ONSCHULDIGE GELIEFDEN koesteren de hoop dat hun liefde eeuwig zal voortduren. Anderen hopen dat hun liefde een natuurlijk einde zal kennen, waarbij de gevoelens bij beide geliefden pijnloos en geleidelijk vervagen. Op hetzelfde uur en perfect op elkaar afgestemd. Je hoeft de ander dan niet te verlaten, want de verbintenis heft zich automatisch op. Geweldloos en met wederzijdse instemming. De euforie dooft en de waanzin wordt ten slotte aan banden gelegd. Als dit scenario zich regelmatig zou voordoen, zouden geliefden elkaar met het grootste gemak opvolgen. Relaties werden hanteerbaar en niemand hoefde te vrezen voor andermans gebrek aan trouw.
Maar zoals de dood zonder mankeren op het leven loert, wordt de liefde niet aflatend bedreigd door het gevaar van de breuk. Aan elke verhouding ligt die angst ten grondslag. Je kunt nooit met zekerheid vaststellen of je inzet ten volle wordt beantwoord, en bijna alle liefdesverhoudingen lijken vroeg of laat te falen. Een van beide partners ontbindt het pact en geeft te kennen de ander te willen verlaten. Op zichzelf een legitiem besluit; hoe verraderlijk de boodschap ook in de oren van de achterblijvende partij mag klinken, het is inherent aan de liefde dat ze even onbegrijpelijk toeslaat als geruisloos weer verdwijnt. Met verbijstering bekijkt de voormalige geliefde zijn partner en constateert voor het eerst dat hij niets bijzonders aanschouwt. Objectief lijkt hij zich een oordeel te vormen dat niet langer wordt verzacht of beinvloed door het patina van de verliefdheid. Het betreft hier een wetmatigheid die zowel redelijk klinkt - niemand kan permanent aanspraak maken op de rooskleurige blik van iemand anders - als buitengewoon wreed, want de partner is gewend te vertrouwen op de loyale aanwezigheid van de minnaar.
EEN VAN DE INDRINGENDSTE documenten die ooit over verlating zijn geschreven, is Niets te verliezen en toch bang, de gebundelde columns van Renate Rubinstein, waarin ze de moeilijke periode tijdens haar echtscheiding beschreef. Na tien jaar huwelijk gaf Rubinsteins echtgenoot te kennen dat hij haar verliet voor een andere vrouw. Gevangen in woede en teleurstelling bleek het Rubinstein in die periode onmogelijk om aan iets anders te denken of over iets anders te schrijven dan over haar scheiding.
Het is de angst voor het verlies die de liefde zo ongenaakbaar doet schijnen. Als je verliefd bent, hoop je op een langdurige verhouding. Je vertrouwt erop dat de ander je niet zomaar aan de kant zal zetten. Behoedzaam begin je te geloven in een waarachtige oplossing voor het menselijke dilemma: je wordt alleen geboren en je sterft alleen, maar in de tussentijd hoop je iemand te herkennen als je geboren wederhelft.
Rubinstein vertrouwde erop dat ze was getrouwd met een man die haar persoonlijkheid perfect aanvulde. Echtscheidingen overkwamen alleen anderen, onverantwoordelijke types die werden genoodzaakt te betalen voor hun irreele verwachtingen. De schrijfster had een ideaal huwelijk en het enige waarmee zij geen rekening hield, waren de onvoorziene behoeften van haar echtgenoot. Rubinstein beschreef haar echtscheiding als een aanslag op haar zo verankerde bestaan. Het huwelijk voorzag haar immers van de bestaanszekerheid waaruit zij kon opereren. Zoals iedereen die door zijn geliefde is verlaten, voelde zij zich bedreigd in haar identiteit.
Rubinstein beweerde dat de gevoelens van extreem verlies en wanhopige depressie alleen worden geactiveerd na een verbroken huwelijk of vergelijkbare relatie. Ik ben niet geneigd dat met haar eens te zijn. Een echtscheiding brengt ingrijpende consequenties met zich mee, maar rechtvaardigt tegelijkertijd een officiele periode van rouw, die de omgeving doet meehuiveren en op voorhand mobiliseert. In verhoudingen wordt de vrijblijvendheid vanzelfsprekend geacht en men veronderstelt dat de achtergebleven geliefde eenvoudig weer op zoek gaat naar iemand anders.
Volgens de psychoanalyticus Horst Petri wordt de paniek, teweeggebracht door een emotionele scheiding, veroorzaakt door het verlies van een illusie. Het is de hoop op een gezonde en vooral blijvende relatie die in een klap de bodem wordt ingeslagen. Bovendien wordt de verlaten partij geconfronteerd met een gevoel van verraad, wat letterlijk betekent dat een geheim aan derden wordt overgebriefd. ‘Het verraden geheim is dat de verlatene een mislukking was’, schrijft Petri in zijn onlangs verschenen studie Verlaten en verlaten worden. ‘Een slecht mens, iemand die in geestelijk, psychisch of lichamelijk opzicht tekortschoot, met wie je niet verder leven kon. Nu weet iedereen het. En de vernedering, schuld en schaamte daarvan moet hij alleen dragen. Zo'n openlijke veroordeling staat gelijk aan een doodvonnis. Met dit schandaal, deze blamage, met dit stigma is iemand voor de rest van zijn leven getekend, een melaatse, een uitgestotene, die zijn leven verknoeid heeft en er het beste zelf maar een eind aan kan maken.’ De door Petri beschreven emotie lijkt nauwelijks afhankelijk te zijn van de duur of de aard van de liefdesrelatie, want het is de schaamte die de achtergebleven partij per definitie een gevoel van verraad bezorgt. Je zou zelfs kunnen stellen dat de blamage des te pijnlijker wordt evaren door de kortstondige geliefde, die immers reeds is verstoten in de beginfase van de verbintenis.
Horst Petri onderscheidt drie noodzakelijke fasen in het rouwproces na een ongewenste breuk. Het is de aanvankelijke ontkenning van het verlies dat de getroffen partner op een psychisch gezonde manier doet overleven. Zo wordt de omgeving niet zelden in vertrouwen meegedeeld dat een en ander natuurlijk weer goedkomt en dat de breuk slechts een tijdelijke onderbreking van de relatie betreft. Vooral vrouwen verrichten acrobatische inspanningen bij de instandhouding van deze illusie - een begrip dat Petri samenvat als ‘een hardnekkig verzet tegen informatie over de realiteit’. Zij brengen hun kennissen in verwarring met verhalen over verborgen liefdesboodschappen van de ex-partner en zijn diepgaande verlangen om weer terug te keren.
‘Het gedrag van een man, beschreven door een vrouw die van hem houdt en in paniek is geraakt, lijkt altijd buitensporig’, noteerde Simone de Beauvoir reeds vijfenveertig jaar geleden in De tweede sexe. ‘Hij lijdt aan neuroses, is sadistisch, masochistisch of heeft last van verdringingen; hij is een duivel, labiel of laf of dat zelfs allemaal tegelijk. Hij tart iedere subtiele psychologische verklaring. (…) In hardnekkige gevallen brengt dit zelfbedrog haar in het krankzinnigengesticht. Een van de constante trekken in de erotomanie is dat het gedrag van de geliefde raadselachtig en paradoxaal lijkt; langs deze omweg lukt het de waanzin van de zieke altijd de weerstand van de werkelijkheid te doorbreken. Een normale vrouw laat zich tenslotte door de waarheid overtuigen, en komt tot de erkenning dat zij niet meer bemind wordt. Maar zolang zij die mening nog niet is toegedaan, speelt ze altijd een beetje vals.’
In De mandarijnen werkte Simone de Beauvoir deze observatie fictief uit in het personage van Paule, het prototype van de verlaten vrouw, die op een ziekelijke manier elke actie van haar ex-minnaar uitlegt als een poging tot verzoening. Hysterisch en later officieel krankzinnig verklaard leeft Paule uitsluitend nog in haar eigen wanen, geobsedeerd door vergane liefde en haar eigen herinneringen.
Iedereen die wordt verlaten, begint te lijden aan de een of andere vorm van erotomanie: het dwangmatig gefixeerd zijn op seksualiteit of erotische bevrediging. Het is de verslaving aan de geliefde die zijn intrede doet, en het ontkennen van de realiteit betekent slechts de drang tot overleven.
Opvallend is dat zowel Petri als de analytisch doorwrochte Simone de Beauvoir het verdringingsmechanisme van de verlaten geliefde benadrukken, maar nauwelijks zijn geinteresseerd in de ambivalente gedragingen van de vertrekkende partij. Zelf ben ik juist geneigd dat belangrijk te vinden, want het psychische herstel van de verlatene wordt in hoge mate hierdoor belemmerd, zo niet geblokkeerd.
Minnaars die hun partner in de steek laten, gedragen zich vrijwel altijd onbegrijpelijk. Ze twijfelen aan hun beslissing, ze lijden onverwacht onder de consequenties van de door hen geinitieerde breuk en ze plegen hun ex-partner nogal eens aan het lijntje te houden. Voor de verlaten partij is het soms onbegonnen werk om met zekerheid vast te stellen of de breuk nu het gevolg is van een overhaaste actie of een werkelijk weloverwogen besluit.
OP MIJN ZESENTWINTIGSTE werd ik verlaten door een minnaar op wie ik erg was gesteld. Hij beweerde dat hij van me hield, daar ging het niet om, maar er waren omstandigheden die hem noodzaakten tot de keuze voor zijn vroegere vriendin.
Om de een of andere reden liet mijn ex-geliefde niet na mij ervan te overtuigen dat ik ‘eigenlijk’ de enige vrouw was met wie hij meende een bestaan te kunnen opbouwen. Hij begon mij op te bellen, zonder zich bekend te maken. ‘s Nachts rinkelde de telefoon, maar zodra ik de hoorn van de haak nam, werd er aan de andere kant opgehangen. Als ik hem weleens confronteerde met zijn gedrag, gaf hij als verklaring dat hij mij nu eenmaal miste.
Langzamerhand raakte ik ervan overtuigd dat hij zijn besluit ernstig betreurde. Juist omdat ik niet over de mogelijkheid beschikte om een zekere rouwperiode in te lassen, werd het lastig om de draad van mijn vroegere leven weer op te pikken. Hoe vaker hij belde, hoe meer ik dacht dat hij van plan was terug te komen. Het gevolg was dat ik te lang bleef hangen in wat Petri de 'protestfase’ noemt. Ik kwam er niet toe de ‘wanhoop en scheidingspijn’ en ten slotte de ‘depressie’, de laatste fase, te laten passeren, waardoor genezing mogelijk zou worden. Het was de tijd, en niet de besluitvaardigheid van mijn minnaar, die uiteindelijk de verlossing bracht, waarna ik inderdaad mijn illusies opgaf en de telefoon rustig liet doorrinkelen. Het was in de jaren zeventig dat verlating in de liefde niet langer als een psychologisch probleem maar eerder als een politiek en sociaal dilemma werd beschouwd. Feministische schrijfsters zagen verlating als een typisch mannelijke vorm van desertie, want mannen waren nu eenmaal niet gebouwd op blijvende verbintenissen.
Zo zag ik kort geleden nog in de Oprah Winfrey- show een zaal tot de nok gevuld met vrouwen die voortdurend in de steek werden gelaten door hun geliefden. Wat deden ze verkeerd? Uitgenodigd was een psycholoog, die een even simpele als meedogenloze verklaring gaf voor het bekende verschijnsel dat sommige vrouwen telkens opnieuw verlaten worden. De meeste mannen, zei hij, zijn geneigd tot erotische rusteloosheid, hetgeen het gevolg is van een hoog testosterongehalte. In de eerste maanden van een verhouding zijn ze verliefd, ze willen niets anders dan hun minnares veroveren, maar na een poosje begint hun aandacht te verslappen, ze twijfelen plotseling aan de uitzonderlijkheid van de relatie en beklagen zich over ‘claimende vrouwen’, die ‘mannen geen enkele vrijheid kunnen laten’. Op dat moment moet je ingrijpen, adviseerde de psycholoog, want door je onmiddellijk terug te trekken en de man kort en duidelijk te vertellen wat je precies wilt, breng je hem in de positie dat hij je gaat missen. Zet hem vriendelijk en beslist de deur uit, want de kans dat hij terugkomt, is aanzienlijk.
Het was een verstandig advies, en waarschijnlijk klopte het ook wel, maar de zaal veranderde in een oogopslag van een geinteresseerd publiek in een tribunaal vol woedende vrouwen. Ze beschuldigden de psycholoog ervan een seksistisch standpunt te verdedigen. Door het publiek uit te leggen dat mannen in bepaalde opzichten afwijkende reacties vertonen, had de psycholoog zichzelf als een notoire vrouwenhater ontmaskerd.
Door de verlating in de liefde als een politiek en sociaal probleem te beschouwen heeft de vrouwenbeweging echter een strategische vergissing gemaakt, zonder de consequenties daarvan te voorzien. Feministen meenden dat seksuele verhoudingen vrijwel uitsluitend werden gedomineerd door de bestaande machtsverhoudingen. Door openlijk het recht te eisen op emotionele en seksuele aandacht van individuele mannen, werd een troefkaart uit handen gegeven, die achteraf onmisbaar bleek. Als je een mannelijke partner in een vroeg stadium vertelt dat je van hem houdt, omdat je het recht op die uitspraak als een politieke verworvenheid beschouwt, is de kans groot dat je hem niet meer terugziet. Een heleboel mannen weten niet precies wat zij voelen. Vrouwen geloven dikwijls de ernst van een bepaalde verliefdheid beter in te kunnen schatten dan hun partner, waardoor zij de neiging vertonen mannen te dwingen hun gevoelens te onderkennen. Door in te grijpen in de zogenaamde machtsverhoudingen - in de praktijk een subtiel onderhandelingsgebied, dat verleiding heet - hebben een heleboel vrouwen de gedachte gecultiveerd dat mannen werkelijk een keuze hebben in de wijze waarop zij omgaan met hun emoties.
HET WAS NA DE TWEEDE feministische golf dat sommige vrouwen zich leken te ontwikkelen tot moderne Emma Bovary’s. Uitdagend en vol zelfvertrouwen traden ze hun toekomstige minnaars tegemoet, want zij beseften hun vroegere onderdrukking, waardoor zij aan de rand van een nieuw leven stonden. Emma Bovary ontleende haar onafhankelijkheid aan het feit dat zij was getrouwd met een man waar zij op neerkeek. Bevrijde vrouwen weigerden in de valkuil van hun moeders te belanden; voor hen geen eentonig leven, gedomineerd door vieze vaat en blerende baby’s, maar een gloedvol bestaan, waarin gelijkwaardige liefde hun erotische behoeften zou bevredigen. Naief en onervaren bekeek Emma Bovary elke man als een toekomstige minnaar. Nimmer zou hij haar een strobreed in de weg leggen, want teder en sterk wist hij haar te verleiden tot een Ander bestaan, overweldigend en onbekommerd, waarin zij zich als minnares ten volle kon ontplooien. Vele vrouwen ontleenden aan de ideologie van het feminisme de ietwat overmoedige gedachte dat alles anders zou worden. Eindelijk kwam de ware liefde binnen handbereik. Geliefden konden zich nu met elkaar identificeren; de tragedie van de verworpen vrouw behoorde tot het verleden.
Mij is evenwel altijd opgevallen dat vrouwen die stelselmatig werden getroffen door de vluchtneigingen van hun minnaars, er buitengewoon eenzijdige ideeen op nahouden. Ze zijn verliefd op de liefde, net zoals Emma Bovary, en beoordelen elke passerende man op zijn amoureuze kwaliteiten. Meestal valt het tegen. Mannen zijn bot, hardvochtig of maatschappelijk mislukt en voldoen zelden aan de hooggespannen verwachtingen. Zij vergeten op te bellen, stellen geen nieuwe afspraken voor of zijn seksueel ongeinteresseerd. Nog nooit heb ik een teleurgestelde vrouw horen opgeven over de fantastische mogelijkheden van haar minnaar. Deze vrouwen geven zich kennelijk pas over aan de liefde als eerst de ander zich daarin heeft verloren, alsof de belangstelling pas wordt gewekt nadat de man te kennen heeft gegeven erotisch contact op prijs te stellen.
IN ALTIJD EEN VROUW beschrijft Geerten Meijsing het conflict van een mannelijke auteur die in de steek wordt gelaten door de vrouw die hij als zijn grote liefde beschouwt. Eefje Wijnberg - al eerder door Meijsing in de pseudo- autobiografie Een meisjesleven beschreven - belichaamt de ultieme schoonheid en het vrouwelijke mysterie. De schrijver gelooft niet in een duurzame romantische passie, maar de scheiding leidt tot wel een existentiele crisis, waarin niets meer hetzelfde kan blijven.
Het irritante aan Altijd de vrouw is dat de protagonist vrouwen beschouwt als een uitzonderlijke diersoort, waaraan de man hooguit zijn intellectuele vermogens kan scherpen. De schrijver laat zich inspireren door zijn indrukwekkende scheidingsleed en beschouwt de liefde als een typisch soort filosofische uitdaging, die reeds door Plato werd bestudeerd. Het is een kunstzinnig gegeven, zowel in metafysisch als literair opzicht: de schrijver onderwerpt zijn erotomanie aan een nauwgezet onderzoek.
Ook Doeschka Meijsing beschrijft in De beproeving de psychische loutering van een man, die zojuist door zijn geliefde is verlaten. Alleen slaagt de schrijfster er overtuigender in het leed van een in de steek gelaten verliefde man aannemelijk te maken
Samen met zijn dochter verblijft de hoofdpersoon Jona op een Grieks eiland, waar hij zijn verloren liefde te boven wil komen. Zijn gevoelens worden grotendeels beheerst door agressie: de amechtige woede van een man, verlaten door de moeder van zijn kind. Het is de Tsjechische hoteleigenaar, Roman-Voldolze, die Jona leert de verraderlijkheid van de ongewenste scheiding te verwerken. Roman-Voldolze is een emigrant, en een moordenaar. Nadat hij ontdekte dat de vrouw van wie hij hield hem had verraden aan de geheime politie, nam hij zijn revolver en schoot haar dood. Roman- Voldolze is de filosofische leermeester van het verraad in de liefde en legt Jona uit, als hij hem een geladen pistool overhandigt, waarom de wraak een overbodig instrument is. ‘Leer van mij dat alleen degeen die het nooit gebruikt de vraag beantwoord heeft waarom er geen behoefte is aan een waarom’, zegt Roman-Voldolze, die zelf permanent wordt gekweld door overbodige vragen en onbegrepen herinneringen. Hield zijn vrouw van hem? En zo ja, waarom heeft zij hem dan verraden? Het zijn de gebruikelijke obsessies van de verlaten geliefde, zinloos en pijnlijk. En het is Jona die aan het eind van De beproeving leert dat ‘er geen behoefte is aan een waarom’. De liefde komt, en zij verdwijnt, even ongrijpbaar als ongevraagd.
IEDERE VERLATENE KENT de martelende behoefte aan wraak op zijn geliefde. Gewelddadige fantasieen komen regelmatig voor, en volgens Horst Petri schuilt er diepe bevrediging in het gebruik van fysiek geweld. Ondanks het feit dat Petri elke vorm van mishandeling veroordeelt, veronderstelt hij dat mannen, die immers onder de omstandigheden verkeren geweld te kunnen toepassen, in sommige gevallen daardoor gemakkelijker genoegdoening vinden en minder passief lijden onder de verlating. Het wapen van fysiek geweld en de daaruit voortvloeiende vernedering van het slachtoffer kan genezend werken. Want, hoe verwerpelijk ook, ‘deze vorm van conflicten uitvechten is waarschijnlijk te verklaren uit het feit dat hij tijdens de menselijke ontwikkelingsgschiedenis in vroege gedragsmodellen is vastgelegd’. Vaker dan mannen zien vrouwen dan ook hun gefrustreerde woede verzanden in machteloos nietsdoen, waardoor ze bij gebrek aan iets beters het ontbijtservies aan diggelen gooien.
Ongetwijfeld beschikt iedereen over het recht om zijn partner te verlaten, maar wat is de nette handelwijze als de breuk een aantoonbaar verwoestend effect heeft op de voormalige partner? In 1982 verscheen Overspel van Mensje van Keulen, een roman waarin de nachtmerrie van elke overspelige echtgenoot waarheid wordt. Laura, een beeldend kunstenares, is getrouwd met de psychiater David, die een even serieuze als banale liefdesverhouding onderhoudt met een voormalig patiente. David heeft genoeg van zijn vrouw en wil een einde maken aan het huwelijk. Laura doet haar best om het verlies te verwerken, maar ze blijkt nauwelijks toegerust om zich te verweren tegen de aanslag op haar vertrouwde bestaan. Als een opgejaagd dier verdedigt Laura haar territorium. David blijkt echter niet te vermurwen en slaat nauwelijks acht op de noodkreten van zijn vrouw. Hij is moe, de relatie begint hem in toenemende mate tegen te staan, en hij weigert zich nog langer te laten verleiden tot heilloze discussies. Het is de naderende breuk die het einde van Laura’s bestaan inluidt. Zij is niet in staat het verlies van David te verwerken, en aan het einde van Overspel pleegt Laura zelfmoord door zich in de donkere gracht te laten glijden, uitgeput en aan het eind van haar Latijn.
Heeft David zich in moreel opzicht moeten bekommeren om de psychische grenzen van zijn vrouw? Is hij schuldig aan Laura’s zelfmoord? Het zijn vragen waarop geen antwoord bestaat. Zolang de relatie duurt, is iemand te verplichten tot loyaliteit. Is de liefde voorbij, dan ben je vrij om te doen en laten wat je goeddunkt. Alleen in Davids ogen had het huwelijk afgedaan, wat hem in zijn eigen ogen van zijn loyaliteitsverplichting ontsloeg, terwijl Laura de liefde nog als springlevend ervaarde.
Achter elke zelfmoord zit een verborgen moord, heeft Freud ooit geschreven. Het is de passieve wraak van de verlatene die in een kringetje ronddraait en over te weinig agressie beschikt om de voormalige geliefde zelf te vermoorden, wat in zekere zin als een passend antwoord kan worden gevoeld.
Het is de verlatene die de breuk als een gewelddaad ervaart. Een laffe slag onder de gordel, toegebracht door de persoon op wie hij gewend was te steunen.
In het ideale geval zou iedereen de situatie vanuit beide standpunten moeten kennen. Als je een geliefde in de steek wil laten, zou er op zijn minst de mogelijkheid tot identificatie met de hevigheid van andermans reacties moeten ontstaan. Want de verlating opheffen, zoals een idealistisch schrijfster eens opperde, daar zie ik niets in. Als de relatie geen natuurlijk einde kent, is de verlating immers de enige waarachtige ontsnapping uit de teloorgegane liefde. De laatste mogelijkheid, waarmee de ontstemde partij zich kan bevrijden uit een pact, dat kennelijk als ongewenst wordt beschouwd.