Een en ander is een voorspelling van Nostradamus, of om precies te zijn een interpretatie van een van zijn befaamde visionaire kwatrijnen. De betreffende tekst wordt door zijn exegeten over het algemeen anders uitgelegd, namelijk als de voorspelling van een reusachtige komeet die ergens in 1998 aan het firmament boven New York zal verschijnen. De verzen van Nostradamus zijn een soort cryptogrammen die geduid moeten worden. Gedreven volgelingen leggen zich toe op het ontrafelen van de geheime aanwijzingen over onze toekomst. Vrijwel alles wat Nostradamus voorzag, is uitgekomen, menen zij; hij heeft de namen van Franco en Rousseau letterlijk geprofeteerd, met de juiste jaartallen erbij.
Die komeet is dus geen komeet, maar een atoombom. Wat er van New York overblijft, is nog maar de vraag. Dat is de lezing van Robert Jan, een achttienjarige vwo-leerling uit Weesp Terwijl buiten de zomer met bakken uit de hemel klettert, zit hij in het achterste gedeelte van het Cyber Cafe op de Nieuwendijk in Amsterdam knus te netsurfen.
‘Ik ben erg geinteresseerd in Nostradamus. Nee, ik woon niet in Amsterdam, maar ik was hier om een T-shirt te zoeken van de Wu Chang Clan, mijn favoriete rapgroep. Toen ben ik hier naarbinnen gegaan om het een en ander op te zoeken. Het is echt heel erg mooi: je typt “Nostradamus” in en binnen een paar seconden heeft-ie duizenden homepages gevonden die iets met dat onderwerp te maken hebben. Ik vond bijvoorbeeld een site van een man die via regressietherapie bepaalde inzichten had gekregen. Hij interpreteerde dat Nostradamus-kwatrijn ook als de beschrijving van die komeet. Ik ben hem nu dus mijn interpretatie aan het mailen: er valt een atoombom op New York, afgevuurd door de Arabieren en Chinezen.
De Derde Wereldoorlog begint in Israel. Die hebben nu zo'n havik aan de macht, waardoor ook de meer gematigde Arabische landen extremistischer kunnen worden. Anyway, Israel wordt vernietigd door de Arabische landen. Maar WO III is niet de vernietiging van de wereld, hoor. Nostradamus zegt heel duidelijk dat zijn voorspellingen tot het jaar 3797 gaan.’
ONDERTUSSEN, terwijl Robert Jan over het Internet surft, gaan er regelmatig mensen naast hem zitten die ook even iets ‘op het Net’ moeten doen. Een Amerikaan komt doelgericht binnen: ‘Is there a screen free? And one coffee, please.’ Hij wil even zijn mail checken. Een andere man kijkt, nu hij er toch is, of het Van Goghmuseum morgen open is. Twee Engelse jongens met baseballpetjes op spelen een cyberspelletje,en een jong meisje zit kettingrokend te chatten met een geestverwant in Australie. Je zou vergeten dat dit een kroeg is. Wie er even niet helemaal uitkomt, krijgt hulp van de vriendelijke Marenka, een van de twee personeelsleden die op dit moment in het cafe zijn.
Schuin aan de overkant van de straat zit een soortgelijk etablissement. In neon roept het: ‘INTERNET’. Dat is meer een coffeeshop, en de acht jongens en meisjes achter de terminals (‘No, we’re no nerds, we’re definititely no nerds!’) lijden duidelijk aan een vervaging van het korte-termijngeheugen. ‘He, dit ken ik ergens van! Ja, daar waren we vijf minuten geleden ook al, dombo.’ Gezien het aantal en het formaat van de joints die boven het toetsenbord worden gedraaid, niet echt verwonderlijk.
Ze zijn wel vrienden, maar ook concurrenten, zegt L. N. Parsan, de manager van het Cyber Cafe, over zijn collega’s aan de overkant. Hij wil, anders dan zij, nadrukkelijk een bepaalde sfeer in zijn kroeg creeren. In een decor waar koloniale iconen en hi-tech-accessoires elkaar ontmoeten, kan de bezoeker gebruik maken van de faciliteiten die hier worden geboden: ‘Wereldwijd uw eigen post versturen en ontvangen, het zgn. e-mail (electronic mail); via het World Wide Web oneindig veel pagina’s met tekst, illustratie, beeld, geluid, etc. bekijken en beluisteren (netsurfen); meedoen aan discussies via de Internet-nieuwsgroepen; direct communiceren met andere Internet-gebruikers via het Internet Relay Chat (IRC) of Telnet.’
Het Cyber Cafe biedt, kortom, volledige Internet-access en multimediamogelijkheden aan. Daarbij zijn ze zo vriendelijk om ook ondersteuning te bieden bij alles wat cyberspace-cowboys en -girls op het Net willen doen. Men kan er zelfs een eigen e-mail-account openen.
PARSAN, de uitbater, is 34 jaar en klinisch psycholoog te Amsterdam. Achter de bar vertelt hij vol vuur over zijn cafe. Hij is geen doorsnee kroegbaas, zo'n middenstander die alleen geinteresseerd is in het aantal genuttigde glazen drank, hij is werkelijk betrokken bij het Cyber Cafe en zijn klanten.
Parsan: ‘Ik vind het allemaal heel mooi. Er komen hier veel jonge mensen, maar ook wel oudere. Mensen kunnen hier kennis opdoen, informatie verzamelen en communiceren, maar ook gewoon in het cafe zitten. In eerste instantie moeten ze even wennen aan de omgeving. Het lijkt namelijk een paradox: in een cafe gaan zitten Internetten. Het komt ongetwijfeld doordat ik psycholoog ben, maar ik vind het heel interessant om te observeren hoe mensen achter een terminal heel geisoleerd bezig zijn. Ze zijn gewend zich af te sluiten van de wereld en als het ware te vergroeien met hun computer. Communicatie, behalve online, is volstrekt uit den boze. Je communiceert daar, op het Net, en niet hier, in het cafe. Wat ik wil doen, is daar een extra dimensie in aanbrengen, zodat er iets onverwachts gebeurt.
De groep mensen die dit cafe heeft opgericht, is heel divers. We hebben een Molukker, een Surinamer van hindoestaanse afkomst - dat ben ik -, een Surinamer van Creoolse afkomst, een Portugees, een Marokkaan, dat is de bedrijfskundige. Wij zijn de nieuwe Amsterdammers.
Door mijn praktijk als psycholoog ben ik natuurlijk een verschrikkelijke realist geworden, maar ik ben ook nog steeds een idealist. Ik heb een doel voor ogen, waar ook het Cyber Cafe in past. In een zin: puur door communicatie bepaalde barrieres doorbreken. Dat is mijn doel bij psychisch deviante mensen, maar ook bij gezonde mensen die hier komen. Door te communiceren kun je ze op de goede weg helpen, of ze de ogen openen voor nieuwe mogelijkheden. Daarbij kan Internet een belangrijke rol spelen, daar ben ik van overtuigd.
Nee, ik denk niet dat het Internet de wereld zal verbeteren. Ik ben nu 34. In mijn studententijd had ik wel die behoefte. Ik las Marx, Lenin, legde met die gouwe ouwen de fundamenten voor wie ik ben geworden. Ik ben ook blij dat ik ze heb gelezen. Ik denk dat het Net in de eerste plaats een aanvulling is, niet per se een verbetering. Maar ik ga er ook niet van uit dat de wereld slecht is. Absoluut niet. Je moet het meer zien als een oude spijkerbroek, die je niet weggooit maar steeds weer oplapt. Daar wordt-ie alleen maar mooier van.
De mensen die hier komen zou ik geen nerds willen noemen, nee. Want een echte nerd zou zich niet eens in een cafe vertonen, denk ik. En ik vraag me af of er nog wel nerds bestaan als vroeger.’
Parsan knikt in de richting van de klant achter de terminal, de Nostradamus-jongen.
Robert Jan weet verschrikkelijk veel, niet alleen over Nostradamus, maar ook over sociale en politieke geschiedenis, computers, natuurwetenschap en popmuziek. Hij vindt het belangrijk dat hij zich algemeen ontwikkelt, zegt hij. Dat is te merken. Hij wekt ontzag door wat hij vertelt, en de manier waarop. Hoe oneerbiedig de vergelijking ook is (voor Robert Jan), even moet ik denken aan Wim de Haan.
Hij had niet anders kunnen heten. Zijn naam paste hem als een oude spijkerbroek - die hij overigens nooit droeg. Wim de Haan was een nerd. Nee, herstel, Wim de Haan was een super-nerd, een mega-nerd, de essentie van de nerd. Wim de Haan zat op de middelbare school bij me in de klas, tijdens biologie, wis-, natuur- en scheikunde. Had ik wiskunde II gekozen, dan zou ik hem nog vaker hebben kunnen bewonderen; hadden wiskunde III, IV, V en VI bestaan, dan zou Wim, desnoods in zijn eentje en op zaterdag en zondag, ook daarin examen hebben gedaan.
Vraag een willekeurige voorbijganger een nerd te tekenen, en je hebt een portret van Wim de Haan: niet echt lang maar toch leptosoom; bij gym altijd de laatste die werd gekozen; dun, slap peper-en-zouthaar met een scheiding; hoog voorhoofd; een brilletje met een ijzeren montuur. Hij droeg pantalons, waar alle anderen zich in broeken rondbewogen, overhemdjes (met korte mouwen) terwijl wij blouses aanhadden, en een pullovertje. Sandalen en dikke sokken completeerden het beeld. Wim de Haan had lieve, innemende ogen.
Wim de Haan was op een wereldvreemde manier wijs. Met een grote vanzelfsprekendheid haalde hij de hoogste cijfers voor zijn favoriete vakken. Wims hart lag bij de natuurwetenschap, bij alles wat met cijfers te maken had. Een van zijn grootste hobby’s was pi - dat mysterieuze getal uit de exacte wetenschap. Je kon Wim midden in de nacht wakker maken voor pi, een getal dat geen einde had. Het begon als 3,141526 en ging dan nog duizenden en duizenden cijfers achter de komma verder. En dat was voor Wim de uitdaging. Hij had zich erop toegelegd pi uit zijn hoofd te leren, tot op zoveel mogelijk cijfers achter de komma. Wim de Haan was raar, maar leuk raar, besloten wij, en we lieten hem in zijn waarde - afgerond naar boven.
Het werd allemaal pas minder leuk toen hij de leraren begon te corrigeren. Hij wist alles beter. Met een neuzelig stemmetje werkte hij de docenten stevig op hun zenuwen, net zolang tot zelfs de meest geduldige van het corps hem afsnauwde: ‘Ja Wim, nu weten we wel dat je slim bent.’ Dat nerds roder konden blozen dan niet-nerds, bleek overduidelijk. Wij genoten.
Toen de computer personal werd, vond Wim de Haan zijn raison d'etre. Achter de terminal werd hij meer nerd dan hij ooit was geweest.
WIM DE HAAN WAS het prototype van de klassieke nerd: zijn wereld en identiteit werd van de ‘echte wereld’ afgegrensd door een eigen jargon, een zestien- tot achttienurige werk- of studeerdag, een afkeer van dagelijkse beslommeringen rond eten, geld of relaties, en een voorkeur voor machines boven seks, een intense obsessie voor controle en een bijna absolute onverschilligheid jegens het lichaam - stuk voor stuk eigenschappen die worden beschouwd als kenmerkend voor computerwetenschappers en whizz kids.
Robert Jan is geen nerd. Hij heeft misschien iets met Wim de Haan gemeen, maar er is een essentieel verschil tussen de klassieke (computer)fanaticus en de kids die tegenwoordig alle fijne kneepjes van het online-leven beheersen. De jongens en meisjes die op dit moment dag en nacht achter hun computer zitten, zijn niet meer, als Wim, de buitenbeentjes, de lulletjes, de suffe anti-sociale losers. Het zijn, enigszins chargerend, de eerste Nieuwe Mensen. Of in ieder geval een voorhoede.
Iemand die op het Internet leeft en daar eventueel een nieuwe, extra persoonlijkheid aanneemt, staat niet langer met de rug naar de werkelijkheid. Integendeel, hij of zij maakt deel uit van een grote, uitdijende gemeenschap, een virtual community van mensen in cyberspace. Betekende met je computer vergroeien vroeger nog de wereld ontkennen, heden ten dage ben je een stap verder dan de niet-digitaliserende mens.
Het Internet is in de eerste plaats een sociaal medium. Het brengt mensen bij elkaar, doordat ze kennis uitwisselen, discussieren, chatten, spelletjes doen, gezamenlijk verhalen schrijven of op andere manieren communiceren. In cyberspace kennen mensen elkaar niet van gezicht maar worden desondanks, of juist daardoor, de allerbeste vrienden.
Het is even wennen, getuige ook een eerste meeting van Digitale-Stadbewoners. Na elkaar een jaar lang online te hebben gesproken, vonden ze het tijd worden een keer in het echt, IRL (In Real Life) bijeen te komen. In de feestruimte waren ook enkele terminals geplaats. Dat bleek de redding van de avond, want na binnenkomst kroop iedereen snel achter de computer, te verlegen om een ander aan te spreken. Zo gebeurde het dat men op dezelfde manier als in de isolatie van thuis begon te praten met zijn of haar vrienden: online, per toetsenbord. Na een paar uur en een paar biertjes keek de eerste computergebruiker op van zijn toetsenbord, slaakte een kreet en keek recht in het gezicht van de persoon tegenover hem, met wie hij al anderhalf uur zat te chatten. Toen eenmaal de eerste, immense stap was gezet en gesprekken met behulp van de stembanden werden gevoerd, werd het feest een daverend succes.
NET ALS IN het echte leven, worden mensen ook in virtual communities verliefd op elkaar. De verhalen over de stelletjes die elkaar hebben ontmoet via het Net en uiteindelijk IRL zijn gaan samenwonen, zijn legio. De vriendschappen en verliefdheden die online ontstaan, zijn niets minder waard dan die in de ‘werkelijke’ wereld. Integendeel, mensen waarderen elkaar om wat ze zeggen, niet vanwege hun uiterlijke verschijning. En dat lijkt een eerlijke basis.
Parsan: ‘Wat het Internet betreft, het draait allemaal om de vraag: hoe is de mens zich aan het ontwikkelen? We krijgen, denk ik, een mens die somatisch, qua musculatuur, onderontwikkeld is en voornamelijk met zijn geest werkt. Binnenkort wordt een basketballer in Amerika een unicum.
Het Internet heeft een belangrijke functie bij het verspreiden en uitwisselen van kennis. Je gaat twee groepen mensen krijgen. De ene beheerst de nieuwe technieken volkomen, gaat met de terminal naar bed en staat ermee op, en de andere zegt: alleen als het echt nodig is. Wat wil het toeval nou? Dat die laatste groep vooral de ouderen zijn. Die zeggen: ik heb een terminal op het werk, maar verder dan Word Perfect hoef ik niet… Ondertussen zijn kinderen van acht al aan het programmeren.
De sterkte van de mens wordt bepaald door zijn aanpassingsvermogen. Binnenkort zullen we grote dingen kunnen doen. Dat moet je geloven. Want het is onze opdracht de mensheid te redden. Misschien dat we straks aids zullen kunnen genezen. Kennis winnen is aanpassen. Wij zijn een aanvulling op wat geweest is en een voorbereiding op wat gaat komen als wij doodgaan. We geven door wat we weten.
Je hoort tegenwoordig veel te weten, want je kunt veel weten. Meer dan ooit is kennis macht. Geen informatie betekent - misschien is dat nu al zo - geen geld. Als jij over bepaalde informatie beschikt, hoef je geen cent op zak te hebben en toch overleef je. En heb je succes. Zolang je interessant bent, tenminste. En gezond. Hoewel, ook dat laatste gaan we binnenkort ontstijgen. Want je kunt bij wijze van spreken in je rolstoel achter je terminal zitten en de wereld in gaan. Sherlock Holmes, een der grootste rationalisten uit de geschiedenis, zei eens: “I am a brain, Watson. The rest of me is a mere appendix.” ’
Robert Jan is ook een brain: ‘Ik vond dat ik die man even een berichtje moest sturen met mijn uitleg van dat Nostradamus-kwatrijn. En daar is het Internet dus perfect geschikt voor. Dat van die komeet zou heel goed kunnen, maar ik denk dat er verschillende mogelijke toekomsten zijn. De aanloop naar de Derde Wereldoorlog kun je nu al een beetje zien. Vorig jaar ontstond er al bijna een serieus conflict tussen de Verenigde Staten en China, rond Taiwan. Toen ging het nog net goed, maar de volgende keer zou de afloop heel anders kunnen zijn. Maar ik hoop natuurlijk wel dat ik er helemaal naast zit, want ik heb er niet zoveel behoefte aan miljoenen Chinezen op mijn dak te krijgen.’