In Bad News vliegt de twintiger Patrick Melrose, telg van een steenrijk aristocratisch geslacht, naar New York om daar de as van zijn vader te collecteren. Patrick, die we in deel één van de cyclus leerden kennen als vijfjarige die afwisselend wordt verwaarloosd, gepaaid, mishandeld en verkracht door zijn vader is nu getransformeerd tot een half functionerende coke- en heroïnejunk die zo’n vijfduizend pond per week besteedt aan het onderhouden van zijn verslaving. Zijn driedaagse reisje naar New York mondt uit in een spuit- en slikfestijn dat zijn weerga niet kent.

Dat is geen festijn van het heroïsche soort. Patrick kan aan niets anders denken dan zijn volgende rush, en de weg ernaartoe is geplaveid met vieze naalden, onvindbare aders, onbereikbare dealers, minderwaardige heroïne en verkeerde doseringen. Hij trilt en zweet en hallucineert wat af, en ondertussen krijgt hij het min of meer voor elkaar zijn opwachting te maken bij een aantal oude familievrienden. Die te beschaafd zijn om iets op te merken over zijn toestand, en vrolijk doorbabbelen over Patricks betreurde vader – zo’n bijzondere man, zo compromisloos.

Dan het achthonderd+ pagina’s tellende epos van Yanagihara, bewierookt in de Nederlandse en buitenlandse pers en geshortlist voor de Booker Prize van afgelopen jaar. A Little Life gaat over vier vrienden in New York, maar vooral over één van hen, Jude St. Francis, briljant en enigmatisch. Alle miserie die je kunt verzinnen is hem overkomen: hij is te vondeling gelegd, mishandeld, misbruikt en geëxploiteerd als kindprostitué – en dat is nog maar een deel van het verhaal.

Dit alles houdt hij decennialang geheim voor zijn omgeving, maar het geheim eet hem op, en ondanks zijn aanzienlijke succes als strafrechtadvocaat loopt hij rond met een groot minderwaardigheidscomplex. Dat uit zich in zelfdestructief gedrag: hij snijdt zijn armen kapot met scheermessen, gaat een relatie aan met iemand die hem in elkaar mept, onderneemt een zelfmoordpoging of twee.

We verwachten een verklaring, en incest is de verklaring der verklaringen

Yanagihara kreeg me aan het huilen, St. Aubyn niet. Wat zegt dit? Vooral dat A Little Life een tearjerker is die je laat empathiseren en zachtjes wenen om al die mooie, betreurde, geknakte levens. Tijdens het lezen moest ik geregeld denken aan een essay van Katie Roiphe over incest in literatuur. ‘We have come to expect psychological lightning from the books we read on beaches and buses and trains’, schrijft ze: ‘We want motives, symptoms, childhood trauma’s.’

We verwachten een verklaring, en incest is de verklaring der verklaringen. Precies zo opereert A Little Life: het kindermisbruik van Jude is de alfa en omega, de slang die in zijn eigen staart bijt, het giftige geheim aan de basis van alle narigheid die volgt.

Aan de andere zijde van dit spectrum bevindt zich de liefde, en daarmee is in dit boek hetzelfde aan de hand. Waarom zorgt Jude’s beste vriend Willem zo uitzonderlijk goed voor hem? We krijgen een flashback naar Willems jeugd, waarin hij zorgt voor zijn met hersenverlamming behepte broer, zijn ouders kunnen het niet, die zijn volledig verkild na het eerdere verlies van een stuk of vier kinderen. En waarom ontfermt Jude’s docent Harold zich over hem, zozeer dat hij hem als volwassene zelfs adopteert? We krijgen een flashback naar Harolds eerste huwelijk, waaruit ongepland een zoon wordt geboren, die als kleuter sterft aan een zeldzame hersenaandoening. Als de beweegredenen van de personages die dit boek bevolken ondoorgrondelijk zijn, dan alleen tijdelijk: uiteindelijk voorziet Yanagihara iedereen van een bevredigend trauma. The New Yorker noemde de roman subversief, omdat alle ellende uiteindelijk niet tot verlossing leidt. Mij lijkt het dat een boek pas subversieve potentie krijgt wanneer ook de basis van die ellende niet eenduidig is.

Geef mij dus maar St. Aubyns Patrick Melrose, die niet contempleert maar doolt, die de ironie verkiest boven tranen van zelfmedelijden, die een klootzak is, een narcist en een seksist. Die zijn wenkbrauw hevig moet optrekken om zijn lodderige linkeroog open te houden, en zichzelf zo een permanente uitdrukking van verontwaardiging bezorgt. Die alleen maar ‘Jesus Christ’ denkt als iemand zijn vader een ‘great English gentleman’ noemt, en verder niets. Die zoekt naar verlossing, naar dat ene ‘heartbreaking moment, as compressed as the autobiography of a drowning man’, maar weet dat het al weer voorbij is, buiten zijn bereik, en het is volstrekt onduidelijk hoe hij hier terechtkwam, op de vloer van een badkamer, de as van zijn vader onder zijn arm geklemd, zijn linkeroog wild knipperend tegen het licht.