
De prenten van Afrikaanse figuurtjes die De Bodt opnam in haar boek ontkomen dan ook niet aan een verantwoording. Op de prent van twee Afrikaanse kindjes met het onderschrift ‘Mora geeft haar broertje Roettoet een heet voetbad’ heeft De Bodt een genuanceerde kijk: ‘Deze prent is getekend in 1939 en wat we zien is het gestandaardiseerde type uit die tijd. Iets dat nu niet meer zou kunnen. De tekenares (Willy Schermelé – red.) heeft er een soort Jip en Janneke die grappige dingen doen van gemaakt.’

En wat te denken van de prenten van Charlie Hebdo? Voor de een een symbool van het vrije woord, voor de ander racistisch of beledigend. ‘Charlie Hebdo is een typisch jaren-zestigblad. Toen was het heel gewoon om zo te chargeren. Of dat ook echt nodig is weet ik niet. Maar als je je laat leiden door angst, dan mag je op den duur niets meer, en we mogen al zo weinig. Maar om eerlijk te zijn vind ik persoonlijk Charlie Hebdo’s illustraties vooral erg lelijk!’
1. Kom binnen in het huis van El Pintor

‘El Pintor is een mooi collectief dat tijdens de oorlog anoniem boeken uitgaf om kunstenaars aan het werk te houden. Met name het kinderboek Kom binnen in het huis van El Pintor is de moeite waard.’
De tekening van een atelier met daarnaast een boekenlift is om verschillende redenen bijzonder: ‘Het leuke van El Pintor is dat de prenten veelzeggender worden als je meer van de culturele context weet. De kinderen en de kinderboeken in de lift zijn een verwijzing naar het werk van El Pintor, dat vooral boeken maakte voor kinderen. Ze gaven zelfs boeken uit in Duitsland, en dat tijdens de oorlog. Want waarom zouden Duitse kinderen geen leuke boeken mogen lezen?
Tegelijkertijd zegt die ene kleurrijke prent uit Kom binnen in het huis van El Pintor iets over de relatie tussen kunst en illustratie. Veel illustratoren hebben een haat-liefdeverhouding met beeldend kunstenaars. De schildersezels met daarop een konijnentekening is een sneer naar de “serieuze kunstenaars”, maar je kunt je ook afvragen of de tekenaars van El Pintor misschien zelf kunstenaars zijn.’
2. Omne Animal

De illustraties van Cees Bantzinger in de dichtbundel Omne Animal van Bertus Aafjes behoren ook tot de favorieten van De Bodt. Een groot boek, dat door de Koninklijke Bibliotheek is uitgelicht in de hal. ‘De mooiste tekening vind ik die bij het gedicht In de herfst. Je ziet dat Bantzinger een ontzettend goede tekenaar was, die heel snel heel zorgvuldig kon tekenen. Hij heeft aan een paar lijnen genoeg om veel inhoud te geven. Het is overigens een van de weinige erotische afbeeldingen die ik in mijn boek heb opgenomen. Niet omdat zulke afbeeldingen al snel te expliciet zijn, maar omdat er in Nederland relatief weinig erotisch geïllustreerd is. Veel werk is nogal braaf.’
Bantzinger illustreerde de dichtbundel van Aafjes en de bundel Huis van Gerrit Achterberg tijdens de Tweede Wereldoorlog. De illustraties bij Achterbergs gedichten hebben dezelfde stijl als die in de bundel van Aafjes. ‘Bantzinger verdiepte zich ontzettend in de tekst van zo’n gedicht. De tekening die hij bij het gedicht Ode van Achterberg maakte vat het wezen van de tekst. Er zitten heel concrete woorden in: tafel, deur, aanrecht, keuken. Dus dat tekent hij: de deur die open en dicht gaat, zoals de versregels beschrijven. Maar over die concrete dingen zegt Achterberg vervolgens heel vage dingen. Die geeft Bantzinger weer met enkele lijnen. De tafel lijkt bijvoorbeeld te zweven. Overigens heb ik de tekening bij In de herfst liever, omdat die helderder is.’
Bantzinger overleefde de oorlog. In 1985 maakte hij zelf een einde aan zijn leven. ‘Heel wat illustratoren waren joods of raakten gedeprimeerd door de Tweede Wereldoorlog. Zelfmoord kwam relatief vaak voor.’
3. De boer en de vos

Nog zo’n getormenteerde illustrator was Tinus van Doorn. Na zijn zelfgekozen dood bij de Duitse inval kwam in 1945 postuum het kleine boekje De boer en de vos uit, een fabel waarin een boer allerlei bezittingen ruilt en uiteindelijk berooid achterblijft omdat een vos alles opvreet.
‘Het leuke is dat Van Doorn alles zelf gedaan heeft. Hij schreef de versjes en maakte zelf de expressionistische, in linoleum gesneden prenten. Eigenlijk was hij kunstschilder, maar hij heeft toch besloten om een boek te maken; geen kinderboek, maar een fabel voor alle leeftijden.
Dit boekje communiceert iets en is geestig, ook in de details. Zijn stijl heeft een modernistische helderheid. Het is heel direct, met telkens maar een paar lijnen en veel primaire kleuren.’
4. Pinokkio

William Kuiks illustraties hebben juist een romantische stijl. Geen strakke lijnen en primaire kleuren, maar complexe tekeningen met meerdere lagen. ‘De etsen van Kuik zijn romantisch en surrealistisch tegelijk. Zijn omslag voor Pinokkio is prachtig en eigenlijk maakt die prent het tot meer dan een gewoon kinderboek. Hij maakte nooit een beeld dat je rechtstreeks kunt herkennen. Hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet. Daarom is het ook geen tekening die louter voor kinderen bedoeld is: je moet door een aantal lagen heen kijken om het te begrijpen.’
Geboren als William Kuik ging de illustrator vanaf de jaren zeventig door het leven als Dirkje Kuik. In de jaren tachtig liet William zich daadwerkelijk ombouwen tot vrouw. ‘In mijn boek bespreek ik de periode voor Kuik een vrouw werd, daarom spreek ik over William. Je ziet die metamorfose wel terug in Kuiks werk.’
5. Keepvogel en Kijkvogel

‘Een van mijn lievelingsboeken is Keepvogel en Kijkvogel van Wouter van Reek. Over de hoofdpersoon, Keepvogel, verschenen al meer boeken, maar ook animatiefilms. Het tweede personage, Kijkvogel, is in dit geval Piet Mondriaan. Het allermooiste plaatje uit dit boek zit aan het einde. Keepvogel danst samen met Mondriaan de charleston in zijn atelier. Opmerkelijk is ook dat, hoewel dit in feite een kinderboek is, veel volwassenen het verzamelen.’
Opnieuw is er sprake van een knipoog naar de kunst met een grote K. En soms is een illustratie een kunstwerk op zich. ‘Het Letterkundig Museum heeft illustraties geselecteerd en die vervolgens in eenvormige lijsten tentoongesteld. Er zijn tekeningen die dat kunnen hebben, maar sommige illustraties zijn daar niet voor gemaakt.’
De duotentoonstelling in het Letterkundig museum en museum Meermanno loopt nog tot 17 mei
Beeld: Saskia de Bodt, De verbeelders: de Nederlandse boekillustratie in de twintigste eeuw. Uitgeverij Van Tilt, 352 blz. 35 euro