‘Je kunt je natuurlijk afvragen of de opzet van de Biënnale van Venetië nog wel van deze tijd is’, zegt Birgit Donker, ‘maar ik vind het traditionele ervan juist iets moois hebben.’ Donker is directeur van het Mondriaan Fonds, het stimuleringsfonds voor beeldende kunst dat om het jaar bepaalt wie Nederland in Venetië mag vertegenwoordigen. Andere kunstbiënnales worden georganiseerd zonder aandacht te besteden aan de nationale identiteit van de kunstenaars, maar in Venetië presenteren landen hun kunstenaars in nationale paviljoens. Donker: ‘Die benadering roept de vraag op wat kunst op nationaal niveau betekent en dat is een belangrijke vraag, ook, of juist, nu de kunstwereld zo is geglobaliseerd.’

Via een open oproep waarbij curatoren plannen konden indienen koos het Mondriaan Fonds dit jaar herman de vries als Nederlandse inzending. de vries – hij schrijft zijn naam zonder hoofdletters om hiërarchie te vermijden – is al meer dan zestig jaar actief als kunstenaar en bouwde in die tijd een enorm oeuvre op. Dat hij nu gekozen werd om Nederland te vertegenwoordigen heeft volgens Donker vooral te maken met de urgentie van zijn onderwerp: ‘Het werk van de vries gaat over de relatie tussen mens en natuur – hij laat de natuur als het ware zelf spreken. In het recente werk dat hij specifiek voor de Biënnale in Venetië maakte, verzamelt hij allerlei materialen en toont deze in typologieën: verzamelingen van bijvoorbeeld bladeren, takken, algen maar ook glas, die hij in en om de lagune van Venetië vond. Juist door die verzamelingen te tonen laat hij zien dat alles in zichzelf uniek is. Zijn thematiek en de manier waarop hij daarmee omgaat inspireerde vroeger en nu kunstenaars en is daarnaast ook maatschappelijk actueel.’

Kenmerkend voor de Biënnale van Venetië is volgens Donker dat de nadruk op nationale kunst juist uitnodigt om over grenzen heen te kijken; het is een samengaan van traditie en nieuwe verbindingen. In de vijf paviljoens die zij selecteert komt deze spanning duidelijk naar voren. Eigenlijk hoort de presentatie van herman de vries volgens Donker ook thuis in het rijtje met de vijf mooiste van 2015, maar wij vroegen haar een keuze te maken uit de presentaties van andere landen.

1. Belgie: Personne et les autres (Vincent Meessen en gastkunstenaars)

James_20beckett_at_20belgian_20pavilion_20at_20la_20biennale_20di_20venezia_2056th_20international_20art_20exhibition_20_courtesy_20the_20artist_2c_20wilfried_20lentz_2c_20rotterdam_20and_20t293_2c_20rome_20_26_20naples._20photo_20alessandra_20bello

‘De presentatie in het Belgische paviljoen gaat over een bekend en ontzettend beladen thema, namelijk het koloniale verleden, maar tegelijkertijd gaat het daar helemaal niet over. Centraal staat de vraag welke overeenkomsten er zijn in avant-gardistische en modernistische stromingen van de twintigste eeuw in Europa en in Afrika. De Belgische kunstenaar Vincent Meessen maakte voor de Biënnale een nieuw videowerk waarin hij de bijdrage van Congolese kunstenaars en intellectuelen aan het situationisme belicht. Dat ook Congolezen onderdeel waren van deze revolutionaire stroming uit de jaren zestig is maar heel weinig bekend, we zijn gewend om te denken dat avant-gardisme alleen een westers verschijnsel is. Meessen brengt dit in zijn werk onder de aandacht en bevraagt op deze manier impliciet dominante ideeën over geschiedenis, modernisme en ontwikkeling.

Naast het werk van Meessen worden in het Belgische paviljoen ook werken getoond van een aantal niet-Belgische gastkunstenaars. Indrukwekkend is het werk van James Beckett, een kunstenaar uit Zimbabwe die nu in Nederland woont. Zijn werk bestaat uit allerlei blokjes die de vorm hebben van modernistische gebouwen uit diverse Afrikaanse landen. Ze zijn geplaatst in een grote kast en worden door een machine telkens in een andere manier gerangschikt. Aan de ene kant toont Beckett hiermee dat modernisme niet alleen een Europees fenomeen is: ook Afrika heeft een eigen modernistische architectuurgeschiedenis. Tegelijkertijd is het mechanische aspect in het werk juist een commentaar op industrialisering.

Een tentoonstelling met het koloniale verleden als onderwerp loopt het risico om een eenduidige aanklacht te worden, maar het werk in het Belgische paviljoen is ontzettend gelaagd. De nadruk op intellectuele en artistieke geschiedenissen en kruisbestuivingen werpt nieuw licht op de verhoudingen tussen het Westen en voormalige koloniën.’

2. Zwitserland: Our Product (Pamela Rosenkranz)

‘Een compleet andere presentatie is die van Pamela Rosenkranz in het Zwitserse paviljoen. Je ziet het werk deels al van buiten: Rosenkranz schilderde het paviljoen namelijk mintgroen. Het geeft bijna licht. Wanneer je naar binnen stapt word je door een gang naar de centrale ruimte geleid. Er hangt een geur die moeilijk te plaatsen is, het lijkt een beetje op babyolie, en aan het einde van de gang komt je een roze schijnsel tegemoet. In de ruimte waar de gang naartoe leidt is een enorm bassin gevuld met een roze vloeistof en klinkt het geluid van borrelend water.

Het sterke aan dit werk is dat het je uit evenwicht brengt. De installatie spreekt heel direct tot je zintuigen, maar kun je vertrouwen op wat je ziet, hoort en ruikt? En wat heeft het te betekenen? Het roze van Rosenkranz verwijst naar de standaard kleurtoon om huidskleur te schilderen, al in de Renaissance werd daarvoor deze tint gebruikt. Ook in reclames wordt dit roze veel gebruikt omdat het onbewust de associatie met het lichaam en sensualiteit oproept.

Rosenkranz zelf zegt dat de menselijke huid haar fascineert omdat deze tegelijkertijd mooi, ingewikkeld en oppervlakkig is. Dat zie je goed terug in dit werk. De mensenhuid waar Our Product aan refereert is de oppervlakte die een grens aanbrengt tussen jou en de wereld. Tegelijkertijd is het roze hier vloeibaar en zou je het zelfs kunnen drinken. Dit werk is een prachtig voorbeeld van hoe kunst je manier van kijken kan beïnvloeden en je op het verkeerde been kan zetten.’

3. Polen – Halka/Haiti 18°48’05”N 72°23’01”W (C.T. Jasper & Joanna Malinowska)

‘Als je het Poolse paviljoen binnenkomt loop je tegen een gigantisch projectiescherm aan. Je hoort operamuziek maar ziet nog geen beelden, daarvoor moet je om het scherm heen lopen. De muziek roept direct associaties op met rode fluwelen gordijnen en pluchen stoelen. Wanneer je echter om het scherm heen loopt en de projectie ziet verdwijnt dat beeld direct, de opera wordt namelijk niet in een opgedoft operahuis opgevoerd, maar op een stoffig dorpsplein op Haïti. Heel het dorp is uitgelopen, mensen zitten op plastic stoeltjes voor hun huis, geiten ernaast, en kijken gebiologeerd naar de voorstelling.

De opera die wordt opgevoerd, Halka, gaat over een Pools plattelandsmeisje dat verleid wordt door een machtige landheer. Het is een ode aan de Poolse volkscultuur en appelleert in die zin aan een heel nationalistisch sentiment. Het Haïtiaanse dorpje Cazale waar de opera wordt opgevoerd refereert op een andere manier aan nationalisme: hier vochten Poolse soldaten mee voor de onafhankelijkheid van Haïti.

Aan de ene kant is Halka/Haiti een conceptueel werk dat allerlei vragen oproept over de ervaring van kunstwerken, grenzen en cultureel nationalisme. Kan cultuur grenzen overstijgen? Wat gebeurt er als je een kunstwerk met een specifieke culturele lading uit zijn context haalt? Maar het werk is niet alleen conceptueel, de film, die ruim een uur duurt, is ook adembenemend om te zien.’

4. Indonesië: VOYAGE – Trokomod (Heri Dono)

‘Het paviljoen van Indonesië wordt bijna volledig in beslag genomen door een reusachtig beest. Kunstenaar Heri Dono noemt het een Trokomod, een kruising tussen een Trojaans paard en een komodovaraan, een hagedissensoort die veel voorkomt in Indonesië. Als bezoeker kun je het lichaam van de Trokomod binnenstappen, net zoals bij een Trojaans paard.

De komodovaraan staat in dit werk symbool voor Indonesië, terwijl het Trojaanse paard een typisch westers beeld is. Ook binnen in de Trokomod worden oosterse en westerse elementen gecombineerd. Wanneer je door periscopen die in de buik van het beest zijn gestoken kijkt, zie je allerlei afbeeldingen die refereren aan traditionele elementen uit de oosterse en westerse cultuur. Bijzonder is dat de symbolen op een gelijkwaardige manier gepresenteerd worden, zonder dat een van beide overheerst. Zo belichaamt dit werk het gelijkwaardig naast elkaar bestaan van oosterse en westerse waarden.

Het mooie van dit werk is dat het zowel speels als ernstig is. De boodschap dat oosterse en westerse cultuur gelijkwaardig naast elkaar kunnen bestaan is serieus en de kunstenaar gebruikt sterke beelden om dat te onderstrepen. Toch heeft het werk ook een heel luchtige ondertoon.’

5. Turkije: Respiro (Sarkis)

‘Het Turkse paviljoen is gevuld door een grote installatie, een samenwerking tussen de Turkse kunstenaar Sarkis en curator Defne Ayas, directeur van kunstcentrum Witte de With in Rotterdam. Aan twee zijden van de ruimte hangen grote neon regenbogen die verdubbeld worden door een spiegel in het midden. Aan de muren van hangen foto’s in een soort glas-in-loodramen, heftige nieuwsfoto’s worden er getoond naast traditionele schilderijen van Serafijnen. Respiro, naar het Italiaanse “ademen”, is de titel van de expositie en de ruimte ademt ook werkelijk iets heel bijzonders uit. Alle elementen zijn met elkaar verbonden en dragen bij aan een serene, verstilde sfeer.

Hoe om te gaan met het verleden? Dat is de vraag waar het in dit paviljoen om draait. Een krachtig beeld daarvoor is een doos met geluidsbanden die onderdeel is van de installatie. De banden zijn dragers van belangrijke historische documenten, maar ze zijn uitgehold, je kunt er niet meer naar luisteren. Het verleden is aanwezig maar je kunt het nooit meer volledig terughalen.

Net als in het Belgische paviljoen wordt hier een heel beladen thema aangesneden. Sarkis is Turks maar heeft Armeense voorouders; in zijn eigen geschiedenis zit dus al een spanning in de omgang met het verleden. Maar nergens ligt die spanning er te dik bovenop, en zijn installatie gaat ook niet over letterlijke historische gebeurtenissen. Het werk wil geen schuldige aanwijzen, maar toont de complexiteit van omgaan met pijn uit het verleden.’


Beeld: (1) De modernistische machine van James Beckett in het Belgische paviljoen (Alessandra Bello); (2) Pamela Rosenkranz in het Zwitserse paviljoen (Marc Asekhame / biennals.ch); (3) still uit Halka/Haiti (C.T. Jasper & Joanna Malinowska / Zachęta National Gallery of Art) (4) Respiro van Sarkis in het Turkse paviljoen (André Morin)


De 56ste editie van de Biënnale van Venetië loopt nog tot 22 november 2015