Je had vroeger de fameuze fotograaf Erich Salomon, die in 1930 een ladder huurde, de pui van het Grand Hotel in Scheveningen beklom en zo de Tweede Haagse Conferentie in beeld wist te brengen.
Hij was een halve eeuw lang een witte raaf in zijn vak. Tot voor kort was de fotograaf, ook de politieke fotograaf, voornamelijk de chauffeur van de politieke verslaggever.
Getweeëlijk reden zij naar het voorjaars convent van de Antirevolutionaire Partij, want dat spaarde een treinkaartje uit. De politieke verslaggever kon trouwens geen auto besturen, en zo hij dit toevallig wel kon, was hem wegens herhaaldelijk rijden onder invloed allang het rijbewijs afgepakt.
Inmiddels heeft de politieke fotograaf een zekere status. Zijn donkere kamer hangt vol oorkondes en ridderorden. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal neemt het laudatio voor zijn rekening waarin ‘s mans scherpe politieke inzicht wordt geprezen. Niettemin, een politieke fotograaf hoeft evenmin verstand van politiek te hebben als een sportfotograaf van voetbal of hockey. Zij liggen met hun Leica op de loer, bezijden de kamerbankjes respectievelijk bezijden de doelpalen, en wachten op het gezegende moment.
Is dat het moment van de waarheid? Nee, iedere journalist, schrijvend of fotograferend, heeft zijn eigen waarheid. De schrijver van een politiek profiel herschikt de voorhanden zijnde feiten naar believen. De commentator laat de argumenten weg die niet in zijn kraam te pas komen. Zo ook de fotograaf. Twintig jaar geleden deed de Bondsrepublikeinse mastodont Franz-Josef Strauss een vergeefse gooi naar het kanselierschap. Alle journalisten, met schrijfgerei hetzij camera, waren tegen hem. Strauss klaagde over het feit dat hij stelselmatig zo ongunstig mogelijk in beeld werd gebracht, van onderen geschoten zodat hij er als een soort monstrueus uitgezakte pudding kwam uit te zien. De kandidaat-kanselier ergerde zich hier mateloos aan en ik denk achteraf gezien dat hij daarin geen ongelijk had.
Foto’s hebben allang geen pure, betrouwbare documentaire waarde meer. Met Photoshop valt elke foto naar believen om te bouwen. Niet alleen de foto. In de film Wag the Dog dreigt de Amerikaanse president in moeilijkheden te komen omdat hij (in verkiezingstijd) met zijn vingers aan de verkeerde dame heeft gezeten. Dus verzint zijn media-adviseur een afleidingsmanoeuvre: een lokale oorlog in het verre, exotische, oncontroleerbare Albanië. Daartoe dient de publieke opinie vakkundig te worden opgewarmd. Een druk op de computer en daar verschijnt een aanvallige Albanese, vluchtend te midden der puinhopen. Slechts de ingewijden weten dat zij geheel uit elektronische impulsen is opgebouwd. Oogt zij nog niet zielig genoeg? Een tweede druk op de computer en zij draagt opeens een vertederend katje in haar armen.
Een nette fotograaf of filmer doet dit niet. De tijden zijn voorbij dat Trotski uit het groepsportret werd weggeretoucheerd omdat hij bij Stalin in ongenade was gevallen. Niettemin kan elke foto liegen, met hoeveel waarheidlievende intenties hij ook in dag- of weekblad is afgedrukt. Kijk naar Wim Kok, duister ogend achter de regeringstafel gezeten, terwijl minister Jozias van Aartsen, naast hem aan de regeringstafel gezeten, zijn chef voor schut zet. Het beeld laat niets te raden over. Maar misschien dacht Kok op dat moment helemaal niet aan Jozias van Aartsen, maar aan de twijfelachtige gehaktbal die tijdens de lunch werd geserveerd. Geen mens (behalve Kok) kan het weten, geen fotograaf kan het bewijzen.
Neem die beroemde foto van Ruud Lubbers, even nadat hem het voorzitterschap van de Europese Unie door de neus is geboord. De leiders van Europa hebben een aansluitende vergadering. Je ziet Helmut Kohl in een carnavaleske pose, zij aan zij schaterend met de Belg Jean-Luc Dehaene, terwijl Lubbers met een verstarde grijnslach staat toe te kijken. De boodschap luidt: de druiven zijn zuur. Ongetwijfeld, ondertussen kan de foto best een toevalstreffer zijn, met evenveel politieke implicaties als de zaterdagse karikatuur van Opland in de Volkskrant.
Het was niettemin een moment van genade, een moment waar iedere politieke fotograaf van droomt. Dolf Toussaint, aan Vrij Nederland verbonden, was de beste politieke fotograaf van Nederland, die niettemin puur op emotie en intuïtie werkte. Hij glorieerde halverwege de al te gekke jaren zestig toen iedereen verstand van politiek begon te krijgen, zelfs de fotografen. Ook Toussaint was links, en de politieke groepering die hij in beeld moest brengen, de socialistische afsplitsing ds'70, was rechts, zodat hij in de wandelgangen van het ds'70-congres liep te kreunen dat hij deze abjecte lieden op ideologische gronden onmogelijk in beeld kon brengen. Hij moest, natuurlijk, hij was daar niet als privé-persoon, maar als werknemer, die de opdracht had te wachten op het moment dat de jonge Willem Drees het gezicht trok dat bij het te schrijven artikel kleurde. Het waren de jaren van de participerende journalistiek, een even twijfelachtig genre als de participerende fotojournalistiek. De brave Toussaint was op een gegeven moment zo politiek geëngageerd dat hij de VN-redactie zijn eisen begon te stellen: hij wenste hoogstpersoonlijk de foto-onderschriften bij zijn prenten te maken, onderschriften die zelden minder dan een halve pagina getier en geraaskal omvatten, zodat zelfs de radikalinski’s op de VN-burelen hun geduld verloren en Toussaint beleefd aan de dijk werd gezet.
Politieke foto’s liegen de waarheid. Er bestaat één politieke foto die zelfs de leugen liegt. Links, achter een presidentieel bureau, zit François Mitterrand. Aan de andere kant zit ik, het blocnote gedienstig in de aanslag. Maar dat ben ik helemaal niet, het is mijn Parijse, eeneiige tweelingbroer, die trouwens niet bestaat. Mooie foto, dat wel, een foto die al menigmaal verwarring heeft veroorzaakt, vooral bij vrienden en kennissen die weten dat ik op Frans grondgebied te schuchter ben om zelfs de hulpkelner van brasserie L'idiot du village aan te spreken.