Het zag er zo veelbelovend uit op de cover vorige week van een concurrerend weekblad. Naakte schrijfster neemt het op ‘tegen de machoschrijvers’! Altijd fijn, een vrouw die unverfroren de pen ter hand durft te nemen tegen het mannelijk schrijversdom dat niks liever doet dan elkaars pik vasthouden in de krant en in de kroeg. Maar bij lezing van het pamflet zelve, De man, zijn penis en het mes, blijkt het Kristien Hemmerechts heel ergens anders om te doen, al is het ook niet zo eenvoudig om erachter te komen wat dat dan is.
Klopt het nou dat ze fulmineert tegen de vrouwonvriendelijke wijze waarop er geneukt wordt in de letteren, vervolgens haar voorbeelden put uit romans van schrijvers die helemaal of half dood zijn en in ieder geval geen Nederlands kunnen lezen en dus nooit zullen reageren, deze schrijvers verwijt zich niet wat meer in te leven in het gevoelsleven van het neukobject en daarna beweert dat deze eenzijdige mannelijke blik een fnuikend effect heeft op a. het welbevinden van de lezeres en b. de toestand in de wereld?
Ik wil het gewoon niet geloven, zoveel retro-naïviteit, want ik vind Hemmerechts een goeie en interessante schrijfster, een schrijfster bovendien die er al zo’n drie decennia mee bezig is een oeuvre bijeen te schrijven met vrouwelijke personages die sensueel, avontuurlijk en verlokkend zijn, maar tegelijkertijd autonoom en streng. Die er bijna als geen andere schrijfster in het Nederlands taalgebied in slaagt om de al dan niet neukbeluste mens (m/v) in heel zijn of haar tegenstrijdigheid en onvermogen te vatten. Waarom – for crying out loud – komt ze nu aan met citaten uit het werk van Jack Kerouac en John Updike, zo ontzettend uit de oude doos? Áls je al iets zou willen laten zien van hedendaags literair seksueel geweld, waarom niet de romans opgeslagen van hedendaagse collega-auteurs als – ik doe een niet-willekeurige greep – Harry Mulisch, Cees Nooteboom, Arnon Grunberg, Robert Anker, Ilja Leonard Pfeiffer?
Maar nóg wanhopiger: waarom behandelt ze citaten uit literair werk alsof het gaat om fragmenten uit NVSH-folders, eendimensionale instructies voor de hulpeloze medemens? De vragen die Hemmerechts stelt, parachuteren me terug in een ver verleden, waarin we in de vrouwenkring Stendhal en D.H. Lawrence op hun vrouwbeeld onderzochten. ‘Wat betekent het voor vrouwen om omringd te worden door voorstellingen in woord en in beeld die ze stuitend vinden, maar die op veel bewondering kunnen rekenen?’ schrijft ze. Tja. Voor een schrijvende vrouw als Hemmerechts zou het in ieder geval moeten betekenen dat ze haar eigen stuitende voorstellingen de wereld in slingert, en als gezegd dacht ik ook dat ze daar hard mee bezig was.
Een sleutelzin in Hemmerechts’ pamflet is: ‘Ik doe wat ik zo vaak doe: ik word twee vrouwen.’ Ze bedoelt daarmee dat je enerzijds om als vrouw te kunnen overleven je empathisch, welwillend en bewonderend opstelt. Vooral niet hysterisch of truttig zijn en blijven glimlachen. En al die misogyne literatuur lezen niet te vergeten. Aan de andere kant zou je iedereen wel op de bek willen slaan (mijn woorden, niet de hare). Iedere vrouw is inderdaad die twee vrouwen. Als ik bij een literair diner naast een man zit die mij uitlegt dat het zonde is van de schoonheid van Susan Smit dat ze het zonodig over boeken moet hebben, en het liefst heeft dat ze gewoon haar mond houdt omdat ze anders het plaatje verstoort, dan zeg ik: ‘Goh, interessant’, en denk … Ik weet niet eens wat ik denk, ik ben beledigd, gedeprimeerd en vol verachting tegelijkertijd, geloof ik, maar blijf vooral glimlachen. Ik ben alleen inmiddels zózeer twee vrouwen dat ik me afvraag of niet ook iedere man twee mannen is. De één houdt een conversatie gaande en de ander loert naar Susan Smit.
Het zij zo. Ook zo ver ben ik inmiddels. De man zit met zijn mes, de vrouw kampt met een gapend gat. Of zoals Michel Houellebecq de menselijke conditie treffend samenvatte: een penis kun je afhakken, maar hoe kun je de leegte van een vagina vergeten? Wat nou goeie, belangeloze seks, waarvan Hemmerechts aan het eind van haar pamflet zegt te dromen? Gezegend zijn de schrijvers die de even tragische als komische clash van de penis en de vagina tot literatuur verheffen. Gezegend de paar vrouwelijke schrijvers die van hun schizofrenie hun kracht weten te maken – Elfriede Jelinek, Doris Lessing, Jenny Diski, Susanna Moore, Rebecca Miller – en een levendige en subversieve seksualiteit neerzetten. Niet dromen, Kristien, maar blijven schrijven.

Kristien Hemmerechts, De man, zijn penis en het mes: Pamflet. Querido, 48 blz.,Ä 6,95

Door de landelijke KPN-netwerkstoring deze week geen H.J.A. Hofland