De Armeense taxichauffeur kijkt er niet van op als voor het Atelier Van Lieshout (AVL) in het Rotterdamse havengebied een acht meter lang en tweeënhalve meter hoog beeldhouwwerk in de vorm van een endeldarm staat. Hij heeft hier wel vaker klanten heengebracht. Het orgaan, dat de naam Barrectum kreeg, wordt straks op transport gezet naar de moderne-kunstbeurs in Basel waar bezoekers het roze bouwwerk via het aarsgat kunnen betreden om binnen een glas bier van de tap te bestellen. Joep van Lieshout (41) is al langer dan vandaag de meest spraakmakende kunstenaar van Nederland en hij zal die reputatie de komende tijd nog eens flink opkrikken door middel van twee tentoonstellingen in Nederland en belangrijke werken in Duitsland en Japan. De voormalige katoenopslagplaats aan de Maas is om die reden vrijwel leeg. Een medewerker legt de laatste hand aan een grafmonument: een schedel zo groot als een Fiat Topolino die het atelier maakt in opdracht van de weduwe Giele. Het heeft nogal wat voeten in de aarde gehad, omdat vergunningen voor zulke bouwwerken op een Nederlands kerkhof eenvoudigweg niet bestaan. Maar daar schrikt Van Lieshout niet voor terug. Nergens voor eigenlijk. Het gaat hem er eerder om dat wíj blijven schrikken.

Hij loopt als een aannemer over het terrein. Vandaag ontvangt hij gasten uit Duitsland aan wie hij onder meer zijn nieuwste hersenspinsel, het Callcentre, zal uitleggen: een op papier (en in maquette) tot in de details uitgewerkte exploitatie van een concentratiekamp. Met businessplan. We moeten begrijpen dat het bij Van Lieshout altijd gaat over de positie van het individu ten opzichte van de maatschappij en dat begrip soms makkelijker tot stand komt door het uitvergroten van een bepaald onderwerp tot in het absurde. De shoah houdt hem bezig. Vooral die verschuiving van de moraal. Maar hij kijkt ernaar met het inzicht dat vandaag de dag bestaat over efficiëntie en hoogwaardige productie. Dus worden er in zijn kamp («afkomstig uit de slechte helft van mijn brein») geen stenen gehakt, dat schiet niet op. Het volledig computergestuurde Callcentre telt tweehonderdduizend inwoners, heeft een landingsbaan en is de grootste leverancier van organen die rechtstreeks naar het eigen lokale ziekenhuis worden vervoerd. Er zijn bordelen en fabrieken. Nieuwkomers worden door middel van palmscans getest op inzetbaarheid, tachtig procent gaat direct door naar het slachthuis. Van Lieshout heeft uitgerekend dat het Callcentre 5,5 miljard winst kan maken. «Tel uit. Daar koop je Microsoft mee op!» Het is wat hij noemt een «doorontwikkeling» van eerdere door hem bedachte «vrijstaten» en een ironisch commentaar op de overbevolking. Het komt voort uit een hoogstpersoonlijke bezorgdheid over de toenemende rationaliteit in onze maatschappij. De bureaucratie, de controle, de bemoeienis. «Ga maar eens verhuizen in Rotterdam. Dan kom je vanzelf op morbide ideeën.»

Van Lieshout is geïnteresseerd in systemen en doet daar op zijn manier forensisch onderzoek naar. Het gaat hem niet om de moraal, wat op zich weer als immoreel aangemerkt zou kunnen worden. Drijfveer voor projecten als het Callcentre is de nietige mens ten opzichte van de geïndustrialiseerde samenleving. Wat gebeurt er als groepen in het nauw worden gedreven of geestdodend werk verrichten? Hoe ziet de wereld er dan uit? Charlie Chaplin ging hem voor met zijn Modern Times, evenals Fritz Lang, die in Metropolis een somber toekomstvisioen schetste: een futuristische stad waarin enkelingen verworden zijn tot schakels in een sinister raderwerk ten dienste van winst en kapitaal.

Van Lieshout geeft een vluchtroute. In zijn «mobile homes» kan men zich terugtrekken. Hij biedt vrijstaatjes aan, in elk gewenst formaat.

In 1995 richtte hij Atelier Van Lieshout (AVL) op en maakte hij met een groep assistenten naam met vrij klassieke, maar vindingrijke polyester tafels, keukenblokken en zogenaamde woonmodules in felle kleuren. Hij werd door architect Rem Koolhaas bekroond met de opdracht toiletten te fabriceren voor het Grand Palais in Lille. Later breidde Van Lieshout de concepten uit tot zogenaamde overlevingscampers en complete wooncommunes waarin men zich kon terugtrekken uit de ver dorven samenleving, gebruiksvoorwerpen en kunstobjecten waarmee men zich in een cocon kon afzonderen van de buiten wereld.

Wat Van Lieshout maakt, moet in principe echt kunnen worden ge bruikt. Hij ontwerpt de meest minimale kunst als een wc-pot met evenveel enthousiasme als een camper (de Autokraat, ge schikt in de meest onherbergzame gebieden). Hij be dacht een wurgseksbed, maar ook leverde hij de servieskarretjes voor het restaurant van het Museum of Modern Art in New York.

Eind jaren negentig kwam het accent sterk te liggen op «soevereiniteit»: objecten waarmee een zelfvoorzienend bestaan kon worden geleid. In 2001 stichtte hij zelfs AVL-Ville, een anarchistische vrijstaat in het Rotterdams havengebied, compleet met eigen vlag, eigen geld en een door strafpleiter Gerard Spong opgestelde grondwet. De gemeente Rotterdam nam Van Lieshouts ironie serieus, stuurde talloze controlerende amb tenaren op AVL- Ville af en een jaar later werd het dorp al weer gesloten.

Critici weten zich ook niet altijd raad met de ambivalente positie die Van Lieshout inneemt in de kunstwereld. Wil de op dracht gever de bouwsels liever in het rood? Geen enkel probleem. Is het kunst, is het design of is het architectuur? Voor de kunstenaar is de vraag niet aan de orde, daar heeft hij het veel te druk voor. Het is ook helemaal niet interessant om hem te ontheiligen als handige vakman, of kwajongen die zijn meest morbide dromen botviert en het liefst, zoals alle kinderen, een huisje onder de eettafel maakt of speelt met kanonnen en geweren.

Het zat er al vroeg in bij Van Lieshout. Op jonge leeftijd graaide hij hondendrollen van de straat die hij vervolgens in een jampotje met water in de zon zette. Gehurkt wachtte hij dan op de uitstoot van biogas. Later heeft hij daar als gevestigd kunstenaar een ingenieus systeem op bedacht. Laat maar gedacht worden dat hij een beyond-postmoderne kunstenaar is. Dat hij in zijn eentje een nieuwe historische periode be werk stel ligt, waar later door deskundigen naar zal worden verwezen als de «Van Lieshout-stroming».

Hij is een van de kunstenaars die alles aanpakken voor hun kunstenaarsschap. Daarmee verraadt hij zijn metier niet, integendeel, de reproductie tilt het werk boven zijn eigen werkelijkheid uit. Het wordt niet alleen tentoongesteld in vele musea, maar slaat ook di rect aan ook bij doe-het-zelvers en fanatieke kampeerders, die op ideeën gebracht worden door zijn technische oplossingen. Toch zegt Van Lieshout meer verbinding te zoeken met de positie van de kunst, of liever van zijn anti-kunst. Dat moet tot uitdrukking komen in sculpturale vormen met meer nadruk op installaties en iets minder op het gebruik van zijn voorwerpen: «Vorm mag bij mij niet klakkeloos op functie volgen. Er moet iets waanzinnigs mee ge beuren, het moet verder gaan dan alleen het beeld zelf. Bovendien zal het altijd een verband aangaan met de maatschappij, de politiek, met het leven.»

Vandaar het Baarmoederhuis, een in knalrood uitgevoerd portret van de vrouw, «maar dan van binnenuit.» Of de Technocraat, een gesloten kringloop waar de mens maar een minuscuul klein deeltje van uitmaakt. Allemaal volgens de logica van Van Lieshouts «afspiegelingen van de maatschappij». Van het individu versus de samen leving.

Of zoals Van Lieshout het zelf graag zou willen: kunst die ge schiedenis wordt en de toekomst verandert.

De overzichtstentoonstelling Happy Forest in het Kröller-Müller Museum is, hoe kon het ook an ders, een tegendraadse infiltratie van de beroemde beeldentuin in Otterlo. Het vaak ironische ge dachtegoed van AVL is ruim vertegenwoordigd op een gazon vol mobile units. Ook van de partij is een eerdere kwajongensstreek, de omstreden Werkplaats voor wa pens en bommen – compleet met chemicaliën en handleidingen. Net zoals de tot pick-up verbouwde Mercedes met kanon op het dak, die door een Franse burgemeester als staatsgevaarlijk werd gezien.

Beter kon Van Lieshout het niet hebben getroffen: de samenleving die hij becommentarieert, maakt uiteindelijk zichzelf het allerbelachelijkst.

De tentoonstelling Happy Forest is tot en met 2 oktober te zien in het Kröller-Müller Museum in Otterlo, van dinsdag tot en met zondag, 10.00-17.00 uur