Plotseling aarzelt Marcel van Dam over het interview. Hij heeft het verslag van de eerste gesprekken gelezen en voelt zich neergezet als een man van het verleden. We doen een poging tot beleefde tegenspraak. De bedoeling was om met hem terug te kijken op zijn leven. Het zou toch gaan over hoe de samenleving en hij veranderden? En hij had toch zelf gezegd dat de jaren zestig zijn gelukkigste jaren waren?
Marcel van Dam: «Dat klopt. Maar ik hoor niet tot mensen als Balkenende, die denken dat ze de tijd kunnen terugdraaien. Ik heb de verslagen ook aan mijn zoon laten lezen en die zei: pa, jij bent toch iemand die juist nadenkt over hoe het verder moet?»
Het beeld zint hem vooral niet omdat hij vindt dat de samenleving op een crisis afstevent en dat juist een nieuwe visie noodzakelijk is: «Je moet vaststellen dat de jaren zestig, na de bevrijding van burgerlijke dikdoenerij, ook een enorm gat hebben geslagen in de maatschappij. Het onderling vertrouwen is teloorgegaan, de ideologieën zijn versplinterd en de samen leving is verbrokkeld. Dat vraagt een antwoord van de politiek.»
Wat moet er dan gebeuren?
«De politiek denkt de kloof tussen burger en politiek nu te kunnen verkleinen door reorganisatie van het staatsrecht. De gekozen burgemeester, ik ben er voor, maar het zal aan het wezenlijke probleem niks veranderen. Dat kun je alleen aanpakken door mensen weer met elkaar in contact te brengen. Je moet ze laten samenwerken en afhankelijk maken van elkaar. Dat kan alleen als je op het heel basale niveau de mensen het voor het zeggen geeft.»
Waar moeten we dan aan denken?
«Ik kan wel dertig dingen verzinnen. Je kunt mensen in een wijk een budget geven om zelf problemen op te lossen. Laat ze zelf beslissen hoe ze de veiligheid van hun buurt vergroten of verkeersproblemen oplossen. Je moet natuurlijk wel algemene regels opstellen. De openbare weg mag niet zomaar worden afgesloten, maar waarom kunnen ze niet zelf beslissen om drempels te leggen? Waarom geven we mensen die in een verpleeghuis zitten en hun familie niet zelf een budget om zorg te kopen? Dan hoeft niet van bovenaf beslist te worden dat je één keer per dag moet worden gedoucht. Waarom beslist de gemeente over alle vergunningen? Je kunt ook afspreken dat mensen een rondgang langs de buren moeten maken en dat de vergunning wordt toegekend als die geen bezwaren hebben.»
Maar
«Het gaat er niet om of jullie het nou met mij eens zijn. Het gaat erom dat
»
jij dat vindt!
«
dat ik opvattingen heb over hoe het grote manco van deze samenleving zou moeten worden opgelost. En dat manco is veroorzaakt door het slopen van de oude verbanden van de verzuiling, voor een belangrijk deel het gevolg van technologische ontwikkelingen die het leven van mensen wel móesten veranderen. Dat is de kern van mijn ideologie.»
Is ideologie dan niet iets van het verleden?
«Onzin, alle denken is ideologisch. Het is juist hoog tijd dat de politieke partijen met een integrale visie komen over hoe je de teloorgang van de maatschappelijke verbanden zou kunnen compenseren.»
We spreken Marcel van Dam uiteindelijk vier keer. In Amsterdam, Utrecht, Hilversum en in zijn huis te midden van zijn eigen Veluwse natuurgebied.
Het gezin Van Dam
Het is 1946, Nederland is bevrijd en Marcel van Dam is acht jaar. Hij speelt met zijn broertje van twaalf bij het stadion Galgenwaard, niet ver van zijn woonhuis. In het Utrechtse voetbalstadion hebben de geallieerde militairen oorlogsmaterieel opgeslagen.
Marcel van Dam: «Tanks, vrachtwagens, alles staat er zonder bewaking. Het heeft een grote aantrekkingskracht op ons kinderen. Elke dag komen we met dingen thuis die we daar hebben gejat. Nog jaren heb ik met een oude brandspuit rondgelopen.»
We zitten in de Oranjerie van de Hortus Botanicus in Amsterdam en willen dit gesprek beginnen met de oorlog, maar Van Dam wil eerst over een andere gebeurtenis praten.
«Die dag steek ik als eerste de rondweg bij het stadion over», vertelt hij. «Als ik omkijk zie ik dat mijn broer wordt doodgereden. Het gebeurt voor mijn ogen. Al snel komt er politie bij. Weet je wat ik me nog precies herinner? Dat mijn broer een schoen kwijt is. Weggeslingerd door de klap. Ik zeg tegen de agenten en alle omstanders dat ze die schoen moeten zoeken. Het is het enige wat voor mij telt: die schoen moet terug. Als een politieman even later met de schoen komt aanzetten, ben ik helemaal gerustgesteld. Kun je nagaan hoe vreemd de geest van een mens in elkaar zit.
De chauffeur is een arts. Een fatsoenlijk man, hij is helemaal kapot. Ik zal nooit vergeten dat hij bij ons thuis komt en mijn moeder hem aanvliegt. Vreselijk is het, vreselijk. Die man kan er niets aan doen. Mijn broer rende zonder te kijken plotseling de weg op. Wij letten nooit op het verkeer in die tijd is er nauwelijks autoverkeer. Ik rijd nog regelmatig over die rondweg. Er is niet één keer geweest dat ik niet dacht aan wat er toen is gebeurd.»
Aan de jaren daarvoor heeft Van Dam vooral mooie herinneringen. Ondanks de oorlog? vragen we. Nee, dankzij, zegt Van Dam: «Gek genoeg is voor veel mensen de oorlog de gelukkigste tijd van hun leven geweest. Vooral voor de mensen die toen de goede keuze hebben gemaakt. Mijn vader blijft dat op zijn sterfbed maar herhalen.
Ik ben van 1938, en pas twee als de Duitsers binnenvallen. Mijn vader is politieman. De on vrede dat de politie moest assisteren bij het vervolgen van joden was al groot en er werd gesaboteerd, maar in februari 1943 wordt in de kerken een brief van de Nederlandse bisschoppen en de Hervormde Synode voorgelezen: het trans porteren, oppakken of anderszins meewerken aan het vervolgen van joden is uit den boze. Mijn vader, die in het lokale bestuur van de katholieke politiebond zit, leidt met vier anderen het verzet tegen de NSB-hoofdcommissaris. Uiteindelijk moet hij vluchten, en wij duiken onder. In een massale actie komt er vanuit de kerken financiële steun om een groot aantal gezinnen te laten onderduiken. Begrijpen jullie dat het verhaal dat de katholieken in het verzet niets hebben klaargemaakt mij stoort?
Ik kom op een boerderij in Heeswijk terecht, een gehucht onder Montfoort. Ik heb weinig benul van wat er aan de hand is en ga er vanuit dat mijn vader dood is. Waarschijnlijk is me dat verteld voor het geval de Duitsers vragen aan mij stellen. Ik kan me niet herinneren dat ik er vreselijk ondersteboven van ben.»
Hij laat ons lezen in het boekje dat zijn vader aan het einde van diens leven maakte. Er staat: «Marcel, toen zes jaar oud, was er niet zo gelukkig mee dat hij weer naar huis terug moest. Hij was opgenomen in een boerengezin in Heeswijk en het leven tussen de koeien en varkens beviel hem zo goed dat hij wilde blijven. Onder protest werd hij naar huis gebracht.»
Hoe lang woon je op de boerderij?
«Bijna twee jaar. De boer en boerin zijn aardige mensen. Ik mag het geitje melken en help bij het aren rapen. Met hun kinderen en andere kinderen uit de omgeving verzamelen we ons op de dijk en gaan zwemmen in de Hollandse IJssel. Het gezin heeft me volkomen opgenomen.
Er is als kind veel wat ik niet begrijp. Mijn vader heeft begin jaren zeventig, kort voor zijn dood, dat boekje gemaakt. Het is een soort verslag van zijn leven, geschreven in de stijl van een proces-verbaal hij is nu eenmaal altijd een politieman gebleven. In dat verslag staat dat mijn oudste zuster voor hem in de plaats als gijzelaarster naar een concentratiekamp is ge gaan. In het kamp schrijft ze aan mijn vader en waarschuwt hem dat ze hem nooit meer zal aankijken als hij zichzelf alsnog aangeeft.»
Wat doet je vader na de oorlog?
«Hij komt weer terug bij de politie en wordt bevorderd tot adjudant en chef bij de recherche. Veel collegas kijken tegen hem op omdat hij de goede keuze heeft gemaakt. In de jaren na de bevrijding werkt hij voor de Politieke Opsporingsdienst (POD). Hij heeft onder anderen Rauter en Mussert verhoord. Thuis vertelt hij veel over zijn werk. Er gebeuren vreselijke dingen, veel daarvan is nog steeds taboe. Mensen die fout waren krijgen opeens een ongeluk. Mijn vader is er bijvoorbeeld van overtuigd dat Rost van Tonningen niet zelf van het dak van de gevangenis is gesprongen. Nog vaak zegt hij tegen mij: Die is een handje geholpen.
Hij kan niet tegen onrecht, ook niet tegen over mensen die in de oorlog aan de verkeerde kant stonden. Het is ook vanwege mijn broers dat er in ons gezin veel over de oorlog wordt gesproken. Twee hebben in het verzet gezeten. Tijdens het oudjaar van 1945-1946 schieten ze om twaalf uur s nachts met hun stenguns, die nog gewoon bij ons in huis liggen.»
Is het een groot gezin?
«Mijn ouders hebben negen kinderen gekregen. Eigenlijk tien. Het broertje dat na mij komt is kort na zijn geboorte gestorven. Mijn andere jongere broer is in de oorlog waarschijnlijk aan een hersenvliesontsteking overleden. Na de oorlog ben ik dus de jongste, en al snel de enige die nog bij mijn ouders woont.»
Wanneer houd je op te geloven?
«Mijn geloofsafval begint op de middelbare school. In de eindexamenklas gaan we op retraite. We moeten drie dagen naar een kloos ter, als geestelijke voorbereiding op het leven. Op de derde dag krijgen we een conference van een pater. Aan het einde daarvan moeten we biechten. Ik zeg: Ik ga niet biechten. Uiteindelijk word ik van school gestuurd en dat moet ik thuis aan mijn vader vertellen.»
Wat is erger voor hem: dat je van school wordt gestuurd of dat je niet meer gelooft?
«Allebei even erg. Het wordt een vreselijke ruzie. Jij gaat nu naar school en je gaat je excuses aanbieden, zegt mijn vader. Maar ik vind dat ik niets misdaan heb. Waarop mijn vader reageert met: Kun jij dan nooit buigen?
Daarop zeg ik tegen hem: Kon jij dan in de oorlog nooit buigen? En waarom liet je je eigen gezin in de steek?
Dat is de enige keer geweest dat ik mijn vader heb zien huilen.
Vervolgens steunt hij me wel. Hij stapt op de rector af en zegt dat als ik niet terug op school mag komen hij hem de rest van zijn leven zal achtervolgen. Ik kan terugkomen.»
Waarom huilt hij precies?
«Wie kan in iemand zijn ziel kijken? Misschien realiseert hij zich op dat moment pas goed dat hij zijn gezin in de steek heeft gelaten.»
Met wat voor soort argumenten probeert hij je in de kerk te houden?
«Hij gebruikt geen geloofsargumenten. Ge loof is voor hem vanzelfsprekend en discussies daarover zijn dus zinloos. De discussie gaat eigenlijk altijd over politiek. De katholieke zuil is voor mensen van zijn generatie een pure emancipatiebeweging. Het was geen officiële regel, maar voor de oorlog konden katholieken geen officier worden bij de politie. De voor loper van de BVD nam in die tijd helemaal geen katholieken aan, want die waren niet te vertrouwen, met hun loyaliteit aan het Vaticaan.
Alleen door macht te verzamelen kon je aan de discriminatie een einde maken. Het is voor hem dus al moeilijk om niet op de KVP te stemmen. Eén keer heb ik gevraagd of hij op mij heeft gestemd. Hij krijgt dan zon kop en zegt: Ik heb op jou gestemd want familie gaat voor de partij, maar als je maar weet dat het een klerepartij is.»
Ze zien jou in de hel belanden. Dat moet voor hen een vreselijke gedachte zijn.
«Ik ben niet altijd zo consequent als in de eindexamenklas. Als ik in het weekeinde thuiskom, ga ik altijd met mijn moeder naar de kerk. Dat gaat zo door tot ze in 1967 sterft. Ik kan haar geen verdriet doen.»
Hoe is jullie verhouding?
«Mijn moeder is een lieve vrouw. Daarom schrik ik zo als ze die arts aanvliegt. Ze is bij ons thuis de vluchtheuvel, voor alles. Ze liegt ook tegen mijn vader om ons in bescherming te nemen.»
Is het nodig om jullie in bescherming te nemen?
«Mijn vader is streng. Hij zal je nooit mishandelen, maar een klets om je oren kun je wel krijgen. Dat is in die tijd heel normaal.»
Bij de tweede ontmoeting, in een Utrechts café, praat Marcel van Dam over de loyaliteit aan zijn vader: «Ik weet nog niet of ik in De Groene Amsterdammer wil hebben staan dat ik hem die keer heb zien huilen.»
Waarom niet?
«Na het eerste gesprek ben ik zijn boekje nog eens gaan lezen. Het is twintig jaar geleden dat ik het voor het laatst zag. Hij schrijft geen woord over de ruzie en het huilen.»
Misschien is hij het gewoon vergeten?
«Nee, nee, nee. Ik weet wel zeker dat hij het niet vergeten is.»
Waarom zou het nu nog geheim moeten blijven?
«Tja, dat weet ik niet.»
Loyaliteit aan de man die hij wilde zijn?
«Mwja.»
Heb jij zelf wel eens gehuild in het bijzijn van je kinderen?
«Ik denk het niet. Het zal wel niet, nee.»
Dat zou je vader dus ook gezegd hebben.
«Ja. Maar ik kan het me toch echt niet herinneren.»
Studentenleven en jaren zestig
Wandelend door het centrum steekt Van Dam de loftrompet over Utrecht. Hij wijst de plekken aan die voor hem bijzonder zijn. Zijn lagere school bij de Gertrudis-parochie («Wat wij nu zo erg vinden van de moslims, was toen heel gewoon. Jongens en meisjes werden gescheiden op katholieke scholen»), het Bonifacius Lyceum en de cafés waar hij later vaak komt.
Wat is in die jaren je stamcafé?
«Dat is Achter Sint Pieter. Ik verwerf daar gedurende enkele jaren een belangrijk deel van mijn schamele inkomsten. Er komen een heleboel aannemers, mensen die goed in de slappe was zitten en altijd willen toepen. Naarmate het spel vordert hebben ze meer jenever op. Omdat ik tijdens het spelen zelf niet drink kan ik makkelijk winnen.
Ik heb een heel heftig studentenleven: ik ga in 1957 studeren en doe er acht jaar over.»
Heb je veel vriendjes op de middelbare school?
«Ja. Diezelfde vrienden zijn ook weer gaan studeren in Utrecht en zijn allemaal lid van de katholieke studentenvereniging Veritas. Nog steeds komen mijn beste vrienden uit die groep.»
Hebben jullie op school wilde gesprekken over hoe jullie het anders gaan doen?
«Dat komt pas in de studententijd. Het zindert. Op de katholieke studentenvereniging wordt ongelooflijk heftig gedebatteerd over het geloof en de kerk. Over de vraag of priesters het recht hebben om te trouwen.
Iemand die het niet meegemaakt heeft, kan nauwelijks bevroeden wat de jaren zestig betekenen. In 1968 versla ik voor de Vara de verkiezingscampagne Nixon-Humphrey. In New York, East Village, beland ik in het gezelschap van Abby Hoffman, een heel vooraanstaande hippie. Er is dat sfeertje van: kom mee, we gaan daar naartoe, ga met ons mee. Ik kom in een heel psychedelisch soort basement. De muren zijn beschilderd. Er wordt zwaar lsd gebruikt wat ik zelf nooit gedaan heb, ik was er bang voor. Maar goed, het is heel laat geworden. Gezellig en interessant. De volgende dag bel ik naar mijn zwangere vrouw thuis, en na dat gesprek springen de tranen in mijn ogen van geluk. Ik voel dan een sfeer van: de hele wereld wordt anders.»
Naïef optimisme?
«De sfeer is zo totaal anders dan nu. Je hoeft je in die tijd niet voor te stellen. Als je op straat loopt, raak je vanzelf in gesprek met mensen. En daar sluit je je dan bij aan. Voor een paar uur, of voor een hele avond. In Amsterdam heb je de bijeenkomsten bij het Spui. Dat is dolle pret. De politie weet werkelijk niet wat ze moet doen.»
Waartegen ben je in opstand?
«Tegen de onzin. Tegen het gezag om het gezag. Tot dan toe was de samenleving vrij hiërarchisch. Je moest doen wat er gezegd werd. Dat wordt vrij abrupt verbroken. Het establishment vertegenwoordigt opeens de oude tijd.
Vanaf 1970 maken de marxisten en de communisten zich meester van de protestbewegingen. De mensen van de Nieuw Links-beweging, van de échte jaren zestig, gruwen van wat er later op de universiteiten gebeurt.»
De PvdA
Als dienstplichtige komt Marcel van Dam bij IBM terecht. Op de sociologische afdeling van het ministerie van Defensie wordt ontdekt dat de krijgsmacht een probleem heeft. De diensttijd is met twee maanden ingekort en er is daardoor bij aanvang minder tijd om vast te stellen wat de rekruten allemaal kunnen, legt hij uit. «O, dat moet je met een computer oplossen», bluft Van Dam, waarop hij bij IBM gedetacheerd wordt. Het blijkt een beslissende stap voor zijn loopbaan.
Marcel van Dam: «Binnen een paar maanden weet ik alles van computers af. Tijdens mijn studie heb ik een doctoraalscriptie gemaakt over verkiezingsonderzoek, en op een dag denk ik: verrek, als je nou op de verkiezingsdag bij die stembureaus mensen aan de poort vraagt wat ze hebben gestemd, en je stopt de antwoorden in de computer, dan heb je na het sluiten van de stembus de einduitslag. Dus ik schrijf als soldaat een brief aan de Nederlandse Televisie Stichting, de voorloper van de NOS, met mijn idee. Kort daarop word ik gebeld door Warry van Kampen, die coördinator is van de actualiteitenrubrieken. Hij vraagt me wat het moet kosten. Ik heb geen benul, maar zeg 1500 gulden en ik mag het gaan doen. Gelukkig vinden ze het bij IBM ook een leuk idee, en werken ze mee.
Dat is in 1967, er zijn dan Tweede-Kamerverkiezingen. Het is de eerste keer in Nederland, en volgens de oprichter van het Nipo ook van de hele wereld, dat er een same day polling is. Ik mag tijdens de uitzending van de verkiezingsavond de uitslagen en prognose presenteren.»
Hoe kom je vervolgens bij de PvdA terecht?
«Het verkiezingsonderzoek is een groot succes en PvdA-fractievoorzitter Nederhorst, die ook voorzitter is van het curatorium van de Wiardi Beckman Stichting, belt om te vragen of ik niet bij de WBS wil werken. Toch is Nieuw Links belangrijker voor mijn loopbaan.»
En hoe kom je bij Nieuw Links?
«In mijn studententijd was ik links geworden en had ik me georiënteerd op de PvdA. De wereld zinderde echt van het jongerenprotest. Op een dag lees ik dat die club in een dansschool vergadert in Utrecht, toevallig vlakbij mijn huis, en ik ga erheen. André van der Louw, de voorzitter van de Kerngroep (het bestuur red.) van Nieuw Links, ziet me binnenkomen en vraagt: Heb jij niet dat verkiezingsonderzoek gedaan? Wil je daar niet iets over vertellen?
Ik vertel ze vooral over het kiesgedrag van jongeren, die bij de PvdA zijn weggelopen. Voor Nieuw Links is het interessant te weten waarom. Na afloop vraagt Van der Louw of ik niet bij de Kerngroep wil komen.
Bij Nieuw Links ontmoet ik Tom Pauka, hij zit bij de Vara en vraagt me om radioprogrammas voor de omroep te presenteren. Hij is ook degene die wil dat ik presentator word van een televisieprogramma met een Ombudsman.»
Het programma is een enorm succes en je wordt in 1973 gevraagd als staatssecretaris in het kabinet-Den Uyl.
«Ik ben eerst gevraagd als staatssecretaris op het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. Dan begint het gezeik met Van Doorn (PPR red.), die mijn minister moet worden.»
Waarom wil Van Doorn je niet?
«Ik ben dan vanwege De Ombudsman enorm populair. Van anderen heb ik later gehoord dat hij vreesde daar als minister last van te hebben.»
En dus word je staatssecretaris van Volkshuisvesting?
«Zo eenvoudig gaat het niet. Als Westerterp (KVP; minister van Verkeer en Waterstaat red) hoort dat Van Doorn mij niet wil, belt hij op en vraagt of ik niet bij hem wil komen. Den Uyl vindt het prima. Maar KVP-leider Frans Andriessen ziet dat helemaal niet zitten. Hij vindt de hele formatie een schande. We zijn dan al negen maanden bezig, moeten jullie weten, en de spanningen tussen de KVP en de progressieve partijen zijn hoog opgelopen. Dus die zegt tegen Westerterp: ben je helemaal belazerd om Den Uyl van een probleem af te helpen? Hans van Mierlo stelt dan voor dat ik staatssecretaris onder Hans Gruijters (D66-minister red.) word, staatssecretaris van Volkshuisvesting.»
Denk je tijdens die formatie nooit: laat maar zitten?
«Wat bij mij meespeelt is dat mijn vader op sterven ligt. Hij vindt het natuurlijk prachtig dat ik kandidaat ben. Dat staat dan al in de krant. Mijn oudste zus vertelt hem dat het al rond is. Dat brengt bij mij iets teweeg van: nou moet ik het ook worden. Anders had ik al lang gezegd dat ik geen kandidaat meer wilde zijn.
Als staatssecretaris schrijf ik een nota over één- en tweepersoonshuishoudens, jongerenhuisvesting, toen zijn ook de Van Dam- eenheden gebouwd, omdat ik vind dat het woonrecht moet gelden vanaf achttien jaar. Dat wordt om ideologische redenen fel bestreden, met name door de KVP, die niets voelt voor verzelfstandiging van de jeugd.»
Je hebt veel aan Joop den Uyl te danken. Is het eind 1982 niet moeilijk om een van de mensen te zijn die suggereren dat hij beter kan opstappen?
«Helemaal niet.»
Hoe is het gegaan?
«Het kabinet-Van Agt/Den Uyl is gevallen. Ik weet niet meer of het al op dezelfde dag is of de dag erna dat we zeggen: jongens, we moeten nou eens bij elkaar, als de PvdA-bewindslieden van dat kabinet, bepraten wat de consequenties zijn. En eigenlijk tot ieders verbazing hebben we allemaal, van Van Kemenade tot André van der Louw, dezelfde boodschap: Joop, als je beslist om het nog een keer te doen, steunen wij je, maar als ik jou was zou ik het niet doen.»
Wat geeft voor jullie de doorslag?
«We vinden allemaal dat hij als vice-premier is mislukt. Verder heeft iedereen zijn eigen argumenten. Ik vind dat zijn tijd voorbij is. Ik ben het grondig met Den Uyl oneens over het economische en sociale beleid. Het gaat dan slecht met de economie, elke maand komen er vijftienduizend werklozen bij. Den Uyl ziet het als een tijdelijke, conjuncturele crisis. Ik geloof daar niets van. Volgens mij is de samenleving ingrijpend aan het veranderen en ik ben ervan overtuigd dat het systeem van sociale zekerheid moet worden aangepast aan een geïndividualiseerde samenleving. Voor mij is Joop den Uyl niet de juiste man om de PvdA en Nederland uit de crisis te leiden.»
Vat Den Uyl het op als een coup?
«Partijvoorzitter Max van den Berg heeft het verhaal van de coup de wereld in geholpen. Joop weerspreekt dat bij mijn weten nooit, terwijl hij weet dat het niet waar is. De sfeer is tijdens de bijeenkomst heel kameraadschappelijk. Ik zie wel dat hij wit wegtrekt als ook Max van der Stoel het zegt. Die zijn echt twee handen op een buik. Hij heeft dan even iets in zijn blik van: ook gij, Max.
Het is voor Den Uyl natuurlijk ook heel moeilijk om er later nog wat in het openbaar over te zeggen. Want wat moet hij dan wel vertellen? Dat iedereen het aan hem heeft over gelaten om te blijven, maar dat ze eigenlijk allemaal vinden dat hij er verstandiger aan doet om weg te gaan?»
De ministers en staatssecretarissen stappen daarna allemaal uit de landelijke politiek.
«Voor mij geldt dat ik geen zin meer heb om in de Tweede Kamer nog zon lange oppositieperiode mee te maken. Het is dan ook niet leuk in de fractie. Joop wil dat ik me bezig ga houden met werkgelegenheid. Maar er is al een woordvoerder werkgelegenheid en die wil zijn positie niet opgeven. Ik heb geen zin in dat gezeik en zeg tegen Joop dat hij het maar moet laten zitten. Gelukkig mag ik dan bij de Vara De achterkant van het gelijk gaan maken.
Veel mensen in de PvdA vinden me dan bovendien te rechts. Toch interessant hoe de PvdA sindsdien langs me heen is geschoven. Met een heleboel van dezelfde opvattingen ben ik nu hartstikke links. Dat is Wiegel ook overkomen met de VVD. Heel Nederland is zo verrechtst, dat houd je niet voor mogelijk. En alle partijen zijn mee opgeschoven. Tot en met Jan Marijnissen.»
Vara
Een paar weken later spreken we elkaar in De Jonge Haan, van oudsher het omroepcafé van Hilversum. Boven een villa in de buurt van het café wappert een vlag van Talpa. We praten over het begin van zijn Vara-voorzitterschap. Dat is een moeilijke tijd voor de linkse omroep. De kijk cijfers dalen, de leden lopen weg, en de commerciële televisie is in aantocht. Toch heeft Marcel van Dam geen enkele aarzeling als hij gevraagd wordt om terug naar Hilversum te gaan.
Marcel van Dam: «Het is 1984, ik ben 47. Als ik iets anders wil dan de politiek moet ik het nu doen. Ik stap naar Den Uyl en zeg hem dat mij gevraagd is me kandidaat te stellen. Ja maar Marcel, zegt hij, je kunt me niet in de steek laten. Ik heb ook wel eens voor jou
Ja, hij is dan niet te beroerd om dat soort dingen te zeggen, hoor. Ik zeg: Ik ben vastbesloten en ik eis dat je me steunt, ook naar buiten. Daar legt hij zich uiteindelijk bij neer.»
Je zult bekend worden als harde saneerder.
«Er dreigt een financieel debacle. Er is een negatief vermogen en salarissen worden be taald met geld van de bank. Ik moet heel snel en radicaal bezuinigen. Er werken om te beginnen veel te veel mensen. Dat heb ik het personeel meteen duidelijk gemaakt. Tegen de directeur televisie zeg ik dat we op alle programmas twin tig procent gaan bezuinigen. Volgens hem kunnen die programmas dan niet meer gemaakt worden. Dan moet hij maar tegen de programmamakers zeggen dat we ermee stoppen. Uiteindelijk vertrekken wel een paar bekende Vara-gezichten: Koos Postema, Spaan en Vermeegen. Eerlijk gezegd komt het me wel goed uit, want vanaf dat moment is de hele Vara ervan overtuigd dat het heel heftig is.
De ondernemingsraad komt al snel in een vreselijke positie. Ze hebben bovenwettelijke bevoegdheden. Als ze niet akkoord willen gaan met mijn bezuinigingen vertel ik dat ze het dan maar zelf moeten doen en anders pak ik mijn tas. Het personeel zei daarop tegen de OR: als hij weggaat, kunnen we net zo goed allemaal vertrekken. Dan heb ik het gewonnen.»
Je hart lijkt meer bij de Vara dan bij de PvdA te zitten.
«Vooral bij de publieke omroep. Ik vind het ergerniswekkend hoe daarmee wordt om gegaan. De functie van de publieke omroep wordt steeds verder uitgehold.»
Wat is de functie van de publieke omroep?
«Informatievoorziening, educatie en cultuur. Dat zijn wat in de economie merit goods heten: de externe effecten voor de samenleving zijn zo belangrijk dat je de consumptie moet stimuleren. Wij vinden met zn allen dat het museumbezoek een merit good is, dus moet je de drempel om een museum te bezoeken ver lagen, in wezen: subsidiëren. Datzelfde geldt voor informatievoorziening. Een heleboel informatie is commercieel niet te slijten. Mensen zeggen: Nee, ik kijk liever Big Brother en de discussie over de islam zal me een zorg wezen. Laat ze die lui maar naar het buitenland sturen. Die categorie mensen heeft niet de neiging om informatie over wat de islam eigenlijk is tot zich te nemen.»
De Vara krijgt klappen, en lijkt zoekende.
«De Vara zoekt te lang. Het gaat om het vinden van een evenwicht. Je moet ook programmas uitzenden voor een breed publiek. Het probleem voor de Vara is dat ze op één net zit met de VPRO en de NPS, die dat niet als hun eerste opdracht zien. De Vara probeert dat te compenseren, dat verlamt.»
Competitie
Van Dam werkte het afgelopen jaar aan het programma De Grootmeesters. Hij vindt het jammer dat het programma na de zomer niet doorgaat. De kijkcijfers waren uiteindelijk net niet hoog genoeg naar de zin van de Vara. Het gesprek gaat over het verleiden van de kijker. Is het daarom dat hij een voorkeur heeft voor programmas met een wedstrijdelement? Bij De Grootmeesters ging het erom wie het beste was in zijn vak. Bij Het Lagerhuis wie de ander in het debat aftroefde.
Is competitie ook iets wat jij zelf leuk vindt?
«Ja, natuurlijk.»
Leuker dan andere mensen, denk je?
«Leuker dan gemiddeld, ja.»
Je kunt het vaak niet laten om het laatste woord te nemen. Iemand maakt een grap en jij maakt er een grap overheen.
«Dat zou heel goed kunnen. Want de laatste grap is een daalder waard, niet de eerste.»
Heb je dat altijd gehad?
«Ja, ik denk dat het een karaktertrek is.»
Heb je er de pest in als iemand anders een leukere grap maakt dan jij?
«Nee, daar kan ik ook hartelijk om lachen. Zeker als die leuker is. Ik heb er wel de pest over in, maar dat moet je op dezelfde manier zien als wanneer de spelers van PSV er de pest over in hebben als ze door een doelpunt in de laatste seconde de halve finale niet halen. In die zin heb ik er ook de pest over in als aan het slot nog even iemand de show steelt terwijl ik vind dat hij ongelijk heeft.
Bij spelletjes wil ik ook altijd winnen. Ik had met mijn zoon een periode dat ik veel damde, maar die heeft het opgegeven. Jij wil altijd winnen, zei hij. En dan zei ik: Ja, maar het zou toch een heel slechte opvoeding zijn als ik jou liet winnen terwijl ik beter kan.»
Probeer je de ander ook uit zijn evenwicht te brengen?
«Jazeker. In het debat ook. Als iemand een sterk argument brengt en je weet dan een grap te plaatsen, heb je dat argument goeddeels ontkracht.»
Als je weet dat je kunt winnen met een half argument
«… dan is het moeilijk om dat niet te gebruiken. Jazeker. Een debat doe je om te winnen. Je gebruikt alleen de positieve elementen en je laat alle andere argumenten weg. Daar komt dat idiote verwijt ook vandaan: Van Dam doet alsof hij altijd gelijk heeft. Je kúnt niet debatteren zonder dat je doet alsof je gelijk hebt. Dat is onmogelijk. Iedereen die iets poneert, denkt dat hij gelijk heeft. Je doet het om te winnen.»
Raak je dan niet ergens de waarheid kwijt?
«De waarheid, dat is een onwerkbaar begrip. Integere mensen zoeken de waarheid terwijl ze weten dat die niet bestaat. De waarheid wisselt per situatie.»
Heeft een discussie wel eens je ideeën veranderd?
«Zo gaat het nooit. Ik ben natuurlijk in mijn leven over verschillende dingen anders gaan denken. Als ik analyseer hoe dat gegaan is, dan is het altijd een slijtageslag. Je opvattingen eroderen. Op een geven moment komt er en dat is nooit in debat maar altijd in stilte, in bed een moment dat je denkt: ja, ik denk er eigenlijk anders over nu.»
Is alles toegestaan in het debat?
«Nee. Je mag bijvoorbeeld niet de geloofwaardigheid van je opponent aantasten met middelen die er niks toe doen. Door als je weet dat iemand vreemd is gegaan daarover te beginnen.»
Je wekt bij een deel van Nederland veel weerstand. Hoe komt dat, denk je?
«Dat moet je aan die mensen vragen. Misschien heeft het iets te maken met het feit dat ik niet meebuig. Mensen kunnen niet tegen iemand die onafhankelijk blijft denken.»
En je bindt niet in om zo aardiger gevonden te worden. Ben je daar te koppig voor?
«Ja, dat is wel zo, ja.»
Er is ook kritiek omdat je niet arm bent geworden van het socialisme.
«Moet dat dan? Dat is zon absurde gedachte. In feite wordt dan dus geëist dat sociaal-democraten voor hetzelfde werk minder vragen dan anderen. Ik ben straatarm geweest. Toen we trouwden leefden we van de studiebeurs van mijn vrouw. Mijn hele leven heb ik nooit iets in mijn zak gestoken dat me niet toekwam. Ik heb salaris ontvangen en vergoedingen. Het meeste geld verdiende ik omdat ik mijn vorige huis gunstig kon verkopen. Wat had ik dan moeten doen? Tegen de koper zeggen: Ik sta erop dat ik maar de helft krijg?»
Je hebt ook veel geld verdiend door met Het Lagerhuis voor particulieren op te treden. Dat was een programma van de publieke omroep.
«Het Lagerhuis heb ik bedacht. Daar heeft de Vara acht jaar succes mee gehad. Wie heeft nou wat aan wie te danken? En zijn schnabbels verboden? Er zijn honderden mensen in Nederland die in dat circuit zitten. Ik heb nooit zelf gebeld met de vraag: Heb je een klusje voor me? Mensen bellen mij. Moet ik dan ja zeggen, maar er dan bij zeggen dat ik erop sta dat ik minder dan een ander krijg?»
Verwantschappen
Joop den Uyl, Hans Kombrink, Wim Meijer, Vera Keur, Paul Witteman: dat zijn mensen waarmee Marcel van Dam prettig heeft samengewerkt. Het zijn mensen die hem geen streek zouden leveren. Betrouwbare mensen. In de politiek is het moeilijk vrienden maken. Het criterium «die zal je nooit een streek leveren» is er volgens Van Dam zeldzaam.
Leveren politici je sneller een streek dan tv-mensen?
«Jazeker.»
Je zat ook net in een rottige tijd voor de PvdA in de politiek.
«Partijen zoeken naar mensen die willen scoren, en dat verdraagt zich moeilijk met collegialiteit. Maar mensen die willen scoren doen dat ook wel eens ten koste van anderen.»
Vind je jezelf heel collegiaal?
«Ja. Ja.»
Zijn er veel mensen waar je geestverwantschap mee voelt?
«Ik voel veel geestverwantschap ook met mensen als Hans van Mierlo, Henk Hofland, PvdAers als Klaas de Vries, Bram Stemerdink of als ik nog eens iets van hem lees, met Van Kemenade.»
De mensen die je noemt hebben heel bewust de Tweede Wereldoorlog meegemaakt.
«Dat heeft er alles mee te maken. We zijn opgegroeid in de cultuur van de Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw. Ik denk dat de generatie van na 1955/1960, die nu aan de macht is, een totaal andere generatie is. Het klimaat is verzakelijkt. Nederland moet concurreren, is hun doel, dus moet het ziekteverzuim omlaag, de WAO omlaag, het minimumloon omlaag. Het eindigt ermee dat wij op het sociale systeem van de Verenigde Staten uitkomen. Het is voor mij, en mensen van mijn generatie, ook onbegrijpelijk hoe door de politiek met grondrechten van burgers wordt omgegaan. Er is nu een sfeer van: als de grondrechten de oplossing van een probleem belemmeren, des te erger voor de grondrechten. Als vervangingsmiddel van ideologie is de emotie ontdekt. Dat is levensgevaarlijk. Je ziet hoe onze onafhankelijke rechtspraak erdoor onder druk komt. Ik wil het probleem van de immigratie niet onderschatten, maar ook dat wordt in de emotionele sfeer getrokken. Hetzelfde geldt voor het debat over terrorisme.»
Van Mierlo, Hofland het zijn geen traditionele socialisten die je noemt.
«Maar ik voel me helemaal niet een traditionele socialist. Geestverwantschap is niet een kwestie van partijkeuze maar een kwestie van levenshouding.»
En de Herenclub, hoe ben je daarin terecht gekomen?
«Eind jaren zestig komen we veel op de Kring, en vanaf 1975 gaan we het idee wordt geopperd door Harry eens in de week in Arti eten.»
Toen was je staatssecretaris en ging je daar elke week eten?
«Ja, als je kon, dat was toch vrij regelmatig.»
Mannen, hè
«Mannen. Dat is eigenlijk nooit een besluit geweest.»
Het kwam nooit in jullie op om…
«… nee, en nog steeds denk ik dat het zo heel goed is. Zet vrouwen in een mannengezelschap en de mannen richten de conversatie, ook als ze met elkaar converseren, eigenlijk tot die vrouwen. Daarom doen vrouwen en mannen er verstandig aan om als ze echt leuk willen converseren dat onder elkaar te doen.»
Zitten in die club je beste vrienden?
«Hans van Mierlo is een van mijn beste vrienden, Harry denk ik ook.»
Nooit vanwege de politiek ruzie met Van Mierlo gekregen?
«Hans en ik zijn in het kabinet-Van Agt/Den Uyl tegelijk minister. Hij van Defensie en ik van Volkshuisvesting. Het toeval wil dan dat we in de Trèveszaal naast elkaar zitten. Als de PvdA uit het kabinet stapt is de grote vraag of D66 blijft. Het weekend daarop gaan we met de club varen op het schip van Duisenberg. Dat is een legendarische tocht geworden. Op dat schip bediscussiëren wij of Hans van Mierlo in dat kabinet moet blijven. Ik vind van niet!»
En de anderen doen ook mee?
«Ja, de anderen doen ook mee. Er wordt flink gedronken.»
En wat vindt Van Mierlo?
«Die is in het kabinet gebleven.»
Verloren samenleving
In Utrecht wandelen we langs Van Dams oude huis aan de Nieuwe Gracht. In de binnenstad blijkt veel veranderd. In het oude academie gebouw bij de Dom wordt geen college meer gegeven. Het studentencafé dat hij nog hielp oprichten, heeft plaats moeten maken voor een horecavestiging van de keten Havana. Van Dam wil niet nostalgisch doen, maar hij koestert wel erg mooie herinneringen aan zijn studententijd.
Ergeren de bewoners van de Utrechtse binnenstad zich dan niet ook aan jullie?
«Er is vroeger toch veel meer
noem het tolerantie. Men is niet zo kribbig. Mensen zijn dan nog trots op hun studenten. Die zijn de toekomst van het land, zo wordt het echt gevoeld. En wij hebben het idee dat we bevoorrecht zijn.
De hele samenleving is dan ontspannen. Dat is veranderd. Naar mijn mening als gevolg van technologische ontwikkelingen die de oude verbanden en verbintenissen overbodig hebben gemaakt. Als jij een auto hebt, ben je niet meer afhankelijk van de groenteboer op de hoek. Als de giroafschrijving zijn intrede doet, dan komt de juffrouw niet meer om de deur om de contributie of de huur op te halen. Door het contact letten mensen beter op elkaar. De juffrouw die de huur kwam ophalen, ziet ook dat het in huis een kleretroep is of dat er een kind wordt mishandeld. Er zijn wel nieuwe netwerken gekomen, maar die kennen geen sociale controle. Het wegvallen van die oude netwerken heeft het onderling vertrouwen de doodklap gegeven. Weten jullie wat ook verdwijnt? Het echte buurtcafé. Net zoals kaartclubs, biljartclubs, en alle plekken waar mensen elkaar regelmatig ontmoeten. Er zijn nog wel uitgaanscafés, maar die vervullen niet meer de functie van ontmoetingsplek. Je gaat er met zn tweeën heen en je spreekt niemand anders. Vroeger ging je juist om andere mensen te zien. Alles is anoniemer geworden. Als mensen zaken doen wordt er een advocaat ingehuurd, om alles keurig op papier te zetten. Om mis verstand te voorkomen. Vroeger zat de wereld zo in elkaar dat men die misverstanden op de koop toe nam: Daar komen we wel uit.»
Zijn zoon is van plan zich aan te melden bij de PvdA-afdeling New York. Zou Van Dam senior dat ook weer doen? vragen we. Of ging hij dan met anderen een nieuwe partij oprichten? «Ik geloof niet dat de partijen bezig zijn met het formuleren van een oplossing van de wezenlijke problemen», zegt Marcel van Dam. In een nieuwe partij gelooft hij niet: «Het is duivels moeilijk om binnen zon bestaand stelsel iets nieuws te creëren. De laatste geslaagde poging is D66. En ook dat moet je relativeren. Want wat heeft D66 nu opgeleverd?»
Zou de PvdA over tien jaar nog bestaan?
«Ik vrees van wel. Maar dan in de zin zoals de katholieke kerk er over vijftig of honderd jaar nog is: het bestaat nog maar het is niks. Bij de gebrekkige keuzemogelijkheid die je hebt, denk ik wel eens dat ik nu meer thuishoor bij GroenLinks dan bij de PvdA. Maar ook GroenLinks heeft niet die integrale visie op het grondprobleem. In die zin ben ik een beetje politiek ontheemd.»
Dat lot deel je met een heleboel mensen.
«Ja. Alleen die mensen weten niet waarom, en ik wél.»
Van Dam grijnst.
Het gezin Van Dam (2)
Hij woont met zijn vrouw op een landgoed. In 1966 kreeg hij een dochter, in 1969 een zoon en binnenkort hoopt hij grootvader te worden. Hij laat ons «de laatste ambitie van mijn leven» zien: zijn natuurgebied.
Je bent 27 als je trouwt.
«Ik ken haar vanaf haar veertiende.»
Dan hebben jullie al verkering?
«Nee, je had geen verkering met een meisje van veertien. Wel weet ik dan al dat ik met haar wil trouwen.»
Bijzonder.
«Hè?»
Dat is toch bijzonder?
«Dat weet ik niet. Haar broer is een vriend van me, dus ik kom daar heel veel thuis.»
Wat doet je dochter?
«Die werkt bij een groot kantoor als belastingconsultant.»
En je zoon?
«Hij heeft in Harvard gestudeerd. Hij werkt voor een Amerikaans advocatenkantoor in Londen en zit nu een jaar in New York.»
Hoe gaat het met hem in de puberteit?
«Hij is anarchist.»
Gedraagt hij zich zoals jij je destijds gedroeg?
«Jazeker.»
Je kinderen groeien op in de tijd dat peuters op sommige crèches poep op de muren mogen smeren.
«Die antiautoritaire opvoeding hebben wij niet gegeven. Maar ik heb mijn kinderen bijvoorbeeld nooit geslagen.
Als ze klein zijn, ben ik zelden s avonds thuis en speelt mijn vrouw de hoofdrol in de opvoeding. Ik sta eens s avonds om acht uur voor de deur en ben de sleutel vergeten. Ik bel aan, mijn dochter doet open en zegt: O, u komt zeker voor mijn moeder.»
Dat klinkt heel ouderwets.
«Jazeker.»
Heb je het gevoel dat je dingen hebt gemist?
«Nee, en ik heb ook niet het gevoel dat mijn kinderen te kort zijn gekomen.»
Vanaf 1973 zit je in het kabinet en ben je waarschijnlijk bijna dag en nacht weg.
«Ja.»
Je slaapt ook in Den Haag?
«Nee, zelden. Ik slaap thuis of achter in de auto onderweg naar huis.»
Kus jij je kinderen?
«Jawel. Nou, nu niet meer.»
Je moet erover hebben nagedacht toen je zelf kinderen kreeg.
«Ja, dat is zo. Maar jullie moeten niet
Het was geen ijzigheid van mijn vader. Of onnodige afstandelijkheid. Ik heb me altijd ontzettend veilig gevoeld bij mijn vader.
Ik zie het als een andere cultuur. Nu moet je je kinderen kussen, want anders ben je een slechte vader. Er wordt heel veel gekust terwijl het helemaal niet nodig en op zijn plaats is.»
Jij en je vader, gaven jullie elkaar een hand of een klop op de schouder?
«Geen van beide. Hé joh, hoe gaat het? Ik heb heel veel met hem gewandeld.»
En dan raakte je elkaar niet aan?
«Nee.»
«Hoe kom je erbij?» zal zijn zoon later tegen Marcel van Dam zeggen: «Als ik thuiskom word ik altijd hartelijk door je gekust, je wordt hier neergezet als een gevoelsarm mens.»
Voor we afscheid nemen op zijn landgoed neemt Marcel van Dam ons mee naar zijn werkkamer om het schilderij te laten zien dat op diens tachtigste jaar van zijn vader werd gemaakt. Het is verrassend hoe aardig de man op het portret eruitziet en hoe vriendelijk hij zijn aanschouwer aankijkt. In de hal hangt een schilderij van zoon Marcel. Op het schilderij ziet de zoon er strenger uit dan zijn vader, maar Van Dam zegt over zichzelf: «Ook een aardige man.»