Eurybates en Talthybios brengen Briseïs naar Agamemnon, fresco van Villa Valmarana, 1757 © De Agostini Editore / HH

De westerse cultuur begint, wordt weleens gezegd, met de ruzie tussen Achilles en Agamemnon. De kern én het startpunt van Homerus’ heldendicht de Ilias is namelijk het conflict tussen die twee: nadat de Griekse koning zijn eigen geroofde Trojaanse slavin moet teruggeven, pakt hij Achilles’ oorlogstrofee af, de vrouw die speciaal voor hem werd uitgekozen om zijn zogenaamde heldenmoed te vieren. Daarop weigert de halfgod om nog langer mee te vechten, en verliezen de Grieken op een haar na de oorlog. Zo wordt de vrouw een tweede Helena, om wie twee eerzuchtige mannen strijden. In de Ilias wordt haar naam, Briseïs, slechts een tiental keer genoemd – meestal enkel om haar schoonheid te beschrijven: ‘de schoonwangige Briseïs’ – en is ze meer een MacGuffin dan een volwaardig personage. Pat Barker maakt van haar het hoofdpersonage in De stilte van de vrouwen, dat genomineerd werd voor de Women’s Prize for Fiction.

En zo kijken we plots met de ogen van de Trojanen – meerbepaald van de Trojaanse vrouwen – naar de oorlog. ‘Grote Achilles. Heldhaftige Achilles, stralende Achilles, goddelijke Achilles… Wat stapelen de epitheta zich op. Wij noemden hem nooit zo; wij noemden hem “de slager”.’ Aldus Briseïs. Barker opent De stilte van de vrouwen met een soort prequel op de Ilias: haar roman begint in de stad Lyrnessus, waar de Grieken alle Trojaanse mannen in de pan hakken, terwijl de vrouwen opeengepakt hun lot zitten af te wachten in een citadel die stinkt van angstzweet, babypoep en menstruatiebloed. En dan moet het ergste nog komen. Nadat alle mannen en jongetjes zijn afgemaakt en alle zwangere vrouwen een speer in de buik hebben gekregen voor het geval dat de baby een jongen zou zijn, voeren de Grieken de Trojaanse vrouwen mee op hun schepen om ze onderling te verdelen als seksslavinnen. Briseïs vertelt het allemaal met een zekere afstandelijkheid. Ze schept zelfs trots in haar koele kijk: ‘Achilles huilde toen ik werd meegenomen. Híj huilde, ík niet. Nu, jaren later, nu dat er allemaal niet meer toe doet, ben ik daar nog steeds trots op.’ Ze houdt alles nauwgezet in de gaten en doorziet al snel de karakters van al haar Griekse beulen. Zo weet ze ons te vertellen dat Achilles een groot klein kind is, een momma’s boy die ze op een bepaald moment zelfs hoort roepen om zijn moeder. ‘Dit was geen man, dit was een kind.’

Oorlog raakt iedereen, maar vrouwen het meest

In het tweede deel van De stilte van de vrouwen wijzigt het vertelperspectief: we krijgen niet meer alleen Briseïs’ relaas in eerste persoon te lezen, maar ook het standpunt van Achilles, verteld in derde persoon. En hoewel het op het eerste gezicht vreemd lijkt – Achilles kreeg oorspronkelijk in de Ilias al genoeg air play – werkt het wel. Door het afwisselende vertelperspectief creëert Barker ruimte voor nuance en zelfs empathie voor de man die Briseïs’ thuisstad uitmoordde. Achilles’ vriendschap met Patroclus wordt zo mooi beschreven dat zijn pijn en verdriet na de dood van zijn vriend bijna voelbaar worden. Oorlog raakt iedereen, maar de vrouwen toch het meest, lijkt Pat Barker te willen zeggen. Mannen krijgen tenminste het recht om te rouwen, kunnen hun eigen verhaal schrijven, terwijl vrouwen enkel props zijn in de verhaallijnen van de mannen. In de woorden van Briseïs: ‘Jazeker, de dood van jonge mannen in de strijd is een tragedie – ik was vier broers verloren, dat hoefde niemand me te vertellen. Een tragedie die ik weet niet hoeveel klaagzangen verdient – maar hun lot is niet het ergste. Ik keek naar Andromache, die de rest van haar geamputeerde leven als slavin zou moeten slijten, en ik dacht: we hebben een nieuw lied nodig.’

Barker schreef dat lied. Een lied dat verbeeldt hoe vrouwen worden ingezet als oorlogswapen, hoe ze ontmenselijkt worden: ‘Mannen plakken een betekenis op een vrouwengezicht; een boodschap aan andere mannen. In het legerkamp van Achilles was die boodschap: kijk haar eens. De beloning die me door het leger is toegekend, het bewijs dat ik ben wat ik altijd heb gezegd te zijn: de grootste van de Grieken. Hier, in het legerkamp van Agamemnon, was het: kijk haar eens, de trofee van Achilles. Ik heb haar van hem afgepakt, net zoals ik jou je beloning kan afpakken. Ik kan je alles afnemen wat je hebt.’

Het doet denken aan het iconische beeld van de Amerikaanse kunstenares Barbara Kruger uit 1989: een vrouwengezicht in zwart-wit met daarover wit op rood de tekst ‘Your body is a battleground’. Toen was de context de abortuswetgeving, maar met haar werk kaart Kruger aan dat de uitspraak helaas universeel geldig is. ‘Ik zou willen dat lezers in eerste instantie de gelijkenissen zien met de jezidi-vrouwen in Syrië en vrouwen in Congo die het slachtoffer werden van systematische groepsverkrachtingen’, zei Barker in een interview over haar boek met De Standaard.

Door in De stilte van de vrouwen hedendaagse taal te gebruiken trekt ze het verhaal het heden in – over Helena zingen de mannen: ‘Die ogen, dat haar, die lippen, die tieten / Die duizend schepen te water lieten…’ – en worden de grimmige parallellen tussen de vrouwen in de Trojaanse Oorlog en de wereld van vandaag pijnlijk duidelijk. Nog steeds is het lichaam van vrouwen al te vaak een battleground.