evidente welgesteldheid van de ‘Lords of Poverty’ is nu ergerlijker dan ooit. De Verenigde Naties, die de humanitaire top organiseerden, balanceren op de rand van bankroet en laten miljoenen armen en vluchtelingen zonder hulp in hun oorlogsgebieden achter. Onder de zesduizend humanitairen die zich in Istanbul verzamelden om over hulphervormingen te praten was er echter niemand die er wat van zei.

Financiële afhankelijkheid maakt volgzaam. De VN moeten het voor hun overleven hebben van vrijwillige donaties van donorregeringen en steeds vaker ook van het bedrijfsleven. Als zich ergens ter wereld een humanitaire ramp voltrekt doen de VN het luchtalarm klinken, maar voordat de hulptroepen van de unhcr of bijvoorbeeld Unicef kunnen uitrukken, moeten de VN bij hun donoren eerst om geld voor hulpgoederen en salarissen bedelen. Daarom zijn de VN geen activistische voortrekker. De VN moeten hun oren te luisteren leggen naar wat donoren willen en strompelen gepast zwijgend van ramp naar ramp, het ene budgettaire gat met het andere vullend. De donoren besteden minder aan hulp en steeds meer aan doelen die ze zelf uitkiezen.

Om aan al hun humanitaire plichten in 2016 te kunnen voldoen, vroegen de VN de donoren om ruim achttien miljard dollar. Daarvan kwam tot nu toe 4,25 miljard dollar binnen, 23 procent van wat nodig is. Geldgebrek noopte het UN World Food Programme (wfp) om de voedselrantsoenen voor anderhalf miljoen Syrische vluchtelingen in Libanon en Jordanië met zestig procent te verminderen. Op voedsel voor vluchtelingen in kampen in Noord-Kenia werd al twee keer flink bezuinigd en Darfuri’s in vluchtelingenkampen in Tsjaad hebben te horen gekregen dat hun rantsoenen binnenkort waarschijnlijk helemaal ophouden.

De UN World Health Organization (who) sloot uit geldgebrek bijna tweehonderd medische klinieken in Irak. Voor humanitaire hulpverlening aan oorlogsslachtoffers in Irak kregen de VN slechts dertig procent bij elkaar van wat nodig is. Voor hulp in Syrië vroeg de organisatie om 4,55 miljard dollar, er kwam 1,31 miljard dollar binnen, 29 procent. 25 tot dertig procent financiering is zo’n beetje het maximum waarop de VN vandaag de dag mogen hopen. 31 humanitaire rampen staan dit jaar op de VN-lijst, waartussen een die 46 procent financiering haalde (Burkina Faso), maar ook een die tot nu toe nul procent scoorde: Ethiopië.

Door de grootste stroom vluchtelingen in de moderne geschiedenis waar de wereld nu mee te maken heeft – zestig miljoen mensen zijn door oorlog en geweld van huis en haard verdreven – zou de VN-vluchtelingenorganisatie unhcr de meest relevante hulporganisatie van allemaal moeten zijn. Maar het hoofd van de unhcr zei na de laatste teleurstellende inzamelingsronde: ‘We zijn blut.’ Voor 2016 dekten donoren de financiële behoefte van de unhcr voor slechts zestien procent.

Zijn de Verenigde Naties afhankelijk van bedrijven en een handvol grote regeringsdonoren, waarvan de VS, de EU en Groot-Brittannië de grootste zijn, van duizenden ngo’s zijn vele op hun beurt van de VN afhankelijk voor hún inkomsten. De VN sluizen het geld van donoren door naar hulporganisaties – die het geld weer doorsluizen naar andere hulporganisaties, die uiteindelijk de hulpprojecten daadwerkelijk uitvoeren. Zo wordt een heel ecosysteem meegesleurd in de financiële malaise van de VN.

‘Het hulpsysteem wordt gedomineerd door de belangen en het geld van een handvol donorlanden, maar (…) is niet gecommitteerd om samen op te treden’, sprak secretaris-generaal Ban Ki-moon van de VN bij de opening van de Summit op 23 mei. Dat lijkt tegenstrijdig: je zou denken dat een hulpsysteem dat onder de plak van een handvol donoren zit zich wel zou willen bevrijden. Maar hoe minder geld beschikbaar is, hoe meer de humanitaire-hulpsector in een competitief schulpje kruipt, bang om in deze tijden van magerte ook de laatste donaties kwijt te raken.

Door de VN steeds meer uit te knijpen, maken donoren de organisatie steeds minder relevant. Bijzonder geïnteresseerd in de door Ban Ki-moon georganiseerde top waren de donoren dan ook niet. Afvaardigingen uit meer dan 150 landen gaven in Istanbul acte de présence, maar slechts zestig daarvan, vooral arme landjes, stuurden hun staatshoofd. Geen Barack Obama. Geen Vladimir Poetin. Angela Merkel kwam wel, maar mega-donor Groot-Brittannië vaardigde slechts een nederige staatssecretaris af. Er liepen wat premiers en ministers van Ontwikkelingssamenwerking rond, maar verder waren het vooral gedelegeerden die niet in de positie zijn om meer geld te beloven of veranderingen door te voeren.

De bijeenkomst duurde twee dagen. In de notulen van dag één stond de boodschap van Mark Rutte samengevat: ‘Mister Rutte, pointing out that humanitarian aid could not succeed unless root causes of crises were examined, said that there was work to be done.’ De platitude van onze premier paste prima bij die van de meeste andere sprekers. In ‘special events’ ging het over het ‘omarmen van de noodzaak voor een beter hulpsysteem’. In rondetafelgesprekken klonken oproepen tot ‘taking action for humanity’ en het ‘in overweging nemen van concrete stappen in processen die moeten leiden tot aanzetten in verbeteringen’. In 137 ‘side events’ ging het over ‘localizing aid’, ‘putting people at the centre’ en ‘investing in humanity’.

Gelukkig werden met name in de ‘high level round tables’ de sprekers er snel doorheen gejast. Er waren er veel te veel die een eitje wilden leggen. Drie minuten spreektijd werd ingekort naar twee minuten en uiteindelijk was er überhaupt geen tijd meer en werden sprekers verzocht om hun bijdrage maar naar de site te mailen.

Zelfs Summit-organisator Ban Ki-moon gaf toe dat veel voorstellen die ter tafel kwamen ‘niet geheel nieuw’ waren en eerder iets weg hadden van een ‘testament’ van het droeve feit dat ‘de sector uit eerder gemaakte fouten geen lering heeft getrokken’.

Dag twee van de top begon met het nieuws op de Turkse tv dat de ontruiming van Idomeni bij de Grieks-Macedonische grens was begonnen. Vluchtelingen die maanden bij de slagbomen hadden gekampeerd in de hoop op een dag toch naar West-Europa te mogen doorreizen, werden verdreven naar verlaten opslagplaatsen en fabrieken in de omgeving, met te weinig toiletten en douches, op sommige plaatsen überhaupt geen stromend water, te weinig eten en geen of gebrekkige medische hulp. Human Rights Watch veroordeelde deze ‘Europese versie van vluchtelingenkampen’ als ‘ongeschikt zelfs voor dieren’, maar op de humanitaire top in Istanbul geen woord erover. De Europese vluchtelingencrisis kwam hooguit voorbij in algemeen georiënteerde side events die bijvoorbeeld ‘multilateral perspectives on the refugee issue’ heetten.

Ethische vraagstukken over het gebrek aan opvang voor vluchtelingen in Europa bleven onbesproken en een spontane hartenkreet van het hoofd van de International Organization of Migration (iom), dat de internationale gemeenschap een ‘ten hemel schreiend gebrek aan betrokkenheid’ toonde, werd door de andere vergaderaars niet onderschreven. Ook de afwezigheid van Artsen zonder Grenzen, dat zich voor de top had afgemeld uit protest tegen de ‘onmenselijke behandeling’ van vluchtelingen en migranten in Europa, werd genegeerd. Ach, Artsen zonder Grenzen stampt altíjd boos de kamer uit, reageerden collega’s in Istanbul. ‘Het verbaast me nog altijd dat ze niet boos wegliepen toen ze de Nobelprijs voor de vrede wonnen, omdat Alfred Nobel ideologisch niet deugde’, schreef een humanitaire blogger.

De artsen veroordeelden de top als een ‘vijgenblad’ dat de systematische schendingen van mensenrechten en de rechten van vluchtelingen door regeringen moest bedekken. De humanitaire sector verzaakt volgens de artsen zijn roeping om het enorme leed te adresseren niet alleen van vluchtelingen in Europa, maar ook het leed dat voortvloeit uit de bombardementen op ziekenhuizen in Syrië en Jemen en uit het tegenhouden van vluchtelingen bij de grenzen van Jordanië en Turkije.

Volgens critici ontbreekt het de top van de VN aan betrokkenheid. Ban Ki-moon weigert al jaren verantwoordelijkheid te nemen voor de cholera-epidemie in Haïti die werd veroorzaakt door rioollozingen uit een kamp voor Nepalese blauwhelmen. De epidemie kostte bijna negenduizend levens. Hij houdt ook al jaren zijn mond over moorden en verkrachtingen door blauwhelmen in de Centraal-Afrikaanse Republiek. En hij gumde, dagen na de top in Istanbul, Saoedi-Arabië van de jaarlijkse VN-lijst van landen die oorlogsmisdaden tegen kinderen plegen – ondanks de bewijzen die VN-onderzoekers boven tafel hadden gekregen dat bij bombardementen van de door Saoedi-Arabië geleide militaire coalitie in Jemen ten minste 1953 kinderen omkwamen of gewond raakten. Na het dreigement van Saoedi-Arabië om financiële bijdragen aan humanitaire doelen van de VN in te trekken, verwijderde Ban Ki-moon Saoedi-Arabië van de lijst.

De financiële krapte op de humanitaire markt liet zich ook voelen op de Exhibition Fair, de humanitaire vakbeurs die gehouden werd in de kelder van het Istanbul Congress Center. Summit-sponsor Turkcel tapte er gratis espressootjes, maar slechts weinig top-deelnemers daalden af om kennis te nemen van de producten en diensten van dozijnen bedrijven en organisaties die het werk van humanitairen zinvoller, efficiënter en lichter beloven te maken. De kraam van Maggie Shelters (‘lijkt op een tent, maar biedt de voordelen van een echt gebouw!’) werd bemand door snelle jongens in strakke pakken, maar schijn bedroog. Hun crowdfundingcampagne bracht slechts zeven procent op van de gehoopte 41.000 dollar voor het uitproberen van een prototype in een echt vluchtelingenkamp.

Het ging over het ‘in overweging nemen van concrete stappen in processen die moeten leiden tot aanzetten in verbeteringen’

Beter bezocht was het kraampje waar een nieuwe generatie lijkenzakken werd gepresenteerd (‘Better Bags voor verbeterde lichaamsconservering’ in rampgebieden, waar het vaak heter is dan bij ons) en dat van de search rescue-teams van de staat Israël, want daar schonken ze bier. De stand van Atea was het drukst bezocht van allemaal. ‘The Drones Are Coming!’ stond op een bord bij de ingang. Drones zijn onder meer handig bij het in beeld brengen van vluchtelingenstromen, maar op deze beurs liet de standhouder een dronetje door de tentoonstellingshal zoemen en loopings maken boven de hoofden van opgewonden ngo-bazen.

De Turkse kustwacht presenteerde zich ook op de humanitaire vakbeurs. Als dienstverlener. De twee stoere, charmante zeebonken die de kraam bemanden, droegen ogenblikkelijk een schaal Turks fruit en een glaasje zoete thee voor me aan. Aan de muren grote foto’s van heldendaden: kustwachtmannen sneden een zeeschildpad los uit een visnet, droegen gestrande dolfijntjes terug naar zee en spoedden zich op volle kracht naar rubberboten vol angstig kijkende vluchtelingen die op weg van Turkije naar Griekenland gered moesten worden. Ik vroeg ze hoe de samenwerking beviel met het Nederlandse fregat dat patrouilleert in de Egeïsche Zee, ook om vluchtelingen op te sporen. Nou, samenwerking wilde de kraamcommandant het niet noemen. ‘Zij bellen ons als ze vluchtelingen op zee zien en dan komen wij om ze te redden’, zei hij.

Ik vroeg hem ook over de verhalen die vluchtelingen vertellen over de Turkse kustwacht die de rubberbootjes lek prikt met de vluchtelingen er nog in. In maart vertoonde het Britse Channel 4 nog beelden van een kustwachtbemanning die met stokken probeerde de buitenboordmotor van een vluchtelingenbootje stuk te slaan. Een vrouw kreeg daarbij een klap op haar hoofd. Toen het niet lukte om de motor onklaar te maken gaf de kustwachtboot flink gas, zo te zien om door golfslag de vluchtelingenboot te laten omkieperen.

Allemaal onzin, volgens de kraamcommandant. De kustwacht moet zinkende rubberbootjes dicht naderen om mensen eruit te kunnen trekken. Dat is inderdaad gevaarlijk, ‘maar we móeten wel, om ze te redden. Het zijn mensen, net als wij.’ Ik mocht niet weg voordat ik nog meer zoetigheid in mijn mond had gestoken.

Ter afsluiting van de humanitaire top verklaarde de EU dat nu de mouwen moeten worden opgestroopt en beloften omgezet in actie. ‘De Europese Unie zal haar rol als grootste humanitaire donor ten volle vervullen in hulphervormingen om mensen in nood beter van dienst te kunnen zijn en roept alle wereldleiders op om hetzelfde te doen.’ Dagen later presenteerde de EU splinternieuw EU-hulpbeleid, waarin Europa een ware ‘war against migration’ ontketent. Migratie staat vanaf nu in het centrum van het Europese buitenlandse beleid en alle middelen die de unie ter beschikking staan, financieel, diplomatiek en politiek, worden ingezet bij de strijd tegen migranten. De focus komt te liggen op landen waar migranten en vluchtelingen vandaan komen of doorheen stromen. ‘Partnerlanden’ worden die voortaan genoemd. In ruil voor hulp moeten de partnerlanden aan ‘migration management’ doen: zorgen dat vluchtelingen en migranten dáár blijven en door EU-lidstaten uitgezette vluchtelingen en migranten terugnemen.

De unie hanteert in het nieuwe beleid een klassieke afpersingsmethode: landen die meedoen aan de Europese ‘Migration Agenda’ krijgen ontwikkelingshulp en betere toegang tot handel en expertise; landen die niet meedoen worden gestraft met korting op hulp, nieuwe handelsbelemmeringen of beperking van bijvoorbeeld visumvrij reizen of mogelijkheden voor studentenuitwisseling. Het is de EU/Turkije-deal, maar dan op het Afrikaanse continent. Waarbij net als bij de deal met Turkije mensenrechten als het zo uitkomt moeten wijken.

De Europese hulp aan partnerlanden komt in de vorm van op maat gemaakte pakketten, aangepast aan de behoefte van de partners afzonderlijk. Eritrea, Soedan en Libië zijn sinds kort al partnerlanden en landen als Zuid-Soedan, Nigeria, Egypte, Kenia, Somalië, Mali en Ethiopië worden het. (In eerdere overeenkomsten werden al afspraken over het terugnemen van migranten gemaakt met Hongkong, Macao, Sri Lanka, Albanië, Rusland, Oekraïne, Macedonië, Bosnië Herzegovina, Montenegro, Servië, Moldavië, Pakistan, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Turkije en Kaapverdië.)

De EU opende de onderhandelingen met Eritrea met een klinkende klap in het gezicht van de VN-hoge commissaris voor de mensenrechten. Die presenteerde ongeveer diezelfde dag een rapport over slavernij, verdwijningen, martelingen, verkrachtingen en moord door het Eritrese militaire regime en dat al 25 jaar lang. De militaire machthebbers zijn volgens de VN ook nauw betrokken bij de criminele bendes die Eritreeërs op hun reis naar Europa tegenkomen. Welke route een vluchteling uit Eritrea ook neemt, hij ontkomt niet aan gevangenschap, marteling of afpersing; in Eritrea bij pogingen om de grens over te komen, en anders in de tussenlanden Soedan en Libië.

Het regime in Soedan krijgt om te beginnen rond de honderd miljoen euro om migranten en vluchtelingen tegen te houden. Dat president Bashir al sinds de jaren negentig zijn eigen volk bombardeert, berooft en laat verkrachten, met honderdduizenden ontheemden tot gevolg, is voor de EU van ondergeschikt belang. Ook de deal met Soedan is een klap in het gezicht van lokale en internationale mensenrechtengroepen die proberen de situatie voor Soedanezen te verbeteren, maar ook van de International Criminal Court (icc) dat president Bashir op zijn wanted list heeft staan om berecht te worden voor genocide en andere oorlogsmisdaden.

Dat twee van Afrika’s meest bloeddorstige regimes zich voortaan kunnen presenteren als bondgenoten in het Europese migratiebeleid is niet per se noodzakelijk om te voorkomen dat Europa wordt overspoeld door Eritrese vluchtelingen: in 2015 vroegen 47.025 Eritreeërs in Europa asiel aan. Op één avondje Toppers in de Amsterdam Arena komt 68.000 man publiek af.

Acht miljard euro is de EU van plan de komende vijf jaar aan de Migration Agenda te besteden. Van ngo’s die hopen op een deel van dit aanzienlijke bedrag wordt uiteraard verwacht dat ze meewerken aan het Europese antimigratiebeleid. Veel contracten circuleren er nog niet op de hulpmarkt, maar ngo’s zullen trainingen kunnen verzorgen op het gebied van ‘capacity building’ voor politiemachten en geheime diensten en het uit de grond stampen van ‘humanitarian reception facilities’, waaronder ook te verstaan migrantendetentiecentra. Ook kunnen zij lokale journalisten trainen, want, zegt de EU in een toelichting op de programma’s, de ‘mythevorming rondom migratie moet teniet worden gedaan’ en de voordelen van het thuisblijven moeten worden uitgedragen. Ook zullen lokale regeringsdienaren moeten worden opgeleid in het gebruik van geschonken computersystemen, in opsporing en vervolging van vluchtelingen, migranten en smokkelaars en in beleidsontwikkeling op het gebied van Migration Management.

Intussen, omdat de Agenda voor een groot deel betaald gaat worden van bestaande hulpbudgetten en niet van ‘nieuw geld’, wordt de hulpbehoevende bevolking in de partnerlanden niet verder geholpen.

De EU geeft toe dat er problemen kunnen optreden in het nieuwe hulpbeleid. ‘Corruptie die illegale migratie en mensensmokkel faciliteert, is wijdverspreid in bijna alle ontvangende landen’, schrijft de organisatie zelf. De EU erkent ook dat de hulp ‘misbruikt kan worden voor repressieve doeleinden’, maar is tegelijkertijd bezorgder over de kritiek die kan komen van ‘ngo’s en maatschappelijke groeperingen op de samenwerking met repressieve regeringen, in het bijzonder in Eritrea en Soedan’.

Waar de EU het zelf niet over heeft, maar mensenrechtenorganisaties wél, is dat hoe harder de EU een bepaald partnerland nodig heeft, hoe chantabeler de unie zich maakt. Turkije maakte van vluchtelingen al snel een wapen in Europa’s war against migrants. Als Europa niet over de brug komt met het beloofde geld en visumvrij reizen voor Turkse burgers dreigt Erdogan ‘to unleash refugees’, de vluchtelingen ‘los te laten’, alsof het orks zijn die Europa komen bestormen.

Het is zeer de vraag of de politieke wil om met Europa mee te werken in andere partnerlanden wél oprecht zal zijn. Partner Kenia dreigt nu het vluchtelingenkamp Dadaab in het noorden te sluiten. Een half miljoen mensen bivakkeren er. Engeland kan er best vijftigduizend van Kenia overnemen, de VS honderdduizend en een paar andere landen ieder vijfduizend, vindt Kenia. ‘Kenia houdt er 250.000. Dat is óns deel’, zei de Keniaanse minister van Buitenlandse Zaken. Het wachten is op een prijsvoorstel van Kenia om de vluchtelingen allemáál te houden.

Ook partnerland Libië ruikt zijn kansen. De EU traint de Libische kustwacht al. Vluchtelingen die aan die kustwacht wisten te ontsnappen en Italië bereikten, vertelden verhalen over beschietingen en aframmelingen op zee. Mensen die uit zee gevist worden verdwijnen in detentiecentra, waar ze met stokken en geweren geslagen worden, soms tot hun botten breken. De EU verlengt de samenwerking met de kustwacht voorlopig voor een jaar. Libië maakte onlangs bekend geen teruggezonden migranten meer te zullen accepteren, maar daar valt ongetwijfeld over te onderhandelen.

In dat kwakje-ei-tomaat-met-croissantje zie ik gedemonstreerd dat de menselijke factor uit het EU-asielbeleid verdwenen is

Het partnerschap met landen als Libië, Eritrea en Soedan dreigt de nekslag te worden voor het laatste beetje morele gezag dat de EU in de wereld nog heeft, zeggen mensenrechtengroepen. Ze kunnen nog slechts hoop putten uit de aantekening van de EU dat, om van het nieuwe migratiebeleid een succes te maken, grote ‘gecoördineerde betrokkenheid’ van de lidstaten nodig zal zijn. Dat is het allerlaatste waar de EU-lidstaten in uitblinken, al helemaal als het gaat om migratie.

Nederland doet wel al enthousiast mee. Met alvast een bijdrage van vijftien miljoen euro was Nederland een van de gulste gevers tot nu toe en ideologisch zit het helemaal snor tussen Nederlands grootste regeringspartij en de EU. Dictators aan de randen van Europa moeten we niet meer met opgeheven vinger tegemoet treden, zei vvd-fractievoorzitter Halbe Zijlstra in een interview met de Volkskrant. ‘We moeten ophouden met het opgeheven vingertje iemand aan te spreken. (…) In plaats van dat je zegt: u handelt niet volgens onze standaard, dus we vinden u slecht, moet je toch veel meer de coöperatie zoeken met het regime, omdat het in ons veiligheidsbelang is.’ Hij noemt dat een ‘realistisch buitenlandbeleid’.

Asiel is een fundamenteel recht en asiel verlenen een internationale verplichting, voor het eerst erkend in 1951 in de Conventie van Genève over de bescherming van vluchtelingen. EU-lidstaten hebben zich gecommitteerd om tot een gezamenlijk beleid te komen om die vluchtelingenrechten op Europees grondgebied te garanderen. In dit Common European Asylum System (ceas) worden asielzoekers in de EU ‘op waardige wijze verwelkomd’ en eerlijk behandeld en worden hun asielclaims onderzocht volgens uniforme standaarden, zodat de uitkomst overal in de EU hetzelfde zal zijn. De EU werkt aan het ceas sinds 1999 en het is er nog steeds niet. In de jaren die verstreken investeerde Europa liever in hekwerken langs buiten- en binnengrenzen, striktere grenscontroles en detentiecentra.

Ook toen in de loop van 2015 de vluchtelingenaantallen opliepen staken Europese autoriteiten geen geld of energie in de ‘waardige opvang’ die in het ceas wordt beloofd. Heel lang waren ook de VN en gelieerde hulporganisaties niet in beweging te krijgen: deels omdat de regeringen van de Europese landen waar de vluchtelingen doorheen trokken die hulp formeel eigenlijk zelf moesten leveren, deels omdat de organisaties nooit eerder in Europese landen gewerkt hadden en er dus ook geen kantoren hadden, en deels omdat ze nu eenmaal gewend zijn aan hulpverlening aan mensen die stilzitten in kampen, niet aan mensen die onderweg zijn.

De vluchtelingen waren daarom zo goed als geheel overgeleverd aan vrijwilligers, burgers die uit eigen zak of via crowdfunding op Facebook acute noden probeerden te verlichten. Muggenolie voor kinderen in tenten op Lesbos, sokken en slaapzakken voor vluchtelingen die strandden bij prikkeldraadversperringen in Servië en brood met pindakaas voor vluchtelingen die overleefden in parken in Athene; het werd door particulieren allemaal bij elkaar gesprokkeld en persoonlijk bij de vluchtelingen afgeleverd.

De bevolking van Lesbos verwelkomde in 2015 meer dan een half miljoen vluchtelingen. Aphrodite, eigenares van het nagenoeg lege hotel Aphrodite bij Molyvos in Noord-Lesbos, vraagt of ik een koekje bij de koffie lust. In het zwembad onder de veranda, tussen palmbomen en rozenstruiken, drijft één gast. Toeristen komen door de tv-beelden van de zwemvesten op de stranden nauwelijks meer naar het eiland. Op het privé-strandje van het hotel kwamen in 2015 meer dan vijfduizend bootvluchtelingen aan land, zowat tussen de gedekte tafeltjes in Aphrodite’s taverna aan de waterlijn. In april loodste ze de eerste boot door de branding, met een Syrische familie van elf volwassenen en vier kinderen aan boord. Dus wat doe je dan als gastvrouw? Je helpt opa met rolstoel en al naar de wal, reikt de mensen handdoeken aan, haalt droge kleertjes voor natte kinderen uit de kasten van je eigen kinderen, geeft ze een boterham en een fles water en belt de dorpspolitie om te vragen hoe het verder moet. Maar de politie kon niet komen, die had de handen al vol aan tweehonderd vluchtelingen die op hetzelfde moment verderop waren geland.

In de dagen en weken die volgden bleven de boten komen. Eén boot per week werden er drie per week, toen elke dag een boot, en ten slotte wel acht boten per dag met veertig of vijftig mensen aan boord. Het werd routine, vertelt Aphrodite. ‘Ook voor mijn hotelgasten. Die hielpen spontaan de mensen aan land te krijgen, te kalmeren, water en wat te eten te geven en reden ze met hun huurautootjes naar het dorp.’ Daarvandaan zetten de vluchtelingen hun reis naar West-Europa voort.

Pas na zes of zeven maanden van zelfdoen kwam een handjevol professionele hulporganisaties de bewoners en andere vrijwilligers te hulp. ‘Ik weet nu dat kindertjes letterlijk blauw van de kou kunnen zien’, zegt Aphrodite.

Door de deal met Turkije zijn er 52.578 vluchtelingen gestrand in Griekenland. Die moeten asiel aanvragen in Griekenland, of terug naar Turkije. Het zijn er niet veel, maar Griekenland zegt de capaciteit niet te hebben om 52.578 vluchtelingen fatsoenlijk en veilig op te vangen. Ook de EU weigert nog steeds verantwoordelijkheid te nemen, krijgt haar asielbeleid niet geharmoniseerd en adresseert zelfs de basisbehoeften van de vluchtelingen niet. En de VN doen het ook nog steeds niet. De VN-vluchtelingenorganisatie unhcr kwam uiteindelijk wel opdraven en zette – te weinig – tenten neer, maar levert aan deze vluchtelingen verder slechts ‘technische ondersteuning’ en advisering bij hun asielaanvragen. En Unicef bijvoorbeeld laat het in Griekenland en Italië bij het ‘monitoren’ van ‘reception standards’. Verder zijn er een paar onderbemande en ondergefinancierde ngo’s die zich met de vluchtelingen bemoeien. Het trouwst aan de vluchtelingen zijn nog steeds dezelfde goedhartige vrijwilligers van vorig jaar, toen de crisis begon.

In het detentiekamp Moria op Lesbos geeft een jonge Nederlandse vrouw elke dag een uurtje Engelse les aan wat vluchtelingen. Eerst onderwees ze haar studenten door het hek en het prikkeldraad heen. Nu mag haar klasje naar buiten. In een vorig leven was de jonge vrouw fotografe. Ze kwam in februari voor een week naar Lesbos om vrijwilligerswerk te doen en is niet meer weggegaan.

De kleine groep vrijwilligers waar ze zich bij aansloot verzorgt dagelijks ontbijt voor achthonderd vluchtelingen in het verderop gelegen kamp Kara Tepe. Vanochtend staat er iets wat ‘omelet’ heet op het menu: een kwakje ei-tomaat in een kartonnen bekertje met twee stukjes brood erin. Een Zweedse vrijwilligersorganisatie doet ook ontbijt voor dezelfde groep vluchtelingen: elke dag een in plastic verpakt chemisch chocoladecroissantje.

Kunnen ze lekker dopen in dat kwakje in dat bekertje, denk ik bij mezelf. Mijn boosheid deze ochtend geldt niet de vrijwilligers, maar komt eruit voort dat ik in dat kwakje-met-croissantje gedemonstreerd zie dat de menselijke factor uit het EU-asielbeleid verdwenen is. Professionele voedselhulp-ngo’s zijn er niet in de Griekse kampen. De vrijwilligers doen wat ze kunnen en collecteren zich thuis suf om nóg een week voor hun vluchtelingen te kunnen zorgen, en nóg een week. Gelukkig staan er frituurkotten bij de ingangen van Kara Tepe en Moria, waar je patat, ijsjes en Fanta kunt kopen. Maar dat is alleen weggelegd voor vluchtelingen met geld.

Uit afkeuring van de behandeling van vluchtelingen in Europa heeft Artsen zonder Grenzen besloten om niet langer fondsen van de EU-lidstaten of EU-instellingen aan te nemen. (AzG heeft deze beslissing genomen als ‘protest tegen het schandalige beleid dat vluchtelingen moet afschrikken en de steeds verder gaande pogingen om mensen in acute nood buiten de EU te houden’.) Voor de projecten van de artsen in Griekenland maakt dat niet uit; die werden toch al betaald uit privé-giften. Maar uit projecten in Afrika en Zuid-Azië valt nog wel morele winst te halen: in 2015 doneerde de EU 15,8 miljoen euro aan AzG.

Tussen Lesbos en de Turkse badplaats Ayvalik vaart een pont. Die doet er iets meer dan een uur over en de tocht kost vijftien euro. Een Grieks voetbalteam, FC Panthrakikos, gaat aan boord. Ze spelen morgen aan de overkant een vriendschappelijke wedstrijd. De andere passagiers zijn Turkse gezinnen die een midweekje Lesbos hebben gedaan, een arrangement dat je voor weinig geld overal in Turkije kunt boeken. Jonge vaders in shorts fotograferen hun echtgenotes en baby’s, eerst op het achterdek met de verdwijnende Griekse kustlijn op de achtergrond, dan op de voorplecht tegen de dagende kust van Turkije.

Ik trakteer mezelf op een kopje Turkse koffie en bestel er een kaastosti bij. Met mijn knuisten vol geniet ik van een stel dolfijnen dat verderop capriolen uithaalt. Vluchtelingen zouden natuurlijk ook duizend keer liever in hun korte broek hun kinderen fotograferen en tosti’s eten tijdens de oversteek. Maar die zijn in Europa van de verkeerde mensensoort.

Ik denk aan de doden waar we overheen varen. In 2014 werden 3400 verdrinkingen geregistreerd. Het volgende jaar 3771. In 2016 al 2856. De rest van mijn tosti hoef ik niet meer.


Beeld: (1) Vluchtelingen vanaf de Turkse kust bij Skala komen aan op Lesbos, november 2015 (Sergey Ponomarev / The New York Times / HH); (2) Amman, 4 mei. Syrische vluchtelingen op weg naar een kamp in Jordanië (Mohammad Abu Ghosh / Xinhua / Eyevine / HH); (3) Meer dan duizend vluchtelingen uit Sub-Sahara-Afrika komen aan in Salerno, Italië, 26 mei (Michele Amoruso / Zuma Press / HH)