
Voor de duidelijkheid: generatieroman is niet het woord dat Huff zelf zou gebruiken om zijn boek te duiden. Sterker nog, de term roept enige weerstand op bij hem. Dat heeft niet zozeer met het begrip generatieroman zelf te maken, maar vooral met de neiging boeken te willen vangen met zulke containertermen.
‘De wereld indelen in zulke grofmazige begrippen staat zo haaks op wat een roman probeert te doen. In een roman probeer je te laten zien hoe complex het allemaal is. Je licht de glimmende buitenkant van mensen en culturen op om de veel ingewikkeldere mechanieken eronder te laten zien. En vervolgens noem je het een generatieroman of een Bildungsroman en gooi je het op de grote hoop. De criticus die twee jonge schrijfsters bespreekt omdát het twee jonge schrijfsters zijn zakt wat mij betreft door het ijs, want het is exemplarisch voor een soort gemakzuchtigheid. En het is met dezelfde gemakzucht dat wordt gezegd dat onze generatie alleen nog maar generatieromans zou kunnen schrijven.’
Kunnen we dan überhaupt wel iets met een begrip als generatieroman? ‘De vraag is wat je ermee bedoelt. Als we het over generatieromans hebben heb ik het over boeken die helder een tijdvak definiëren en de uitwerking van de historische omstandigheden op de hoofdpersonen tonen. De waarde van zo’n boek is dan dat het meer is dan het T-shirt van de week, omdat het ook iets wezenlijks zegt over hoe die mensen naakt zijn onder dat T-shirt. Het laat zien hoe het is om op een bepaald moment, in een bepaalde cultuur iemand te zijn, en legt tegelijkertijd tijdloze mechanismen bloot.’
In die zin begrijpt Huff ook wel dat zijn Boek van de doden als een generatieroman wordt gezien. ‘Het gaat over mensen van dertig die nu in Amsterdam leven en over dingen die nu spelen. Over wat de economische omstandigheden en de totale terreur van contact in de vorm van telefoons en sociale media met hun doen. Maar tegelijk is dat natuurlijk maar een klein groepje mensen. Ik pretendeer niet namens een hele generatie te spreken. Het boek gaat het over een jongen in Amsterdam, de week voor Kerst, en ik heb niet de illusie dat een boek dat in tien dagen in Amsterdam speelt over meer gaat dan die tien dagen. Maar ik denk wel dat veel mensen iets zullen herkennen.
Dus ja, het heeft ook wel iets sexy’s als je dat boek schrijft waarvan mensen zeggen: ja dit is hoe wij nu zijn. Als schrijver hoop je toch dat het boek niet alleen individueel is. Je gaat altijd op zoek naar de wij van die ik.’
The Bell Jar (Sylvia Plath)

‘The Bell Jar is voor mij een definiërend boek over het New York van de jaren vijftig. Het geeft geur en kleur aan die tijd en die generatie, als je het leest zie je de stad gewoon voor je. En het laat zien hoe het nou is om een jong meisje te zijn in zo’n grote stad in die tijd. Het grappige is dat de conclusie van dat boek volgens mij kan zijn dat het niet eens zo wezenlijk verschilt van hoe het nu is om te wonen in een stad als New York, als jonge vrouw. Het boek gaat over Esther, een ijverige studente die stage gaat lopen bij een tijdschrift en alles perfect voor elkaar heeft, maar langzaam overspannen raakt – we zouden het nu een quarterlife crisis noemen – en depressief wordt. The Bell Jar maakt heel begrijpelijk hoe zoiets kan gebeuren: je bent jong en vol vertrouwen over je toekomst, en dan ineens stap je het echte leven binnen en is het compleet anders dan je verwacht had. Weet je niet wat je wil en waar te beginnen.
Daarnaast kom je heel dicht bij de vrouwelijke verteller. De luxe van een boek vind ik dat je een tijdje in iemands hoofd rond kan lopen, en juist bij een vrouw vind ik dat leuk. Ook bij een andere man kan dat natuurlijk heel interessant zijn, maar je bent zelf ook een man en hebt mannelijke vrienden. Het gebeurt minder snel dat je zo dicht bij een vrouw komt zonder dat het je geliefde is.’
The Sun also Rises (Ernest Hemingway)

‘The Sun also Rises speelt in het Parijs van vlak na de Eerste Wereldoorlog, waar de oorlog zo diepgaand heeft ingegrepen in de levens van zoveel mensen. Het boek zegt mij heel veel over wat het betekend moet hebben om op dat moment te leven. Bovendien vind ik de stijl fantastisch. Hemingway gebruikt weinig woorden, in dialogen zegt hij soms niet eens meer wie er aan het woord is. Toch weet je het, omdat je de gesprekken gewoon in je hoofd hoort. Ik vind het bijzonder dat hij zo simpel maar zo specifiek kan schrijven.’
Bright Lights, Big City (Jay McInerney)

‘De hoofdpersoon van het boek zit midden in het snelle leven van het New York van de jaren tachtig en werkt bij The New Yorker, al wordt dat nooit letterlijk gezegd. Het verhaal was zo overtuigend dat ik het vanzelfsprekend vond dat de auteur daar ook had gewerkt. Dat bleek niet zo te zijn. Het grappige is dat ik vaak hetzelfde ervaar: na mijn eerste boek vroegen mensen aan mij of ik een psychose had gehad, en na Niemand in de stad kwamen er mensen op me af die ervan overtuigd waren dat ik bij het casino had gewerkt. Ik vind het grappig als mensen dat denken, omdat ze lijken aan te nemen dat alle boeken volledig autobiografisch zijn. Maar hetzelfde overkwam mij bij Bright Lights, Big City.’
Mrs. Dalloway (Virginia Woolf)

‘Een generatieroman kan volgens mij ook gaan over meer dan één generatie, maar over een heel tijdsgewricht. Mrs. Dalloway speelt in Londen ten tijde van het interbellum en er wordt heel goed neergezet hoe verschillende generaties daar samenkomen. Het hele boek speelt op één dag, de dag dat Clarissa Dalloway een high-society-feestje geeft, en in die dagen komen al die generaties samen. De oorlogsheld die getraumatiseerd is teruggekeerd van de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, de veertiger die zijn leven opnieuw probeert te beginnen nadat hij is teruggekomen uit de koloniën en de thuisgebleven, verstikkende Londense elite. Het boek laat zien hoe omstandigheden inwerken op de verschillende generaties, en de generaties vervolgens op elkaar.’
Less than Zero (Bret Easton Ellis)

‘Less than Zero is een extreem nihilistisch boek en lijkt een portret van een lege, verdorven generatie. Het beschrijft het leven van rijke, feestende tieners in Californië, in het begin van de jaren tachtig die vooral bezig zijn met drugs, anonieme seks en geweld. Als je ze in een kort filmpje voorbij zou zien komen zou je denken “Jezus, wat een clichés.” Maar als je diezelfde mensen een heel boek volgt ga je ook zien hoe ingewikkeld het allemaal is, en hoe tragisch vooral. Je begint te begrijpen waarom hun leven zo grimmig is en waarom ze de keuzes maken die ze maken. Zoals ik al zei, ook dat is de functie van een boek: dat je de mechanieken en de rotzooi onder een glimmende buitenkant laat zien.’