
Precies een maand geleden, op 11 april, zou de Arabische lente eindelijk een positief sprookje opleveren. De golf van straatprotesten tegen de autoritaire regimes in de Arabische wereld, die begonnen in 2011, hadden een aantal dominostenen rechtop gezet: landen waarin nieuwe regimes kwamen en waarin wankele stappen richting democratie werden gezet. Een voor een vielen die dominostenen het afgelopen decennium om. In Egypte, Syrië, Libië en zelfs in Tunesië, waar het allemaal begon, keerden de repressie en politieke onvrijheid terug. Maar in misschien wel het onwaarschijnlijkste land, het Oost-Afrikaanse Soedan, stond de dominosteen nog overeind.
Het stond immers allemaal op papier. In een helder tijdpad dat door belangrijke landen en de belangrijkste machthebbers in Soedan was afgesproken, zouden de militairen vorige maand de macht in het land overdragen aan een civiele regering. Een paar weken voor die deadline zei de belangrijkste krijgsheer, Hemedti, nog sorry voor het feit dat hij in 2021 een soort staatsgreep had gepleegd om de democratische transitie te dwarsbomen. Zijn grote rivaal, legerleider Abdel al-Burhan, die bij die staatsgreep opportunistisch met Hemedti had samengewerkt, verzekerde de Amerikaanse ambassadeur vorige maand nog persoonlijk dat er geen geweld zou komen in Soedan. Een dag later bombardeerden zijn vliegtuigen doelen in de hoofdstad en begonnen duizenden mensen te vluchten.
De beginnende burgeroorlog in Soedan is een tragisch verhaal met duidelijke schuldigen en een vertrouwde uitkomst – Soedan heeft een geschiedenis van gewapende strijd om de macht – en met een moeizame zoektocht naar een beter alternatief in het huidige moment in de internationale politiek. Critici schrijven dat meer westerse aandacht en steun voor de democratische transitie in Soedan had kunnen leiden tot een betere uitkomst, maar met generaals als Burhan en Hemedti in de coulissen is dat maar zeer de vraag.
En het valt op dat, in strijd met de vuistregel bij binnenlandse conflicten in Afrika en Azië, er geen enkel land in de regio of verder weg is dat het geweld aanwakkert en er (heimelijk) blij mee is. Maar dat heeft niet geleid tot een effectief internationaal antwoord, of zelfs maar een poging daartoe. De crisis in Soedan bevestigt de machteloosheid van de Verenigde Naties en de verlamming van internationale samenwerking in een tijdperk van meerdere machtscentra. De manier waarop landen hun eigen diplomaten en burgers in gewapende konvooien uit Soedan probeerden te krijgen doet eerder denken aan de wereld van corona: ieder voor zich.
Het waren mooie en aangrijpende beelden die in 2019 vanuit Soedan hun weg naar de wereld vonden. Tienduizenden burgers waren over een maandenlange periode op de been: mannen maar ook opvallend veel vrouwen. Actievoerders zoals ‘Spider Man’, die voorop ging als de oproerpolitie ingreep, of ‘de vrouw in het wit’ Alaa Salah, een studente die protestliederen leidde, werden symbolen van wat een revolutie beloofde te worden. En inderdaad eindigde die met het opstappen en de arrestatie van ‘veldgeneraal’ Omar al-Bashir, die dertig jaar lang een autoritair en streng islamitisch bewind had gevoerd over Soedan.
Hoewel er een diepe wens naar meer vrijheid leefde in de straten van Khartoem en andere steden, had Soedan niet de beste voorgeschiedenis voor een democratische transitie. Het land werd tweehonderd jaar geleden bij elkaar veroverd door Ottomaans Egypte en kwam eind negentiende eeuw in handen van Groot-Brittannië. Beide hielden met harde hand greep op hun uitgestrekte en homogene kolonie. ‘In Soedan was de staat altijd in uniform en gewapend’, schreef een landenexpert op de website The Conversation.
Dat bleef zo toen Soedan in 1956 onafhankelijk werd. Al twee jaar later grepen militairen de macht en ook in 1969 en 1989 wierpen ze na een kort bestaan civiele regeringen omver. Een paar keer moesten militaire regeringen plaatsmaken na straatprotesten, maar dat gebeurde alleen nadat bepaalde onderdelen van het leger zich bij de opstand aansloten en zich vervolgens zelf meester maakten van het land. Dat was, ondanks alle energie en hoop vanuit de bevolking, ook zo in 2019. Hun revolutie slaagde pas na een monsterverbond tussen de generaals Hemedti en Burhan, die na vier maanden van straatprotesten en meedogenloos staatsgeweld (dat de generaals zelf op de demonstranten hadden losgelaten) dictator Bashir arresteerden en een nieuwe regering installeerden: een samenwerking tussen de militairen en een nieuwe burgerregering.
Deze generaals hebben, goed en kort, nooit afstand van de macht gedaan en hebben dat nooit willen doen. Vanuit hun oogpunt gezien was de revolutie van 2019 niet een pad naar een nieuw Soedan maar het behoud van het oude. Burhan leidt het regeringsleger en staat voor een soort voortzetting van het regime van Bashir. De ‘diepe staat’ wordt zijn machtsbasis ook wel genoemd, met economische belangen in olie, bouw en al het andere dat in Soedan geld oplevert.
Hemedti is van een heel ander slag, ‘tuig uit de provincie’, zoals veel inwoners van Khartoem hem en zijn leger zien. Hemedti leidde een beruchte strijdgroep, de Janjaweed, die bij een burgeroorlog in de provincie Darfur ernstige misdaden pleegde en van genocide wordt beschuldigd. Om die oorlog te winnen gaf dictator Bashir Hemedti een plek in de centrale staat. Hij formaliseerde de Janjaweed tot een deel van het leger (onder de naam ‘Rapid Support Forces’, rsf) en gaf hun bases in de hoofdstad. Hemedti kreeg een grote duim in goudmijnen en andere lucratieve operaties.
Het probleem en de tragiek van de afgelopen jaren in Soedan is dat de democratische transitie waar de generaals zich in naam aan hadden verbonden hen in praktijk op ramkoers plaatste. Burgerregeringen hebben de neiging om andere dingen te doen met geld en macht dan de zakken vullen van generaals en hun kliek. En ook al hielden Burhan en Hemedti greep op hun leger en hun geldbronnen, toch creëerden de formele stappen die zij moesten zetten richting machtsdeling en het collectief besteden van staatsinkomsten onderlinge spanning.
In 2021 spanden ze daarom samen om de burgerregering weg te schuiven, maar na bemiddeling van de VS, het Verenigd Koninkrijk, Egypte en Saoedi-Arabië lieten ze de burgers weer aan de tafel. Én verplichtten ze zich opnieuw aan de deadline van 11 april 2023 om onderling af te spreken hoe de rsf in het leger zou opgaan. ‘Volgens de logica van Soedans rivaliserende facties was deze deadline een formule voor een explosie’, schreef de Britse Soedan-expert Alex de Waal in Foreign Affairs. In de maanden voor de deadline voerden ze versterkingen aan; in de dagen erna begonnen ze hun onderlinge afrekening.
Vanuit Soedan gezien is deze binnenlandse oorlog daarom niet uitzonderlijk. Maar vanuit internationaal opzicht wel. Tijdens de Koude Oorlog werden binnenlandse oorlogen in Afrika en Azië vrijwel automatisch ‘proxy-oorlogen’, waarbij de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie (en hun bondgenoten) twee tegenovergestelde kampen steunden, die ‘rebellen’ of ‘regering’ werden genoemd en soms van plaats wisselden, afhankelijk van hun controle over de hoofdstad. Toen de Koude Oorlog was afgelopen, werden binnenlandse oorlogen niet schaarser maar namen ze juist in aantal toe, gedreven door oorlogsprofijt voor lokale milities en machtsoverwegingen (plus een deel van de buit) voor andere landen in de regio, die vaak meevochten. Soms hadden zulke oorlogen etnische spanningen als oorzaak, en anders werden ze er vaak door aangewakkerd. Via de Verenigde Naties en andere internationale organisaties en fora werden voor zulke oorlogen oplossingen gezocht.
De oorlog in Soedan is anders. Er is om te beginnen geen buitenlandse macht die het geweld aanwakkert. Hoewel Amerikaanse media direct het bekende refrein speelden van Rusland of China als aanjager of anders wel toekomstige profiteur van dit geweld, is de waarheid dat geen enkel land graag oorlog wil in Soedan. Weliswaar heeft Ruslands Wagner-groep banden met de rsf en heeft waarschijnlijk zowel Hemedti als Burhan goud via Rusland uit Soedan laten smokkelen in ruil voor wapens en andere steun. Maar ‘vrede’ tussen de twee was geen beletsel voor deze zwendel en oorlog bedreigt die alleen maar, en hoewel Wagner misschien graag zou verdienen aan wapenverkoop naar Afrika, heeft Rusland die ergens anders nodig. Ook de regionale machten, zoals Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, hebben geen behoefte aan meer geweld. ‘Voor een vluchtig moment’, schrijft Alex de Waal daarom, ‘is de internationale consensus dat dit conflict zou moeten eindigen.’
In ons vluchtige moment betekent internationale consensus alleen weinig meer. De Verenigde Naties zijn pijnlijk vleugellam geraakt, stilgelegd door concurrentie tussen de VS en China, de uiteenlopende belangen van oude en nieuwe machten, en Ruslands lamleggen van de Veiligheidsraad. In 2015 waarschuwde Samantha Power, destijds de Amerikaanse VN-ambassadeur, dat Rusland met het ‘veelvuldige gebruik’ van zijn veto (omtrent de oorlog in Syrië of zijn eigen invasie van de Krim) de VN ‘irrelevant’ zou maken. Rusland had in de tien jaar daarvoor tienmaal zijn veto uitgesproken. In de afgelopen tien jaar staat de teller op 23. China voegde er daar nog negen aan toe.
Bij internationale crises is het daarom nu onduidelijk waar het antwoord vandaan zou moeten komen. De VN lijken op dit moment de moeite van het proberen niet waard: elke poging om de VN in te zetten zou stuklopen op onderling wantrouwen tussen de grote landen. Andere fora, zoals de G20 of de Afrikaanse Unie, zouden misschien op termijn een plek voor overleg zijn, maar kunnen niet snel schakelen in zo’n crisis. De vier landen die in 2019 en 2021 onderhandelden in Soedan bleken niet in staat om het geweld te voorkomen, en blijken te weinig onderling gewicht te hebben om in Soedan een staakt-het-vuren of een betekenisvol overleg af te dwingen.
Het geweld lijkt daarom vooral zichzelf voort te drijven: een grondstofrijk land met genoeg om voor te vechten, met een regio en internationale gemeenschap die staan toe te kijken. Als het geweld aanhoudt, zullen landen in de regio, vooral Egypte, geneigd zijn om een kant te kiezen om de uitkomst van hun voorkeur te krijgen. Bij geen van hen is dat een Soedanese democratie. De winnaar valt daarom niet te voorspellen, mogelijk nog jaren niet. De verliezer wel.