
‘Dit is gewoon een rotstreek van één man.’ Dat zei toenmalig minister van Sociale Zaken Aart Jan de Geus in september 2006, daags voor het vernietigende rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de Schipholbrand. De ministers Donner (Justitie) en Dekker (vrom) traden af en De Geus trok zijn opmerking weer in. Maar de toon was gezet.
Een allesverwoestende brand legt in de vroege ochtend van 27 oktober 2005 vleugel K van de vreemdelingengevangenis op Schiphol Oost in de as. Enkele uren nadien bergt de brandweer elf slachtoffers, gestikt in de rook. Onwetend van de toedracht zegt minister van Vreemdelingenzaken Rita Verdonk die ochtend al dat het personeel ‘adequaat’ gehandeld heeft. En als de politie diezelfde ochtend twee brandhaarden meent te vinden in cel 11 waar Ahmed Issa Al Jeballi was opgesloten, weet ook het Openbaar Ministerie hoe laat het is: twee brandhaarden duiden op opzettelijke brandstichting. De rechtsgang tegen de Libiër – die in zijn cel mocht roken en beschikte over een aansteker – loopt echter uit op een fiasco. In maart 2013 wordt hij volledig vrijgesproken.
Al Jeballi vond na zijn uitzetting als ongewenst vreemdeling een baan als administrateur aan de Universiteit van Tripoli. Hij wil de Nederlandse pers niet te woord staan, maar volgens advocaat Eduard Damman vergaat het zijn cliënt niet erg goed: ‘Hij is zijn eerdere blijheid vanwege de vrijspraak helemaal kwijt. Hij is depressief en heeft last van nachtmerries. Die gaan steeds over brand en vuur.’ Damman had graag gewild dat zijn cliënt dat volgende week op de zitting over schadevergoeding zelf zou vertellen. Maar omdat hij nog steeds als ongewenst vreemdeling te boek staat, moet hij onder bewaking van de marechaussee van en naar Schiphol gehaald en gebracht worden. Van dat aanbod zal hij geen gebruik maken. ‘Geen haar op z’n hoofd die daaraan denkt. Hij wil nooit meer in een Nederlandse cel.’
De aanvankelijke veroordeling wegens opzettelijke brandstichting zit Al Jeballi nog altijd danig dwars. Want wat er in die nacht in zijn cel ook is gebeurd, één ding weet hij zeker: een half opgerookt shaggie, waarvan hij dacht dat het uit was, heeft hij liggend vanaf zijn bed weggeschoten in de richting van de prullenbak. Maar hij heeft op geen enkele manier met opzet brand willen veroorzaken. In een uitzending van Nieuwsuur in oktober 2010 zei hij aan de telefoon vanuit Libië: ‘Ik weet dat er ooit gerechtigheid zal zijn en ik zal worden vrijgesproken.’
Dit bleken profetische woorden. Het Amsterdamse gerechtshof had hem in 2009 nog achttien maanden cel opgelegd wegens opzettelijke brandstichting. Na jarenlang procederen kwam op 1 maart 2013 het voor Al Jeballi verlossende woord van president Aler van het Haagse gerechtshof: ‘In de visie van het hof is de kans dat een weggeschoten shaggie onder de gegeven omstandigheden tot brand kan leiden bepaald gering te achten.’ Weliswaar was het handelen van de Libiër ‘onvoorzichtig’ maar dat leidde niet tot een strafrechtelijk verwijt. Ergo: vrijspraak. En, om het nog ingewikkelder te maken: of de brand met zekerheid door het weggegooide shaggie was ontstaan, daarover liet het hof zich niet uit. Voor een leek wellicht wat wonderlijk, maar de strafvervolging van de verdachte was niet gericht op het vinden van de oorzaak van de brand, maar op het vaststellen van de eventuele schuld van de verdachte. Daarom was het hof ‘er slechts veronderstellenderwijs’ van uitgegaan dat de brand door het shaggie was ontstaan. Nu het hof concludeerde dat de kans op een brand op die manier ‘bepaald gering’ was, restte niets dan vrijspraak. Met deze uitspraak omzeilde het hof twee lastige klippen: een nader, ongetwijfeld slepend onderzoek naar wat wel de oorzaak van de brand kon zijn geweest was van tafel, en de uitspraak maakte een einde aan een rechtsgang die al veel te lang had geduurd.
De vrijspraak van Al Jeballi was een slag in het gezicht van het OM, dat hem zevenenhalf jaar lang als veroorzaker van de Schipholbrand zag. Vanaf de eerste dag was hij de hoofdverdachte en de verhoren waren gericht op een bekentenis. En die kwam er heel gemakkelijk: Al Jeballi verklaarde steeds dat hij liggend in bed een shaggie rookte, na zijn laatste trekje even had gewacht, niet zeker wist of het shaggie uit was, en het toen in de richting van de prullenbak had gegooid, maar niet wist waar het terechtgekomen was. Maar tot een bekentenis van opzet kwam het in de langdurige verhoren nooit. Een onbedoeld ongeluk, dat was het maximale dat de politie uit hem wist te krijgen. Het lukte de verhoorders niet om hem te laten zeggen dat hij met zijn aansteker moedwillig zijn lakens in de fik had gestoken.
Het Openbaar Ministerie had op dat moment, een paar maanden na de brand, nog andere ijzers in het vuur. Zo werd een technische oorzaak door de recherche uitgesloten en waren er in de cel meerdere brandhaarden gevonden. Dat moest, samen met de verklaring van Al Jeballi, genoeg zijn om hem veroordeeld te krijgen.
In mei 2007 schoot het Nederlands Forensisch Instituut (nfi) echter opeens een gat in de bewijslast. Brandexpert van het nfi Jos Lelieveld stelde in een brief aan de rechtbank dat er slordig onderzoek was gedaan door de technische recherche, en dat de twee brandhaarden best één oorzaak konden hebben. Daarmee verviel de opzet. De officieren van justitie Onderwater en Veneberg konden privé dan wel blijven geloven in opzet, ze konden het niet meer hard maken. Dat de Libiër toch veroordeeld werd wegens opzettelijke brandstichting was te danken aan de redenering dat ‘iedereen’ weet dat het weggooien van een sigaret een aanmerkelijke kans op brand met zich meebrengt. En wie een aanmerkelijke kans accepteert kan veroordeeld worden voor opzet, ook al is het gevolg onbedoeld.
Zowel de Rechtbank Haarlem als het gerechtshof in Amsterdam volgt deze redenering en beide veroordelen Al Jeballi wegens ‘voorwaardelijke opzet tot brandstichting’. De Hoge Raad stelt echter dat een ‘aanmerkelijke kans’ ook hard gemaakt moet worden. Iedereen weet dat het weggooien van een half opgerookte sigaret tot een brand kan leiden, maar geldt dit ook voor een met Rizla blauw gedraaid shaggie? Aan die vraag zijn het OM en de rechters voorbijgegaan. Als de Hoge Raad in 2010 de zaak verwijst naar het hof in Den Haag staat de brandbaarheid van een met Rizla blauw gedraaid shaggie voor het eerst centraal. En na onderzoek van opnieuw Jos Lelieveld van het nfi concludeert het hof dat de kans dat het shaggie de brand heeft veroorzaakt ‘bepaald gering’ is. Al Jeballi wordt vrijgesproken. Een scenario dat niemand had voorzien, maar achteraf vrij logisch is.
De Amsterdamse rechter-plaatsvervanger en hoofddocent strafrecht aan de Vrije Universiteit Klaas Rozemond volgde de zaak jarenlang op de voet. Volgens hem redeneerden de rechters in Haarlem en Amsterdam onjuist: ‘Ze geloofden het verhaal van de verdachte dat er geen opzet in het spel was, maar tegelijkertijd werd hij voor opzet veroordeeld. Dat betekent dat je de aanmerkelijke kans op brand willens en wetens moet hebben geaccepteerd. Maar dat bleek nergens uit het dossier of uit de verklaring van de verdachte.’ Volgens Rozemond – zelf jarenlang roker van shag met Rizla blauw – hadden de rechters en het OM zich moeten verdiepen in de brandbaarheid van het rijstvloeitje: ‘Dat hadden ze meteen op de eerste zitting kunnen uitproberen: steek een sigaret in de brand en een shaggie met Rizla blauw en kijk wat er gebeurt.’ In dat geval was er van een aanmerkelijke kans al meteen niet veel overgebleven, denkt Rozemond. Dat het Haagse hof Al Jeballi vrijsprak is volgens hem ‘een gevolg van logisch redeneren’.
Na de vrijspraak vroeg Al Jeballi’s raadsman Eduard Damman om een fatsoenlijke schadevergoeding voor de achttien maanden dat zijn cliënt heeft vastgezeten. Gewoonlijk een formaliteit die snel wordt afgehandeld, nu vond Damman echter een halsstarrig Openbaar Ministerie op zijn weg. Belangrijkste argument: volgens het OM heeft het hof vastgesteld dat de Libiër ‘onvoorzichtig’ gehandeld heeft. Maar is dat wel zo? Weliswaar gebruikt het hof het woord ‘onvoorzichtig’ maar het zegt meteen ook: ‘Het hof gaat er daarbij veronderstellenderwijs van uit dat verdachte heeft gehandeld zoals hem ten laste is gelegd.’ Een taalspelletje van het OM. ‘Absurd’, zegt raadsman Damman. ‘Nogal halsstarrig’, reageert strafrechtgeleerde Klaas Rozemond. Volgens hem betekent een vrijspraak dat een verdachte achteraf gezien ten onrechte is vervolgd en daarmee recht op vrijspraak heeft. De vermaarde hoogleraar strafrecht Geert-Jan Knoops stelt: ‘Het hof stelt expliciet dat het handelen van de verdachte als onvoorzichtig aangemerkt dient te worden, vooropgesteld dat dat handelen inderdaad bewezen zou zijn. Aan die fase van het onderzoek is het hof niet toegekomen.’
Het gerechtshof Den Haag mag – na de vrijspraak van vorig jaar – het OM volgende week opnieuw tot de orde roepen. Ondertussen valt een andere conclusie te trekken: waar de rampzalige Schipholbrand van 2005 door ontstaan is, zullen we nooit meer achterhalen. Sinds de vrijspraak van 1 maart 2013 weten we dat de kans dat die brand door een weggegooid shaggie is ontstaan ‘uiterst gering’ is. Een technische oorzaak? Wie zal het zeggen. Ruim acht jaar, en vele onderzoeken, verder staat iedereen met lege handen. Geen reclame voor de waarheidsvinding die onze rechtsstaat pretendeert na te streven. En niet bevorderlijk voor de gemoedsrust van de overlevenden en die van de nabestaanden van de slachtoffers.
Voor het VPRO-radioprogramma Argos maakte de auteur een reportage over dit onderwerp. Deze is online te beluisteren.
Beeld: Evert Elzinga / ANP