De Persgroep uit Vlaanderen wordt mede-aandeelhouder van een verzelfstandigd Parool. Over Persgroep-topman Christian Van Thillo doen verhalen de ronde als zou hij het niet zo op hebben met de persvrijheid. De Groene Amsterdammer belt. Of ik eens wil uitleggen wie die Christian Van Thillo eigenlijk is. Dat wil ik best, ik maak hem tenslotte al heel wat jaren mee. Maar aangezien de man mijn loon betaalt en ik bovendien vrij goed met hem opschiet, zou zo’n portret wel eens een vermoeden van partijdigheid kunnen opleveren, opper ik. Nou, zet dat dan gewoon boven aan je stuk, oppert De Groene, dan weet de lezer waar je staat. Bij deze.

Het is november 1991. In de redactielokalen van De Morgen, waar ik dan redacteur ben, vergaderen we met een clubje over het zoveelste redactionele project, «de Bijsluiter», in wezen een schaamteloze kopie van «Het Vervolg» van de Volkskrant, toen ons lichtend journalistiek voorbeeld. Ideeën en ruwe grappen wisselen elkaar af, het cynisme is groot. De Morgen is een zorgenkind: van financiële put naar financieel ravijn struikelend, al een faillissement achter de rug, en sinds 1989 het armlastige bastaardkindje van de Persgroep, die de verliezen wel bijpast, maar voor de rest geen poot naar de krant uitsteekt. Twee jaar overleven we nu al binnen de groep, maar ook niet meer dan dat. Christian Van Thillo was trouwens sterk tegen die overname gekant: vanuit zijn Amerikaanse universiteit had hij in 1989 zijn vader een fax gestuurd: «Papa, doe dit niet. We hebben al een blinde, we hebben geen lamme nodig.»

De blinde was Het Laatste Nieuws, de brede publiekskrant van de groep waar de resultaten ook al niet bijster mooi oogden. Maar tegen de zin van Christian had de manager van dienst het toch gedaan. En nu, twee jaar later, was de moedeloosheid totaal. Van Thillo was inmiddels afgestudeerd en had als kersverse Master of Business Administration van de familie de opdracht gekregen het persbedrijf te saneren. Het was de eerste keer dat hij de redactielokalen betrad: in maatpak gestoken, onberispelijk gecoiffeerd, beau garçon. Voor de redactie, waar het linkse uniform van die tijd uit jeans en slobbertrui bestond, leek hij een wezen van een andere planeet. Een yup eerste klasse, buiten categorie zelfs, een snotneus met een familie fortuin die ons, strijders van zo vele oorlogen, even zou gaan besturen.

De sfeer is vijandig en verbetert er niet op wanneer hij vraagt waar we mee bezig zijn. Iets als «Het Vervolg» van de Volkskrant, maken we hem duidelijk. Zijn blik verraadt dat hij «Het Vervolg» niet kent. En de Volkskrant vermoedelijk ook niet. Daags nadien bied ik mijn ontslag aan bij hoofdredacteur Paul Goossens. Het is niks en met die Van Thillo zal het ook nooit iets worden. Dat laat ik ook duidelijk merken in een paar stukken die ik voor mijn nieuwe opdrachtgever, het weekblad Humo, schrijf.

Het is nazomer 1994 en er is veel gebeurd. Bij De Morgen volgt de ene financiële de andere redactionele crisis op. Ook Goossens is al jaren opgestapt en onlangs heeft na een redactioneel schisma zowat een derde van de journalisten het pand verlaten. Het kalf is verdronken, het is gewoon wachten tot iemand definitief het licht uit doet. In de late uurtjes word ik in een café aangesproken door Rudy Collier, een van de laatste Mohikanen. Bij een onbehoorlijk hoge alcoholspiegel vraagt hij of ik geen zin heb om hoofdredacteur te worden. Van een krant zonder geld en redacteuren, die op sterven na dood is, die in handen is van een yup die alleen geld heeft voor platte commerciële promoties voor zijn andere krant? Is hij gek geworden? Maar heb je zin om een krant te leiden, wil hij weten. Een krant, ja, maar dat is De Morgen nog nauwelijks.

Daags nadien rinkelt de telefoon. Van Thillo, en of we eens kunnen praten. Al was het maar om hem eens behoorlijk in te peperen dat hij de doodgraver van De Morgen is, denk ik. In restaurant Euterpia is de sfeer aanvankelijk koel. Ik vertrouw hem niet en het gevoel lijkt geheel wederzijds. Toch wordt er gepraat en ik laat me verleiden mijn visie te geven op wat een moderne kwaliteitskrant zou moeten zijn, welk publiek daarop zit te wachten en hoe je zo’n ding zou moeten maken. Baat het niet, dan schaadt het niet. Eén ding valt me op: de man die drie jaar geleden de Volkskrant niet leek te kennen, betrapt me keer op keer: dat idee heb ik uit The New York Times, die bijlage maakt The Independent ook, dat format is voor het eerst verschenen in Le Monde, nee, wacht, dat was El Pais. Je hebt wel wat bijgeleerd, zeg ik. Dat niet alleen, ik heb inmiddels ook de krantenmicrobe te pakken, zegt hij. En of ik eens een verlanglijstje wil maken en een kostenplaatje.

Twee dagen later ligt het voor me, en het is redelijk indrukwekkend. De krant is jarenlang ondergekapitaliseerd gebleven, meubilair en computers zijn goed voor de schroothoop. Van de resterende groep redacteuren wil ik er vijftien met een behoorlijke vergoeding ontslaan, niet eens omdat ze slecht zijn, maar omdat ik weet dat ik hen nooit kan doen passen in de krant die ik wil maken. Tegelijk wil ik evenveel andere redacteuren bij de concurrentie wegkopen. Er moet een restyling komen, en promotiebudgetten, en marketing en… Ik staar een beetje ongelovig naar het aantal nullen dat achter elkaar staat en weet: het was even een leuk idee, maar hier houdt het op.

Nog een dag later, op het hoofdkwartier van de Persgroep. Van Thillo heeft een paar minuten mijn plan en het daaraan verbonden kostenplaatje bekeken, kijkt me aan en zegt: «Dit zou kunnen werken. Wanneer kun je beginnen?» Een paniekaanval slaat toe. Waar heb ik me laten rollen, wat ben ik vergeten, hoe kan dit? Ik vraag nog even bedenktijd, stap naar oud-hoofdredacteur Paul Goossens en vraag een reden om er alsnog tussenuit te knijpen. Goossens verbleekt: met dit budget, alleen voor een herlancering, moest hij ooit drie jaar een krant maken. Was Van Thillo even tijdelijk gek geworden, plotseling getroffen door het inzicht dat zijn levensroeping erin bestond een armlastig progressief krantje van de ondergang te redden?

Allerminst. Inmiddels had hij de grote broer, Het Laatste Nieuws, terug op koers gekregen en er kwamen tijd en ruimte vrij binnen het management, het marketingteam en de budgetten om met een nieuw project te beginnen. Dat moest voor Van Thillo iets op de kwaliteitsmarkt zijn, zodat hij zijn adverteerders via combinatietarieven een mooie doorsnede van de hele Vlaamse bevolking kon aanbieden. Een eerste project, een Vlaamse zondagskrant gemodelleerd naar The Sunday Times, sneuvelde voor zijn Raad van Bestuur, die hem de raad gaf toch even naar De Morgen te kijken. En het kostenplaatje dat ik hem voorschotelde, was een stuk bescheidener dan de lancering uit het niets van de zondagskrant. Dat gokje wou hij op dat ogenblik wel wagen.

Vandaag, acht jaar later, is de verkochte oplage van De Morgen gestegen van 22.000 naar 50.000 in een in zijn totaliteit dalende krantenmarkt, is het aantal redacteuren meer dan verdubbeld en het redactiebudget verviervoudigd. In diezelfde periode is onder Van Thillo ook Het Laatste Nieuws uitgegroeid tot de grootste populaire krant, is Dag Allemaal het grootste Vlaamse tijdschrift en VTM de grootste tv-zender. Dat Vlaamse succesverhaal maakt nogal wat mensen bij de concurrentie zenuwachtig, en dan vallen er snel termen als «de Vlaamse Berlusconi». Dat valt in de feiten behoorlijk mee: noch bij de kranten en de tijdschriften, noch bij radio en televisie heeft de Persgroep het leiderschap. De VUM-groep is groter bij de kranten, de openbare omroep heeft een grotere marktpositie bij tv en radio en de Sanoma-groep verkoopt meer tijdschriften dan wij. Maar het klopt wel dat we in al die mediasectoren actief zijn en dus potentieel die macht zouden kunnen misbruiken, het gevaar bij elke mediaconcentratie.

Door de structuur van de groep alleen al zou dat in de praktijk niet kunnen. De Persgroep gelooft niet, zoals zovele anderen, in redactionele synergie waarbij dezelfde redacteuren voor de verschillende titels stukken leveren. Iedere redactie staat totaal los van de andere, ze zijn ook fysiek kilometers van elkaar verwijderd en beschouwen elkaar als concurrent. Alleen op die manier kan iedere krant zijn eigen identiteit maken en uitbouwen. De eeuwige PCM-dynamiek, waarbij iets wat goed was voor de ene titel werd afgeschoten omdat het slecht zou kunnen zijn voor de andere titel, bestaat niet binnen de Persgroep: iedere titel moet maar doen wat het beste lijkt, ook al zou dat de belangen van een andere kunnen schaden.

Die totaal verschillende redacties maken het ook onmogelijk voor een uitgever om zijn maatschappelijke visie op te dringen, zelfs als hij dat zou willen. Het Laatste Nieuws is een brede, ethisch conservatieve publiekskrant, De Morgen is een links-liberale kwaliteitskrant. Er is dan ook bijna geen maatschappelijk thema te bedenken waar de redacteuren van de twee kranten het over eens zijn, en vaak vallen ze elkaar ongegeneerd aan. Voor Van Thillo is het allemaal best, zolang de groei er maar blijft inzitten en de cijfertjes op de resultaatrekening zwart kleuren, en niet rood.

Van Thillo wil trouwens zijn politieke visie niet opdringen, iedere politieke ambitie is hem vreemd. Er verschijnen nauwelijks interviews met hem, laat staan dat hij ooit nog maar voor een vrije tribune in zijn kranten zou hebben geschreven.

In tegenstelling tot een ander populair gerucht bemoeit hij zich ook nooit met de inhoud van zijn kranten. Een voorbeeld: onze krant kreeg ooit een lijst doorgespeeld van een hoop Belgen die in Luxemburg behoorlijke bankrekeningen hadden staan buiten het zicht van de Belgische fiscus. Een bont gezelschap van beter boerende middenstanders, onder nemers, dokters en advocaten, er stond zelfs een kloosterorde bij en… een familielid van Chris tian Van Thillo. Trouw aan het motto van Ben Bradlee, hoofdredacteur van The Washington Post ten tijde van Watergate — «If you take the paper on a possible crash course, make sure the editor is on board» — lichtte ik Christian Van Thillo in. Hij belde even — ik vermoed met het familielid in kwestie — en zei: «Je informatie blijkt te kloppen. Had je verder nog iets?» De naam van het familielid werd daags nadien gepubliceerd, samen met de andere. Het heeft heel lang geduurd voor de vrede in de familie Van Thillo enigszins was hersteld.

Bij mijn weten is Van Thillo nooit tussenbeide gekomen bij de beslissing een stuk al of niet te publiceren. Maar daags nadien bellen en zeggen dat de opening van de krant eigenlijk hooguit pagina 3 verdiende, dat het stuk op pagina 3 beter uit de verf zou zijn gekomen met een infografiek, en hoe ver het staat met de plannen voor de weekendbijlage en dat daar volgens zijn bescheiden mening toch wel steeds een diep gravend portretinterview in moet staan, ja, zo heb je hem vaker aan de lijn. Om dan steevast te besluiten met : «Maar jij je zin.»

Eén keer heeft hij het gewaagd. Een vriendin van zijn vrouw had een designwinkeltje geopend in Antwerpen en na een lange vergadering vroeg hij of daarover in het life style-katern geen klein stukje kon verschijnen. Ik keek hem verbaasd aan, trok alleen de wenkbrauwen op. Hij haalde direct zijn in kaderkringen van de Persgroep beroemde lachje van betrapte schooljongen boven, en zei: «Dat had ik eigenlijk niet mogen vragen, niet?» Waarop hij wegreed in die grote BMW van hem om met zijn kameraden op de staantribunes van zijn favoriete Antwerpse voetbalclub de boel op stelten te gaan zetten. Want een yup is hij ook al niet.