Terwijl de zon in Nederland schijnt, of niet, Niger verhongert en Europa oog in oog staat met het «internationale terrorisme» zijn de multiplexen bezaaid met films waarin op het eerste gezicht het lege escapisme overheerst. In de nieuwste Spielberg vallen buitenaardse wezens de aarde binnen waarna hele steden in vlammen opgaan; een denkende Volks wagen Kever, Herbie, raast over het scherm met aan het stuur de nieuwste sexy tiener uit Los Angeles; superster Penelope Cruz kijkt zwoel in de Sahara; er draait een kleurrijke Roald Dahl-kinderfilm; en zelfs Batman, op wie men altijd nog kon rekenen in de zomer, zegt tenenkrommende dingen als: «Het is niet wie je bent wat telt, maar wat je doet.» Louis Menand, hoogleraar literatuur aan Harvard University en boekenrecensent van The New Yorker, ziet de summer blockbuster als een ziekte. Hij spreekt in dat blad van «geestelijke armoede»; de kaskraker «zuigt het talent en de hulpbronnen uit ieder onderdeel van de filmindustrie». Wie de geur van popcorn inademt en de zolen van zijn schoenen probeert los te wrikken van de plakkerige, met cola besmeurde vloer is geneigd Menand gelijk te geven: de multiplexbioscoop is het plezierpaleis van de decadente, leeghoofdige moderne mens die finaal ten onder gaat aan de rijkdom.

De keerzijde: er zijn tenminste twee films die volgens dezelfde principes als Sahara lijken te zijn geproduceerd, maar die desalniettemin grote kwaliteiten hebben. Deze films zijn War of the Worlds van Steven Spielberg en Sjakie en de chocoladefabriek van Tim Burton. Beide kostten miljoenen dollars, zijn in Hollywood gemaakt, barsten van de special effects en worden over de hele wereld, ook in heel Afrika, aan de man gebracht met precies dezelfde harde marketingstrategieën als Sahara. En toch zijn het films die veel van de integere kunstfilms die dit jaar in Nederland zijn uitgebracht in de schaduw stellen. De blockbuster heeft een dubbel gezicht: Sahara tovert de wereld om tot een leugen, terwijl Sjakie en War of the Worlds de kijker een inspirerende blik op de werkelijkheid bieden, een re flectie van datgene wat hij op het Journaal ziet. Het plezierpaleis kan dus ook een plaats van allegorie en metafoor zijn – allerminst de speeltuin voor de «leeghoofden» van Louis Menand.

Interessant bij Sjakie is de vraag of het oorspronkelijke verhaal geen fout sprookje over overvloed en slavernij is, waarin Willie Wonka de Oempa-Loempa’s naar Europa heeft verscheept om dag en nacht te moeten werken teneinde te voldoen aan de westerse zucht naar zoetigheid. Sjakie is een fabel over moraliteit. Auteur Roald Dahl en regisseur Tim Burton leggen de vulgariteit van overvloed en hebzucht bloot. De chocoladerivier in de film valt te lezen als kritiek op de nieuwste, westerse rijkeluisziekte: obesitas. En de «slaven», de Oempa-Loempa’s uit het verre, straatarme Oempa-Loempaland, illustreren het multiculturele ideaal: in de fabriek van Wonka hebben zij niet alleen de taal perfect geleerd, maar ook de leiding overgenomen. Kant tekening: Johnny Depp levert de beste acteerprestatie van zijn carrière. Zijn Wonka is een verrukkelijke, verwijfde bohémien, een dromer die als kind leed onder de tirannie van een monsterlijke vader die hem geen plezier gunde. Wonka had een Spielberg-kind kunnen zijn. Het geïdealiseerde, onschuldige kind staat nog altijd centraal in het werk van de grote meester.

War of the Worlds heeft niet alleen als bronmateriaal een grote literaire klassieker, H.G. Wells’ roman uit 1898, ook is het een film over de huidige wereld, over voortschrijdende technologie, de aanslagen van 11 september, de kloof tussen rijk en arm, de afwezigheid van sociale verantwoordelijkheid en burgerzin en de constante crisis van politiek leiderschap. De vraag waar de personages mee worstelen is allerminst eenduidig: wat is er voor nodig weer een mens te zijn? In War of the Worlds is het vertelperspectief dat van de vader, Ray Ferrier (Tom Cruise). Wanneer de Marsmannen de aarde binnenvallen, is zijn gezin opgebroken. Hij is vervreemd van zijn kinderen, Rachel (Dakota Fanning) en Robbie (Justin Chatwin). Nu moet hij samen met hen vluchten voor het geweld van de machines van Mars. De film is in alles een allegorie van Amerika na 11 september. Als de eerste laserstralen een kerk in puin leggen, vraagt de kleine Rachel bang: «Zijn het de terroristen, papa?» Het lidwoord «de» is cruciaal. Het toont aan dat het idee van terreur springlevend is in de hoofden van deze personages. De film heeft onvergetelijke momenten van angst, bijvoorbeeld wanneer Rachel op de oever van een rivier staat en de lijken eerst één voor één en daarna in trage, dikke stromen langs komen drijven. Het kind kijkt sprakeloos, voor altijd ge traumatiseerd.

Sjakie en de chocoladefabriek en War of the Worlds zijn thans in de bioscoop