Hoe gaat het toch met Oss? Was de «parel van de Peel» in de aanloop naar de jongste verkiezingen steevast in het nieuws als home base van de schatbewaarder van het reëel bestaande socialisme, Jan Marijnissen, dezer dagen wordt er weinig van het Brabantse stadje vernomen.

Wie zich toch op de hoogte wil stellen kan terecht in Museum Jan Cunen. Daar brengen acht kunstenaars onder de titel Ossensia — in the Meanwhile de stad Oss in beeld. Het project is in februari gestart en duurt twee jaar. Tot de deelnemers behoren onder anderen Ellen Ligteringen, Federico d’Orazio, Dan Geesin en Barend van Hoek. Zij bogen zich over «zes karakteristieke Osse buurten» en tonen hun bevindingen tot eind juni in het museum.

In de zes kunstkamers van Jan Cunen kun je onder meer kijken naar kartonnen dieren- en mensfiguren, een 8mm-animatiefilmpje, een videofilm over in jute gehulde zombies en schilderijen van demografische en planologische grafieken betreffende het toekomstige Oss.

De tentoonstelling oogt zoals je van hedendaagse kunst verwacht; er zijn video’s, er ratelen projectoren, en in een van de kleinere zalen pronkt het zorgvuldig in stukken gezaagde karkas van een Opel Kadett.

Niet alleen de kunstproducten zijn hedendaags, ook het tentoonstellingsidee is geheel in de geest van de tijd; welke moderne curator richt zich niet op de openbare ruimte, de sociologische blik (hoe kijken kunstenaars naar een wijk, hoe gaan buurtbewoners om met kunst) en de thema’s migratie en spiritualiteit?

Ossensia — in the Meanwhile is een schoolvoorbeeld van de hedendaagse tentoonstellingpraktijk, waarin de curator van dienst de parameters van de kunst uitzet.

Maar de almacht van het thema verduistert het zicht op het werk van de individuele kunstenaars. Voeg daarbij het gegeven dat de ideeën van de tentoonstellingmaker niet van de werken zijn af te lezen zonder de begeleidende A4-tekst grondig door te nemen, en het moge duidelijk zijn dat de in Oss bijeengebrachte kunst niet meer is dan een voetnoot bij de theorie.

Als we al van een theorie mogen spreken; kunsthistorici blinken doorgaans niet uit in analytische scherpte, getuige uitspraken als: «Federico d’Orazio zoekt voor zijn installatie naar een verbijzonderingproces van het sleutelen op straat, het wassen van de auto, dubbel parkeren en een ander opvallend thema: grote auto’s bij kleine woningen. Deze gegevens zijn door d’Orazio samengevat door een van de meest gestolen auto’s, de Opel Kadett, in grote, precies doorgesneden brokstukken in zijn kamer te plaatsen.»

Waren in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw de teksten nog afkomstig van de makers, en zodoende authentiek, nu komen ze uit het theoretische kleioventje van de curator. En dat is voor niemand leuk. Want de curator bakt en bakt, maar uit zijn oventje komen slechts verbale halfproducten, overgoten met een quasi-filosofisch sausje, waarin de trefwoorden «interactie» en «publieksparticipatie» dienst doen als bezwerende mantra’s («Door de inwoners bij het creatieve proces van de kunstenaars te betrekken dient het doel de bewoners mogelijkheden te bieden om te reflecteren op hun rol daarin»).

Je ziet het voor je: de curator, het hoge denkersvoorhoofd verlicht door het grijsblauwe schijnsel van de iMac, tikt en tikt. Rekt kreupelzinnen op en drijft het werk van de door hem geselecteerde kunstenaars met dwingende hand richting subsidiegever.

Klikt dan op de muis, leunt tevreden achterover en belt zijn kunstenaars.

Het is de vloek van het thema.

Nu te zien in Oss.

Ossensia — in the Meanwhile

Museum Jan Cunen, Molenstraat 65, Oss

T/m eind juni, dinsdag t/m zondag,

12.30–16.30 uur

tel. 0412-629 328