Wereldnieuws kenden we al, van de dood van Diana tot het Wereldkampioenschap voetbal — en ook reële gewelddaden, van oorlog tot genocide. Maar een symbolische gebeurtenis van wereldformaat, één die wereldwijd wordt uitgezonden en tegelijk het failliet van de globalisering aantoont, nog niet. Tijdens de eindeloze stagnatie van de jaren negentig waren we getuige van een «staking der gebeurtenissen» (een uitdrukking van de Argentijnse schrijver Macedonio Fernández). Welnu, de staking is voorbij, de gebeurtenissen zijn weer aan het werk getogen. Bij de aanslagen op het New Yorkse World Trade Center hebben we zelfs te maken met een gebeurtenis in eigenlijke zin, de «moeder» van alle gebeurtenissen, de gebeurtenis in zijn zuiverste vorm die alle andere gebeurtenissen die nooit hebben plaatsgevonden in zich sluit.

Zij heeft de gang van de geschiedenis en de macht veranderd, maar ook de voorwaarden voor analyse. Daar moeten we de tijd voor nemen. Want zolang de gebeurtenissen stagneerden, moesten we op ze vooruitlopen. Nu ze opeens versnellen, moeten wij vertragen. Uiteraard zonder ons iets aan te trekken van het geraas van de vertogen en de stofwolken van de oorlog, en zonder af te doen aan de onvergetelijke schok van de beelden.

Alle vertogen en commentaren verraden hoezeer we ons afreageren op de gebeurtenis zelf en op zijn aantrekkingskracht. Tegenover de morele verontwaardiging en heilige eenheid tegen het terrorisme, staan de kreten van verrukking over de ondergang van deze wereld supermacht. Of eigenlijk over de wijze waarop zij zichzelf verwoest, de schoonheid waarmee zij zichzelf te gronde richt. Want zij is het die door haar onuitstaanbare almacht het wijdverbreide geweld in de wereld heeft aangewakkerd en daarmee ook onze (ongewilde) terroristische verbeelding.

Het westerse geweten verzet zich tegen de gedachte dat wij van deze gebeurtenis hebben gedroomd, dat de voltallige mensheid ervan heeft gedroomd om de eenvoudige reden dat niemand eraan ontkomt te dromen van de verwoesting van een zo overweldigende macht, en toch is het een feit, zoals blijkt uit de overtrokken bewoordingen waarmee we haar willen uitwissen. Natuurlijk, anderen hebben dit op hun geweten, maar wij hebben het gewild. Als we dat niet aanvaarden, verliest de gebeurtenis elke symbolische betekenis, wordt zij louter ongeluk, een daad van willekeur, een moorddadig schimmenspel van een paar fanatiekelingen die we alleen maar hoeven op te rollen. We weten best dat het anders ligt. Vandaar al die bezweringsrituelen om het kwaad uit te bannen: het is alomtegenwoordig, als heimelijke wens. Zonder die medeplichtigheid zou de gebeurtenis niet zo’n weerklank hebben gehad, en de terroristen hebben op die wetenschap ongetwijfeld hun symbolische strategie gebaseerd.

Het gaat hier om veel meer dan de haat van de verworpenen en verdrukten tegen de grootste wereldmacht. Het kwaadaardige verlangen sluimert ook in de harten van al diegenen die er de vruchten van plukken. De afkeer van elke onomstotelijke orde, alle onomstotelijke macht, is gelukkig universeel en de beide torens van het World Trade Center belichaamden in hun tweelingschap perfect die onomstotelijke orde. Geen sprake van doods- of vernietigingsdrift, of van perverse bijwerkingen. Het is alleen maar logisch en onvermijdelijk dat de aanwas van macht het verlangen aanwakkert om haar te vernietigen. En zij helpt zelf bij haar vernietiging. Toen de torens instortten, leek het of ze de zelfmoordinslag van de vliegtuigen beantwoordden met hun eigen zelfmoord. «God kan zichzelf niet de oorlog verklaren», dachten we ooit. Dat kan dus wel. Het Westen, in zijn rol van goddelijke almacht en moreel ijkpunt, krijgt zelfmoordneigingen en verklaart zichzelf de oorlog.

De talloze rampenfilms getuigen van dit fantasma, uiteraard in beeldvorm en voorzien van special effects. Maar hun universele aantrekkingskracht, net als die van de pornografie, bewijst dat de stap naar de daad steeds maar klein is — de zelfontkenning van een systeem is nu eenmaal sterker naarmate het de perfectie en almacht benadert.

Het is onaannemelijk dat de terroristen (of de deskundigen) de ineenstorting van de Twin Towers hadden voorzien, die grootste symbolische schok van allemaal. De symbolische ineenstorting van een heel systeem is te danken aan die onverwachte medeplichtigheid, alsof de torens door hun zelfgekozen dood de gebeurtenis vervolmaakten. Door zijn innerlijke zwakte draagt het hele systeem eigenlijk bij aan de oorspronkelijke daad. Hoe meer het wereldsysteem zich samenbalt om uiteindelijk één netwerk te worden, des te meer kwetsbare plekken krijgt het (één Filippijns hackertje ontlokte aan zijn laptop het I Love You-virus dat netwerken in de hele wereld platlegde). Nu zien we hoe negentien kamikazepiloten met behulp van het ultieme wapen van de dood, geholpen door technologische efficiëntie, een wereldwijd instortingsproces ontketenen.

Wanneer de wereldmacht zoveel ruimte voor zichzelf opeist en alle functies samenbalt in een technocratisch apparaat en eenheidsdenken, welke andere weg tot verandering staat er dan nog open dan de terroristische? Het systeem zelf heeft de objectieve voorwaarden geschapen voor die brutale vergeldingsmaatregel. Door alle kaarten naar zich toe te trekken, dwingt het de Ander nieuwe spelregels te maken, en die zijn beestachtig omdat de inzet beestachtig is.

Terreur tegen terreur — het heeft allemaal niets meer met ideologie te maken. We zijn de ideologie en de politiek immers al ver voorbij. Deze terreur put geen kracht uit een ideologie, een zaak, zelfs niet de islamitische. Ze is er niet eens op gericht de wereld te veranderen, ze wil (net als de ketterijen van weleer) de wereld tegen zichzelf opzetten door middel van een offer, terwijl het systeem haar juist met brute kracht bijeen wil houden.

Net als virussen schuilt het terrorisme overal. Het is wereldwijd verbreid, als de schaduw die elk systeem van overheersing begeleidt, steeds bereid zich als een dubbelagent te ontpoppen. Er zijn geen demarcatielijnen meer waarachter we het kunnen waarnemen, want die lopen dwars door het hart van datzelfde systeem. De zichtbare scheidslijn (en de haat) die de wereld van de uitgebuite en onderontwikkelde mensen afzondert van de westerse wereld, sluit naadloos aan op de innerlijke scheidslijn van het systeem. Het systeem is bestand tegen zichtbare aanvallen. Maar tegen die andere vorm van geweld, viraal van aard, die bijna automatische omkering van zijn eigen macht, kan het niets beginnen. En het terrorisme is de schokgolf van die ongeziene omkering.

Het gaat dus niet om een botsing van beschavingen of religies, het gaat om veel meer dan de islam of de Verenigde Staten waarop men het conflict momenteel tracht toe te spitsen om de illusie van een zichtbare confrontatie en zijn gewelddadige oplossing op te roepen. Het gaat maar liefst om een fundamentele tegenstelling, waarbij de vijandbeelden van Amerika (dat misschien epicentrum is, maar allerminst de hele globalisering belichaamt) en van de islam (die op zijn beurt allerminst het terrorisme belichaamt) niet kunnen verhullen dat de zegevierende globalisering met zichzelf in conflict is geraakt. In die zin is hier zeker sprake van een wereldoorlog. Niet de Derde, maar de Vierde; de enige echte wereldoorlog omdat de globalisering zelf de inzet is.

De Eerste en Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog hebben elk bijgedragen aan de groei van een eenvormige wereldorde. Nu blijkt die bijna voltooide wereldorde in strijd gewikkeld met tegenkrachten die overal in de wereld werkzaam zijn, in alle actuele conflicten. Alle cellen raken met elkaar in strijd, alles wat afwijkt ontpopt zich als antilichaam. De tweestrijd is zo ongrijpbaar dat we nu en dan de suggestie van een klassieke oorlog nodig hebben, spectaculair geënsceneerd zoals de Golfoorlog of vandaag Afghanistan. Maar de Vierde Wereldoorlog vindt elders plaats. Zij ondergraaft elke wereldorde, elke hegemonistische aanspraak — als de islam de wereld beheerste, zou het terrorisme zich tegen de islam richten. De wereld zelf komt in opstand tegen de globalisering.

Terreur is immoreel. De gebeurtenis van het World Trade Center, die symbolische uitdaging, is het antwoord op een eveneens immorele globalisering. Als we enigszins willen begrijpen hoe het zit, moeten we verder kijken dan Goed en Kwaad. Als we hier te maken hebben met een gebeurtenis die elke moraal of interpretatie tart, moeten we ons misschien eens in het Kwaad verdiepen. Dat is het cruciale punt: de totale afwijzing van de westerse filosofie, van de Verlichting, betreffende Goed en Kwaad. We zijn zo naïef te geloven dat de opmars van het Goede op elk terrein (natuurwetenschap, techniek, democratie, mensenrechten) gelijkstaat aan een terugtocht van het Kwaad. Niemand wil inzien dat Goed en Kwaad gelijke tred houden, in dezelfde richting.

De overwinning van het een betekent niet de verdwijning van het ander, integendeel. Vanuit metafysisch oogpunt beschouwen we het Kwaad als een bedrijfsongeval, maar de manicheïstische strijd tussen Goed en Kwaad is een bedrieglijk axioma. Het Goede verdrijft het Kwade niet en omgekeerd ook niet: ze zijn niet tot elkaar te herleiden en niet van elkaar te scheiden. Eigenlijk kan het Goede het Kwaad pas uitschakelen door op te houden het Goede te zijn, omdat het door zich meester te maken van de wereldmacht een steekvlam van aangepast tegengeweld veroorzaakt.

In het oude universum heerste evenwicht tussen Goed en Kwaad dankzij hun dialectische relatie die min of meer de spanning en het evenwicht in het morele universum in stand hield — een beetje zoals in de Koude Oorlog de confrontatie van twee supermachten het afschrikkingsevenwicht garandeerde. Dat evenwicht raakte verstoord op het moment dat er sprake was van ongeremde extrapolatie van het Goede (alleenheerschappij van het positieve over elke vorm van negativisme, uitsluiting van de dood, van elke vijandige machtsopbouw). Vanaf dat moment kreeg het Kwaad een onzichtbare autonomie en begon zich exponentieel voort te planten.

Met enige voorzichtigheid kunnen we dit effect toeschrijven aan de politieke veranderingen als gevolg van de verdwijning van het communisme en de wereldwijde triomf van het liberalisme: op dat moment duikt een spookachtige vijand op die verspreid blijkt over de hele aarde, overal loerend als een virus, in alle kieren van de macht. De islam. Maar de islam is slechts het kristallisatiepunt. De tegenstelling is overal, in ieder van ons. En tegenover die asymmetrische terreur staat de globale almacht machteloos. In gevecht met zichzelf kan zij niet anders dan zich vastbijten in de logica van de krachtsverhoudingen, zonder weerwerk te kunnen bieden op het niveau van de symbolische uitdaging en van de dood, waarvan zij geen besef meer heeft omdat ze die uit haar eigen cultuur heeft geschrapt.

Tot nu toe is haar integrerende vermogen erin geslaagd elke crisis, elke afwijzing te absorberen en verteren en een toestand van totale wanhoop te scheppen (niet alleen voor de verworpenen der aarde, maar ook de welgestelden en bevoorrechten in hun verstikkende comfort). Het wezen van de gebeurtenis is dat de terroristen zijn opgehouden zichzelf als kanonnenvoer te laten gebruiken en hun eigen dood hoogst offensief en efficiënt in de strijd werpen, vanuit de strategische intuïtie dat de tegenstander immens verwondbaar is, dat zijn systeem zowel quasi-perfect is als kwetsbaar voor het minste vonkje. Zij hebben hun eigen dood omgesmeed tot het ultieme wapen tegen een systeem dat berust op de uitsluiting van de dood, met als ideaal nul slachtoffers. Elk systeem dat mikt op nul slachtoffers is een systeem van niets. Geen overredings- of vernietigingstactiek is opgewassen tegen een vijand die van meet af aan zijn dood als aanvalswapen hanteert. «Wat kunnen ons die Amerikaanse bombardementen schelen! Onze mannen hebben evenveel zin om te sterven als de Amerikanen om te leven!» Vandaar de evenwichtsverstoring toen het nul-slachtoffersysteem in één klap zevenduizend doden te verwerken kreeg.

In deze hele kwestie draait alles om de dood. Dat is de geest van het terrorisme. Het systeem nooit aanvallen op het niveau van de krachtsverhoudingen. Dat behoort immers tot de (revolutionaire) verbeelding waaraan het systeem zelf de voorkeur geeft, het lokt onophoudelijk iedereen die het wil bevechten naar het slagveld van de realiteit dat het tot in de eeuwigheid beheerst. Maar de strijd verplaatsen naar de symbolische arena, waar de regel van de uitdaging, de omkering en de overmaat heerst, waar iemands dood alleen kan worden vergolden met een gelijkwaardige of hogere dood.

De terroristische veronderstelling zegt dat het systeem zichzelf om zeep brengt als reactie op de vermenigvuldiging van moord en zelfmoord. Want het systeem of de macht kan zelf de symbolische eis niet ontlopen — de mogelijkheid van hun ondergang berust op niet meer dan die ene valstrik. In dat ene mathematische punt verdicht zich het hele systeem van het reële en de macht verkrampt, klapt in elkaar en bezwijkt aan haar eigen veeleisendheid.

We moeten inzien dat een nieuw terrorisme is geboren, een nieuwe actievorm die het spel meespeelt en de regels overneemt om het des te beter te verstoren. Deze lui vechten niet zomaar met ongelijke wapens door te schermen met hun eigen dood, iets waartegen geen weerwoord («het zijn lafaards») bestaat, maar ze eigenen zich ook alle wapens van de heersende macht toe. Geld, beursspeculatie, informatica en luchtvaarttechniek, de regels van het spektakel, de nieuwsnetwerken: ze ontlenen het allemaal aan de moderniteit en de mondialiteit zonder te veranderen van koers, namelijk de vernietiging ervan.

Als toppunt van doortraptheid hebben ze zich achter de banaliteit van het Amerikaanse dagelijks leven verscholen en dubbelspel gespeeld. Ze sliepen in hun buitenwijken, lazen en studeerden in familieverband, om op een ochtend te ontwaken als menselijke tijdbommen. Hun foutloze beheersing van de clandestiniteit is bijna even terroristisch als hun spectaculaire daad van 11 september. Want voortaan rust de verdenking op elk individu: om het even wie is immers een potentiële terrorist. Als deze lui onopgemerkt konden blijven, dan is ieder van ons een onverhoedse misdadiger (en elk vliegtuig is verdacht) en in de grond van de zaak is dat misschien nog waar ook.

Als de terroristen zich ertoe beperkten het systeem met zijn eigen middelen te bestrijden, zouden ze onmiddellijk worden geëlimineerd. Alles wordt anders zodra ze alle beschikbare moderne middelen combineren met dat ultieme, symbolische wapen van hun dood. Het vergroot hun vernietigingspotentieel tot in het oneindige. Aan die som van factoren (die ons onverenigbaar toeschijnen) ontlenen ze een dergelijke superioriteit. De strategie van nul slachtoffers daarentegen, die van de oorlog in «eigenlijke», technologische zijn, valt in het niet bij die verschuiving van de «reële» naar de symbolische macht.

Het wonderbaarlijke succes van zo’n aanslag is problematisch, en om er iets van te begrijpen moeten we ons losmaken van de westerse zienswijze en nagaan wat er gebeurt in hun organisatie en in de hoofden van de terroristen. Om een soortgelijk effect te bereiken zouden wij het uiterste moeten vergen van ons vermogen tot calculatie en rationaliteit, iets waartoe we anderen nauwelijks in staat achten. Maar in hun geval is er geen sprake van een arbeidscontract, maar van een pakt en een zelfopofferingsplicht. Zo’n plicht is de beste garantie tegen overlopers en omkoping. Het is nog een wonder dat ze zich zo hebben kunnen aanpassen aan ons wereldnetwerk, aan het technische protocol, zonder iets van die verbondenheid op leven en dood te verliezen.

Wij hebben geen benul meer wat zo’n symbolische rekensom betekent, zoals bij poker of potlatsch: minimale inzet, maximale winst. Dat is precies wat de terroristen hebben bereikt, en mogelijk is het ook een goede illustratie van de chaostheorie. Het oude terrorisme (bijvoorbeeld dat van de Palestijnen die zichzelf als kanonnenvoer gebruiken) is een terrorisme van de armen, dit is een terrorisme van de rijken. En dat maakt ons zo bang: ze zijn namelijk rijk geworden (ze hebben er alle middelen voor) zonder op te houden ons te haten. Zeker, volgens ons waardensysteem zijn ze oplichters: je speelt geen spelletje met je leven. Maar het zal hun een rotzorg zijn, en over de nieuwe spelregels hebben wij niets meer in te brengen.

Er is van alles geprobeerd om hun daden in een kwaad daglicht te stellen. We doen hen af als «zelfmoordenaars» en als «martelaren». Om er meteen aan toe te voegen dat de martelaarsdood niets bewijst. Dat hij niets zegt over de waarheid, dat hij zelfs (in de woorden van Nietzsche) de grootste vijand van de waarheid is. Zeker, hun dood bewijst niets, maar er valt niets te bewijzen in een systeem waarin de waarheid zelf ongrijpbaar is — of denken we die soms in pacht te hebben? Bovendien slaat dat morele oordeel om in zijn tegendeel. Als de vrijwillige marteldood van de kamikazepiloten niets bewijst, dan bewijst de onvrijwillige dood van de slachtoffers ook niets.

Andere redenering uit kwade trouw: die terroristen geven hun leven voor een plaats in het paradijs. Hun daad is niet belangeloos, dus niet authentiek. Zij zou alleen belangeloos zijn als ze niet in God geloofden, als de dood geen hoop toeliet zoals bij ons (ook al verwachtten de christelijke martelaren precies dezelfde hoogste beloning). Dus ook in dit opzicht vechten ze niet met gelijke wapenen; ze maken aanspraak op een heil waarop wij niet meer hopen. Daarom rouwen wij om de dood, terwijl zij er de hoogste doelen mee nastreven.

Bij dat alles moeten we de volle betekenis van de beelden vasthouden, en van hun aantrekkingskracht, want tegen wil en dank vormen zij onze oerscène. En zo goed als de aanslagen de wereld hebben verdeeld, zo zal ook blijken dat ze de verhouding tussen beeld en werkelijkheid hebben omgegooid. Na een ononderbroken stroom van banale beelden en pseudo-gebeurtenissen heeft de terreurdaad in New York zowel het beeld als de gebeurtenis weer tot leven gewekt. Behalve alle andere wapens van het systeem hebben de terroristen de directheid van de beelden uitgebuit, hun ogenblikkelijke wereldwijde verspreiding, net zoals ze zich de beursspeculatie, de elektronische informatiekanalen of het luchtverkeer hebben eigengemaakt. De rol van het beeld is buitengewoon dubbelzinnig. Terwijl het de gebeurtenis belicht, neemt het die ook in gijzeling. Het zorgt voor eindeloze vermenigvuldiging en tevens voor afleiding en neutralisatie, iets wat altijd wordt vergeten wanneer het over de «rol van de media» gaat. Het beeld verteert de gebeurtenis door haar in verteerbare brokken door te geven. Het geeft de gebeurtenis een ongehoorde impact, maar als beeldgebeurtenis.

Wat blijft er over van de werkelijke gebeurtenis nu beeld, fictie en virtualiteit van alle kanten de werkelijkheid binnendringen? In dit geval dachten sommigen (wellicht met een zekere opluchting) dat ze getuigen waren van de wederopstanding van de werkelijkheid in ons zogenaamd virtuele universum. «Vergeet die virtuele kletsverhalen — dit is echt!» Op dezelfde wijze heeft men er een wederopstanding van de geschiedenis in willen zien. Maar overtreft de werkelijkheid echt de verbeelding? Dat lijkt misschien zo, omdat zij er haar kracht aan ontleent en zelf fictie is geworden. Je zou haast zeggen dat de werkelijkheid jaloers is op de verbeelding, de echtheid op het beeld. De twee strijden om de vraag welke het onvoorstelbaarst is.

De ineenstorting van de torens van het World Trade Center is onvoorstelbaar, maar dat is niet voldoende om haar tot werkelijke gebeurtenis te bestempelen. Een overmaat aan geweld opent nog niet de poort naar de werkelijkheid. Want de werkelijkheid is een principe en dat principe zijn we uit het oog verloren. Echtheid en fictie zijn onontwarbaar en de fascinatie van de aanslag gaat in de eerste plaats uit naar het beeld (met als gevolg dat zowel de enthousiaste als de verslagen reacties zelf grotendeels imaginair zijn). In dit geval wordt de echtheid aan het beeld toegevoegd als een bonus, een bijkomende angstprikkel. Zoiets als een overtreffende fictie. Ballard noemt (in navolging van Borgès) de heruitvinding van de werkelijkheid de hoogste en meest afschrikwekkende vorm van fictie.

Achteraf proberen we er uit alle macht een zin, desnoods een willekeurige interpretatie aan te geven. Maar die is er niet. Het spektakel van de terreur legt ons een terreur van het spektakel op. En tegen die immorele aantrekkingskracht (ook al roept zij een universele morele afwijzing op) is de politieke orde niet opgewassen. Elke moordpartij zou hun vergeven zijn als zij maar een zin had, als historisch geweld kon worden opgevat — dat vereist nu eenmaal het ethische axioma van de rechtvaardiging van geweld. Elke gewelddaad zou hun vergeven worden zolang zij maar niet door de media werd overgebracht («Het terrorisme zou nergens zijn zonder de media»). Maar dat is allemaal illusie. Er bestaat geen goede inzet van de media; de media maken deel uit van de gebeurtenis en leveren hun eigen aandeel.

De vergelding volgt dezelfde onvoorspelbare spiraal als de terreurdaad, niemand weet waar zij halt houdt en welke ontwikkelingen zij in gang zal zetten. Zij maakt op beeld noch op symbolisch niveau enig onderscheid tussen spektakel en symbool, tussen «misdaad» en straf. En het is die ontketende wederkerigheid die de overwinning van het terrorisme bezegelt. Een overwinning die zichtbaar wordt in de vertakking en het voortwoekeren van de gebeurtenis — niet alleen in de onmiddellijke economische, politieke en financiële recessie van het systeem, of in de psychologische en morele malaise die erop volgt, maar in de neergang van ons waardenstelsel, van alle vrijheidsideologieën, de vrijhandel, enzovoort, die de trots van het Westen uitmaakten en ons het recht gaven ons meester te maken van de rest van de wereld.

We zijn op het punt aanbeland waarop de hele idee van de vrijheid, zo jong nog, alweer bezig is weg te zakken uit de omgangsvormen en het bewustzijn en dat de liberale globalisering op weg lijkt naar haar tegendeel: de globale politiestaat, totale controle, de terreur van de veiligheid. De deregulering ontaardt in maximale dwang en inperking, niet wezenlijk verschillend van die van een fundamentalistische samenleving. Productie, consumptie, speculatie en groei lopen terug (maar de corruptie niet!): het heeft er alle schijn van dat het wereldsysteem aan een strategische terugtocht is begonnen, een uiterst pijnlijke herwaardering van zijn waarden — ogenschijnlijk in antwoord op het terrorisme, maar eigenlijk in antwoord op zijn intieme verleiding.

Een ander aspect van de overwinning van de terroristen is dat alle andere vormen van geweld en ordeverstoring in hun voordeel werken: internetterrorisme, bioterreur, het spookbeeld van antrax en geruchten, alles wordt aan Bin Laden toegeschreven. Als hij wilde, zou hij zelfs natuurrampen kunnen opeisen. De structuur van de vrije wereldhandel bevordert de handel in onmogelijkheden. Het lijkt wel een soort écriture automatique van het terrorisme, versterkt door de terreur van de ongevraagde informatie. Gelijk een scheikundige oplossing die reageert op de eerste toevoeging van een molecuul, heeft het systeem een kritische massa bereikt die het gevoelig maakt voor om het even welke aanval.

Er is geen oplossing voor die extreme situatie, zeker niet in de vorm van oorlog die alleen maar een déjà vu oplevert, met zijn militaire middelen, desinformatie, zinloze slachtpartijen, holle bezweringen, technische hoogstandjes en opwinding. Kortom, een non-gebeurtenis als de Golfoorlog, een gebeurtenis die niet echt plaatsvindt. Dat is ook haar ware bestaansreden: een echte, formidabele, unieke en onvoorziene gebeurtenis uit te wissen door middel van een voorspelbare, zich eindeloos herhalende pseudo-gebeurtenis.

De terroristische aanslag was een gebeurtenis die vooruitliep op alle interpretatiemodellen, terwijl een louter militaire, technologische oorlog slechts een model volgt dat al voor de gebeurtenissen vastligt, met kunstmatige inzet en zonder belang. De oorlog als voortzetting van de non-politiek met andere middelen.

Vertaling Aart Brouwer