Zijn timing had niet beter kunnen zijn: een dag eerder stemde de Eerste Kamer in met de invoering van het sociale leenstelsel. Om de discussie te beïnvloeden is hij echter net te laat. Tot Slamans spijt, want volgens hem had het debat moeten gaan over hoe we meer kansarme jongeren een studie kunnen laten afronden. Nu stond vooral het inkomen van de ouders centraal.

Tot zijn verbazing constateert Slaman in zijn onderzoek dat de invloed van een minister van Onderwijs op het onderwijsbeleid relatief gering is. ‘Informeel is er een rangorde binnen de ministeries, waarbij zij die geld binnenhalen – Sociale Zaken, Financiën, Economische Zaken en Algemene Zaken – ook de gang van zaken bepalen.’ Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft vooral een uitvoerende rol. Zo werd het ontwerp voor een leenstelsel al in het regeerakkoord vastgelegd, waarna Jet Bussemaker het moest realiseren.

Slaman ziet de voordelen van het leenstelsel, vooral omdat de wet zo meer op zwakkeren in de samenleving wordt gericht. Door de basisbeurs ontvingen de dertig procent hoogste inkomens maar liefst 48 procent van de studiefinanciering, wat juist denivellerend werkte. ‘Bussemaker gebruikt dit niet als argument voor het leenstelsel omdat de VVD hier niet blij mee zou zijn, dus legt ze de nadruk op het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs.’ De VVD ziet het leenstelsel als een manier om meer verantwoordelijkheid bij de burger te leggen en de rol van de overheid te verkleinen, terwijl de PvdA het stelsel steunt om inkomensongelijkheid terug te dringen. Dat de twee partijen met een andere redenering bij dezelfde maatregel uitkomen komt volgens Slaman mede door de economische crisis: ‘Mijn onderzoek toont aan dat er een goeie crisis nodig is om grote veranderingen door te voeren, zoals na de twee wereldoorlogen gebeurde.’

In een lijst van de meest succesvolle ministers van Onderwijs zou Bussemaker bovenaan hebben gestaan. ‘Ze heeft met relatief weinig kleerscheuren een grote hervorming voor elkaar gekregen, wat weinig van haar voorgangers is gelukt op deze schaal’, zegt Slaman. Maar omdat haar beleid niet is gericht op gelijkheid en emancipatie binnen de samenleving komt ze niet voor in deze top-vijf. Nu staan vooral ministers van tussen de jaren zestig en tachtig in de het rijtje, omdat dit de periode is waarin er nadrukkelijk werd gestreefd naar een gelijkwaardige samenleving.

Emancipatie is trouwens op twee terreinen mogelijk, benadrukt Slaman. ‘Je kunt strijden voor gelijkheid van kansen voor zwakke groepen in de samenleving, de inkomensemancipatie, maar ook voor generatie-emancipatie, zodat jongeren onafhankelijk zijn van hun ouders.’

1. Wim Deetman – CDA (1982-1989)

‘Deze kampioen van de emancipatie wilde een stelsel dat de lagere inkomensgroepen in de samenleving zou helpen, maar ook jongeren onafhankelijker van hun ouders zou maken. Ondanks zijn harde knokken is dit maar gedeeltelijk gelukt. De basisbeurs is erdoorheen gekomen, maar de aanvullende beurs was veel kleiner dan hij had gewild. Toch heeft hij zeer belangrijke stappen genomen in de zelfstandigheid van jongeren, en in mindere mate de emancipatie van zwakkere groepen.’

2. J.Th. De Visser – CHU (1918-1928)

‘Voor 1918 zag de overheid het niet als haar taak om voor gelijke kansen binnen de samenleving te zorgen. Door de communistische revoluties die toentertijd in Europa uitbraken heeft een rechtse regering een heel pakket met socialistische maatregelen ingevoerd, waaronder de studiebeurs. De Visser was de eerste die vond dat de overheid een rol moest spelen in het creëren van gelijke kansen binnen de bevolking, en stelde een beurzenvoorziening in voor “onvermogende jongelieden van buitengewonen aanleg”. Dit was een unicum in die tijd.’

3. Arie Pais – VVD (1977-1981)

‘Nu komen we aan bij de man die in tegenstelling tot Deetman en De Visser niets heeft bereikt, maar wel hard heeft gevochten voor een studiefinancieringsstelsel voor iedereen. Hij streed niet voor emancipatie van studenten uit lage inkomensgroepen, want ja, het blijft toch een VVD’er, maar was een kampioen van de emancipatie van jongeren ten opzichte van hun ouders. Hij wilde een hoge basisbeurs en de mogelijkheid om veel te kunnen lenen voor iedereen. In notulen van de ministerraad heb ik gelezen dat hij werd afgekraakt door collega-ministers. Het plan was te duur, door de leningen zouden de rentes nog hoger worden, en de CDA wilde dat het gezin een grote rol bleef spelen. Het was een ontzettend idealistisch plan, en het is Pais niet gelukt het te realiseren.’

4. Jo Ritzen – PvdA (1994-1998)

‘Dat Ritzen in dit rijtje staat lijkt misschien vreemd, omdat hij bekend werd door bezuinigingen in de studiefinanciering in te voeren en het introduceren van de prestatiebeurs. Toch heeft hij veel gedaan voor de generatie-emancipatie. In principe heeft hij het idee van Pais doorgevoerd en ervoor gezorgd dat studenten veel konden lenen en zo onafhankelijk van hun ouders konden zijn. Deze prestatie is echter ondergesneeuwd door zijn minder gewaardeerde maatregelen. Ritzen is de vergeten kampioen van de generatie-onafhankelijkheid.’

5. Ger Klein – PvdA (1973-1977)

‘Klein was de eerste die een stelsel probeerde te maken dat tegelijkertijd de lagere inkomensgroepen vooruit hielp en de generatie-emancipatie ten goede kwam. Daarin is hij de voorganger van Deetman. Ook Klein heeft weinig bereikt, omdat het ministerie van Sociale Zaken hem tegenhield. Zijn plan was om het geld dat voor de verhoogde kinderbijslag van studenten werd gebruikt om te vormen in een studiebeurs. Sociale Zaken wilde niet dat dit stukje macht naar het ministerie van Onderwijs zou gaan, om het simpel te formuleren. Deetman heeft dit later wel voor elkaar gekregen en zo afgemaakt waar Klein mee begonnen was.’


Beeld: (1) Persconferentie van minister Deetman in verband met bezuinigingen, 28 augustus 1986 (Fotocollectie Nationaal Archief / Anefo / Rob Bogaerts) (2) Portret van J.Th.de Visser, predikant en Minister van Onderwijs in 1909. Zonder plaats, 1918 (Fotograaf onbekend, hetgeheugenvannederland.nl) (3) Minister Pais tijdens een commissievergadering Onderwijs en Wetenschappen over het wetsontwerp 2-fasenstructuur Wetenschappelijk Onderwijs, 1980 (Fotocollectie Nationaal Archief / Anefo / Marcel Antonisse) (4) In Nieuwspoort bood professor J. Ritzen het rapport “Werk maken” aan aan J. den Uyl en Max van den Berg, 3 april 1986 (Fotocollectie Nationaal Archief / Anefo / Roland Gerrits) (5) Ger Klein, datum onbekend (Fotocollectie Nationaal Archief / Anefo / Hans Peters)