Toch zullen de gevolgen aanzienlijk zijn, mochten de voorstellen ooit werkelijkheid worden die een werkgroep van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid onder leiding van Brands onlangs deed. In het rapport Stabiliteit en veiligheid in Europa: Het veranderende krachtenveld voor het buitenlands beleid pleit de WRR voor een Grote Sprong Voorwaarts in de Europese integratie, waarbij Nederland zal moeten deelnemen aan een ‘kern-Europa’ onder leiding van Frankrijk en Duitsland.
Omstreeks 1999 zou dat kern-Europa gestalte moeten krijgen rond de Europese Monetaire Unie, die dan van kracht wordt. Waarschijnlijk zal maar een klein aantal lidstaten op dat moment voldoen aan de EMU-criteria, zoals een geringe staatsschuld. Die monetaire kopgroep zou volgens Brands ook de politieke kern moeten gaan vormen. Brands: ‘Een monetaire unie is geen kleinigheid. Dat betekent voor het begrotingsbeleid een forse inbreuk op de soevereiniteit. Op monetair gebied is de verdieping van de integratie dus het verst voortgeschreden en onze plannen sluiten daarbij aan.’
De WRR pleit in de eerste plaats om politieke redenen voor de vorming van een kerngroep. Nu de Verenigde Staten daartoe niet meer bereid zijn, zou een dergelijke groep de rol van politieman van Europa op zich moeten nemen, middels een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. ‘Zo'n gemeenschappelijk veiligheidsbeleid is in de eerste plaats bedoeld om conflicten zoals in voormalig Joegoslavie te voorkomen’, zegt Brands. ‘Op dit moment is er geen instantie in Europa waar een regering die een oorlogje tegen zijn buren wil beginnen, bang voor moet zijn.’ Van de Navo valt weinig te verwachten gezien de isolationistische stemming in de Verenigde Staten.
De uitbreiding van de Europese Unie verschaft een ander argument voor kernvorming. ‘Er komt nu een aantal landen bij omdat ze economisch geen betere keuze hebben. Maar die remmen de integratie. Dat zijn geen Europeanen. Het aantal Engelanden is aanzienlijk toegenomen. Met twaalf lidstaten konden we al geen vuist maken in Joegoslavie, laat staan met een nog heterogener gezelschap.’
BRANDS ZIET NIETS in de voorstellen van VVD-leider Bolkestein die zich verzet tegen ‘aanschurken’ tegen de Frans-Duitse as en alle opties in het buitenlands beleid van Nederland open wil houden. Want dan ontstaat het gevaar dat Duitsland als grote mogendheid opnieuw een eigen weg zal gaan zoeken, wat zou leiden tot ‘vernegentiende-eeuwsing’ van de Europees politiek: wisselende coalities van staten en coalities tegen Duitsland. Brands: ‘Dat zou een ongelooflijke stap terug zijn. Het Duitse momentum kan heel snel weer het grootste probleem van Europa worden. Maar het kan in samenwerking met anderen ook zo aangewend worden dat het een sturende kracht wordt in de integratie.’
Het WRR-voorstel sluit aan bij het ‘discussiepapier’ dat CDU/CSU-fractie in de Bondsdag in september publiceerde, waarin ook voor kernvorming werd gepleit. Na luidruchtige protesten in verschillende Europese hoofdsteden, leek het er even op dat Kohl het er bij zou laten zitten. In een recente CDU-nota over Europese integratie kwam het woord ‘kern-Europa’ niet meer voor. Maar CDU-fractievoorzitter Schauble zei onlangs in een vraaggesprek met NRC Handelsblad dat de Duitse doelen impliciet hetzelfde zijn gebleven.
Er zijn ook economische redenen waarom Nederland moet meedoen in een kern- Europa. Brands: ‘Er is een verscherping van de concurrentieverhoudingen waar te nemen. Het primaat van de politiek is verdwenen. Toen de Sovjetunie nog bestond, waren er regelmatig handelsconflicten tussen de Verenigde Staten en Europa. Maar door de gemeenschappelijke vijand was er de noodzaak om de boel toch bij elkaar te houden. Die noodzaak is weggevallen. Je ziet nu dat de regering-Clinton dreigt met een handelsoorlog tegen Japan. Dat wordt mede veroorzaakt door de relatieve economische neergang van de Verenigde Staten.’
In het WRR-rapport wordt gesproken van een ‘triadisering’ van de wereldeconomie, waarbij Noord-Amerika, Japan/Zuidoost-Azie en Europa elkaar fel beconcurreren. Een Europese kerngroep is mede noodzakelijk om die slag niet te verliezen. ‘Als we nog willen eten, zal Nederland daaraan mee moeten doen’, aldus Brands. ‘Ik zie geen andere manier om onze concurrentiepositie te beschermen en te versterken. Natuurlijk brengen de nieuwe economische verhoudingen grote gevaren mee voor de relatie met de Verenigde Staten. Als er een economische confrontatie ontstaat, zal Amerika helemaal niet meer bereid zijn om politiek en militair iets in Europa te ondernemen. Maar anderzijds is een Europese bundeling van krachten, bijvoorbeeld op het gebied van research & development, een voorwaarde om te overleven op de wereldmarkt.’
Daarnaast zal Europa moeten voorkomen dat de verscherpte concurrentie leidt tot het uit elkaar vallen van de Unie. Brands: ‘De gevolgen van die concurrentie zijn zeer ongelijk verdeeld. Dat zie je aan de uiteenlopende werkloosheidscijfers in de verschillende landen van de Europese Unie. Als de Unie dat niet enigszins weet te vereffenen, is dat een geweldige centrifugale kracht. Dat heeft Jacques Delors, een zeer wijs man in vele opzichten, in zijn laatste witboek al opgemerkt. Er zijn twee grote problemen die de Europese eenheid bedreigen: die vreselijke slachting in Joegoslavie en de verder toenemende economische ongelijkheid.’
HOE ZO'N KERN-EUROPA er precies zal uitzien, weet niemand. Maar zeker is dat er op veel terreinen zal moeten worden samengewerkt, op economisch en buitenlands gebied, maar ook bij justitie en sociaal beleid. Binnen de kerngroep zal de Frans-Duitse samenwerking een speciale plaats innemen. ‘Historie, instinct, voorkeur, belang en tenslotte de wens de eigen positie te markeren zullen Duitsland en Frankrijk ook binnen een kerngroep tot “een paar apart” blijven maken’, schrijft de WRR. De Raad vindt het verder onrealistisch als Nederland tot het bittere eind blijft vasthouden aan een formele gelijkstelling van de deelnemende landen. Dat zal immers de positie van kleine staten nog verder bemoeilijken.
Nederland moet ook meer rekening gaan houden met ‘de buitenlandse consequenties van binnenlandse voorkeuren’. ‘Wij pleiten niet voor dociliteit’, zegt Brands. ‘Dat is ook niet de aard van dit volkje. Maar als de buren last hebben van Nederlands libertair beleid, zullen we daar in een nauwere samenwerking vaker op worden aangesproken. De Nederlandse regering zal binnenlandse voorkeuren en buitenlandse wensen meer tegen elkaar moeten afwegen.’
Nee, hij verwacht niet veel handen op elkaar te krijgen met zijn plannen. ‘Veel Nederlanders zullen zeggen dat zo'n nauwe samenwerking met zulke grote lidstaten wel heel erg gaat knellen. Maar een pleister of een aspirine helpt niet als je de onveiligheid in Europa wilt aanpakken. Als iemand een manier weet die minder aanpassingen vergt, zou ik dat graag willen horen. Ik kon er niet op komen. Nederlanders hebben een zeer slecht ontwikkeld veiligheidsbewustzijn. We hebben geen besef van de geschiedenis van het continent waarop we leven. Na het einde van de Koude Oorlog zijn veel historische conflicten teruggekeerd, die grote gevolgen kunnen hebben voor de positie van Nederland. Maar een sense of urgency ten aanzien van het veiligheidsvacuum in Europa ontbreekt hier totaal.’
Brands ontwikkelde een reputatie als onheilsprofeet met zijn waarschuwingen voor de gevaren die het nieuwe Europa bedreigen. Maar in het rapport van de WRR valt het met die somberheid wel mee. Brands: ‘Ik heb ontzettend veel geleerd van het schrijven van dit rapport. De afstand tussen academisch praten en beleid maken is enorm. Als historicus heb ik de neiging de complexiteit van problemen voortdurend te vergroten. Maar ik kreeg bij de WRR al snel te horen dat wat ik betoogde eerder onderdeel was van het probleem dan van de oplossing. Bij beleid maken heb je er niets aan om een probleem zo zwart af te schilderen dat je hoofd- en zijwegen niet meer ziet. Daarom zit de oplossing er nu bij.’
De vuist van europa
EEN GROOT IDEE? Ach, nee, zo ziet M. C. Brands (61), hoogleraar nieuwe geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, het niet. ‘Ik ben er van overtuigd dat we lange tijd zonder grote ideeen over Europa zullen leven.’ Hij spreekt liever van ‘een noodoplossing’.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1995/27
www.groene.nl/1995/27