In 2011 maakte Koos van Zomeren met Naar de natuur de balans op van de Nederlandse natuur. Na meer dan dertig jaar over de natuur geschreven te hebben, moest het boek zijn laatste met dit thema zijn. Hij was er klaar mee. Maar de natuur liet hem niet los en na Verlangen naar hazelworm verscheen deze maand Verlangen naar klapekster. Van Zomeren: ‘De hond moet toch uitgelaten worden en tijdens de wandelingen die ik dan maak, kwam de drang naar boven om een boek over de klapekster te schrijven. Juist het je verdiepen in één dier biedt ruimte voor literaire elementen en het leggen van verbindingen met het leven. In een boek met een grote greep zoals Naar de natuur is dat moeilijker en daar had ik geen zin meer in. Ik ben op de eerste plaats schrijver, dus ben vooral op zoek naar het literaire.’

De aanhoudende aantrekkingskracht van de natuur bestaat voor Van Zomeren uit het amorele karakter ervan: ‘Dieren hebben net als mensen emoties, angsten en zorgen, maar het ontbreekt hen aan enige ideologie, er is geen goed en kwaad.’ Door zijn liefde zo centraal te stellen in zijn werk beperkt Van Zomeren wel zijn lezerspubliek: ‘Er is een ernstig gebrek aan kennis over de natuur in Nederland. Wat is een spreeuw en was is een sperwer? De meesten weten dat niet en het is bij voorbaat al verdacht als je het wel weet. Veel mensen hechten niet veel waarde aan de natuur, buiten dat ze er hardlopen of fietsen. Dat het een eerste levensvoorwaarde is voor allerlei dieren, daar staan ze nauwelijks bij stil.’

Toch wint de natuur door televisieseries en documentaires aan populariteit. Zo wist de film De nieuwe wildernis meer dan zeshonderdduizend kijkers te trekken. ‘In 1986 ben ik begonnen op de achterpagina van NRC Handelsblad en was ik haast de eerste die voor een breed publiek beschreef wat ik in de natuur tegenkwam. Gelukkig is er nu meer plek voor dat verhaal. Maar de popularisering heeft ook een schaduwkant. Alles moet namelijk spectaculair zijn. De nieuwe wildernis doet net of de Oostvaarders Plassen even spannend zijn als het hart van Afrika. De Freek Vonks van deze wereld worstelen met krokodillen en het moet allemaal in De wereld draait door passen. Maar de natuur kan ook heel erg saai en langzaam zijn. We moeten niet vergeten dat ook de saaie dieren evenveel bestaansrecht genieten. De hazelworm en de klapekster zijn op het eerste gezicht ook niet erg spectaculair, maar door je in hen te verdiepen worden ze juist heel interessant.’

1. Ernest Shackleton – Zuid (1919)

De drang kwam naar boven om een boek over de klapekster te schrijven

‘In Zuid beschrijft Ernest Shackleton zijn mislukte expeditie naar de Zuidpool. Het is een bijzonder boek omdat het de ongelooflijke kou goed en indringend beschrijft. Ik ben erg gefascineerd door het fenomeen kou, wat het met de mens doet, maar ook hoe de mens erop reageert. Wanneer je Zuid leest krijgt je het gewoon koud.

Het boek leest ook als een avonturenroman. Het schip van Shackleton loopt vast en vergaat, en de expeditieleden worden blootgesteld aan verschrikkelijke ontberingen. De overlevingsdrang die de mannen aan de dag legden is ongekend. We moeten ze het maar vergeven dat de dieren die in het boek voorkomen waarschijnlijk allemaal in de pan zijn beland.’

2. Frans de Waal – Van nature goed (2011)

‘Frans de Waal is een Nederlandse primatoloog die wereldwijd een groot aanzien geniet in zijn vakgebied. Het bijzondere van het werk van De Waal is het altijd morrelt aan ideeën die wij mensen over onszelf hebben.

De hazelworm en de klapekster worden interessant als je je in hen verdiept

Wij claimen dat wij eigenschappen of kwaliteiten hebben die exclusief aan ons toebehoren en ons van dieren onderscheiden. De Waal toont in Van nature goed echter aan dat bijvoorbeeld bonobo’s en chimpansees ook een geweten hebben en onbaatzuchtig gedrag vertonen. Onze verschillen met dieren zijn dus eerder gradueel dan kwalitatief.’

3. Stephen Jay Gould – Honderd jaar na Darwin (1977)

‘Gould was ook een gezaghebbend auteur, maar dan op het gebied van de evolutiebiologie. Dit boek is een collectie van essays waarin Gould zijn visie op de evolutietheorie beschrijft. Het bijzondere aan dit boek is dat het uitdaagt om in systemen te denken, zonder dat de mens moet gaan optreden als systeembeheerder. Het gevaarlijke idee dat wij eigenaar zijn of controle moeten hebben van de natuur ligt namelijk altijd op de loer.’

4. Jac P. Thijsse – Wanhoop nooit aan vooruitgang (2012)

‘In een top-vijf van beste natuurboeken mag Jac P. Thijsse eigenlijk niet ontbreken. Thijsse heeft een omvangrijk oeuvre waarin natuur uiteraard een grote rol, dus de keuze was groot. Uiteindelijk heb ik Wanhoop nooit aan vooruitgang gekozen omdat het thema van dit boek origineel is. Het gaat namelijk over de organisatie van het natuurbeheer in Nederland.

Het boek is een collectie van brieven aan vrienden en bekenden van Thijsse. Daardoor hoeft hij niet veel uit te leggen en zegt hij veel op een indirecte manier. Toch is het een heel toegankelijk boek en interessant omdat het de ontwikkeling laat zien van hoe wij over de natuur denken en hoe we het beschermen. De brieven beslaan een periode van 1894 tot 1940 dus je krijgt een heel goed beeld van wat er speelde op het moment dat we in Nederland aan natuurbescherming begonnen en hoe dat door de tijd veranderde.’

5. Dave Goulson – Een verhaal met een angel (2013)

‘Ik heb dit boek gekozen als voorbeeld voor monografieën, boeken die een dier centraal stellen. Er zijn maar weinig mensen die dat spannend vinden. Een verhaal met een angel gaat over hommels, en wie leest er nu een boek over hommels? Ik ben het ook gaan lezen omdat iemand het mij aanraadde.

Het mooie van dit soort monografieën is dat ze een dier weten te individualiseren. Wij denken altijd in soorten, maar voor individueel beest maakt dat natuurlijk weinig uit. Tot een soort behoren bepaalt de mogelijkheden en beperkingen van waar een dier toe in staat is, maar voor een individueel leven is dat niet erg relevant. Bij het lezen van monografieën komt dit besef duidelijk naar voren.

Een verhaal met een angel is heel zachtaardig geschreven, maar schetst een donker beeld van de toestand van de hommel in Engeland. Door de verloedering van het platteland is er een enorme verschraling van het insectenbestand. Daarin zijn duidelijke verbanden te zien met Nederland.’