De belangrijkste trap ter wereld bevindt zich in Lodz. Althans, dat vindt Roman Polanski, de Poolse regisseur die in deze stad aan de beroemde filmschool van Lodz zijn opleiding volgde. ‘De zevende trede, dat was zijn domein’, volgens Jan Bednarek, docent aan de Hogere Filmschool van Lodz: ‘Op deze trap zaten de studenten bij elkaar, hier dronken ze hun wodka, hier bespraken ze hun plannen, hier probeerden ze zo ver mogelijk van de trap af te springen. Als je naar boven loopt en uit het raam kijkt, zie je de vijver waar Polanski zijn korte film Glimlachende tanden heeft gedraaid. Die film duurde één minuut en tien seconden. Bij Polanski was meteen duidelijk dat hij ontzettend veel talent had. In de jaren vijftig, toen Polanski hier studeerde, was Lodz een heel saaie stad, maar hij organiseerde jazzparty’s op het terrein van de filmschool en nodigde mensen uit de stad uit. Iedereen sprong in de vijver, en Polanski maakte er een film van.’
Na de Tweede Wereldoorlog, in 1948, besloot de Poolse regering de nationale filmschool tijdelijk in het 130 kilometer van de hoofdstad Warschau gelegen Lodz te vestigen. De hoofdstad was te kapot geschoten voor de filmschool. De school kwam terecht in een sfeervol, donker paleis met houten lambriseringen en panelen aan de wanden, dat voorheen eigendom was geweest van de joodse Oskar Kohn. De filmschool zou Lodz nooit meer verlaten. Volgens Bednarek werd de school al snel een eigenzinnig, liberaal eiland in een streng communistische zee. Zelf volgde hij er in de jaren zeventig ook zijn opleiding: ‘Het was een vreemde tijd. Na de politieke onrust in de periode ’68-’70 waren de vroege jaren zeventig minder vrij. Toch konden de filmstudenten min of meer doen wat ze wilden. De partijsecretaris Gomulka wist wat ze deden, maar hij zei: “Wat hebben we te vrezen van tweehonderd filmstudenten? Laat ze hun gang gaan.”’
De filmschool was door een drie meter hoge muur van de buitenwereld afgescheiden. In de school volgden regisseurs als Krzysztof Kieslowski (bekend van de trilogie Blauw, rood en wit), Andrzej Wajda, Krzysztof Zanussi en Roman Polanski hun opleiding. Tegenwoordig is de school internationaal geliefd: elk jaar worden tientallen buitenlandse studenten aangenomen, die na een jaar Poolse les de gehele opleiding in het Pools volgen. Ook de Amerikaanse regisseur David Lynch heeft een speciale verhouding met Lodz, sinds hij er in 2000 het internationale Camerimage Filmfestival bezocht. Jan Bednarek: ‘Polanski heeft hem hier afgelopen december nog rondgeleid. Hij heeft Lynch alles over zijn jaren bij ons op school verteld. Het was een emotioneel bezoek voor hem.’ David Lynch maakte in Lodz opnamen voor zijn film Inland Empire. Inmiddels ondersteunt hij verschillende cultuurfestivals in Lodz.
In de schaduw van Warschau
Ondanks de beroemde filmschool: wie heeft er ooit van Lodz gehoord? De stad is een van de meest eigenaardige oorden van Midden-Europa. Gelegen tussen Poznan en Warschau is Lodz met zijn bijna achthonderdduizend inwoners de tweede stad van Polen, maar desondanks totaal onbekend. Bij Polen roept de stad vooral grauwe, onplezierige associaties op. Lodz heeft, zo lang ze bestaat, altijd geworsteld met haar ligging: in de schaduw van Warschau. Pas in de negentiende eeuw kwam Lodz als industriestad op, nadat het stadsbestuur had besloten dat bedrijven die zich er vestigden geen belasting hoefden te betalen. Daardoor ontwikkelde de stad zich razendsnel tot textielcentrum voor Centraal- en Oost-Europa, toen aan het eind van de negentiende eeuw Duitse, Poolse, Russische en joodse industriebaronnen in gigantische textielfabrieken begonnen te investeren. In enkele tientallen jaren tijd groeide de bevolking met honderdduizenden inwoners. In die tijd kreeg Lodz haar bijnaam ‘het Manchester van Polen’. In de fabriekshallen van rode baksteen zwoegden de textielwerkers in ploegendiensten aan oorverdovende weefgetouwen. Ze woonden in donkere, tochtige, op kolen gestookte huurwoninkjes tegenover de fabrieken. Grauw en koud moeten die jaren zijn geweest. De huurkazernes stonden in schril contrast met de luxueuze paleizen die de industriebaronnen voor zichzelf lieten bouwen, vaak in dezelfde straat als waar de textielfabrieken stonden. De industriebaronnen konden zich wat veroorloven en zorgden ervoor dat de kunstsector in Lodz tot bloei kwam. Ze bouwden paleizen, tentoonstellingsruimtes en musea. Nog altijd heeft de stad een van de grootste musea voor moderne kunst in Europa.
De industriële bloei van Lodz trok veel joodse investeerders aan. In 1939, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, woonden er maar liefst 230.000 joden in Lodz, oftewel zo’n 35 procent van de bevolking. De bekendste van hen was Izrael Poznanski, een steenrijke textielmagnaat die eigenaar was van de grootste textielfabriek van Lodz. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog veranderden de Duitsers een deel van Lodz in een van de grootste getto’s van Polen. De inwoners werden in de Tweede Wereldoorlog compleet uitgeroeid. Nu heeft de stad het grootste joodse kerkhof van Europa. Na de Tweede Wereldoorlog was er lange tijd geen enkel spoor meer van het joodse verleden in Lodz te vinden, maar de afgelopen jaren heeft de gemeente in wandelwegen en bewegwijzering geïnvesteerd in Litzmannstadt, zoals de Duitse bezetters Lodz noemden.
Nigeriaanse evangelist
als Pools gemeenteraadslid
Terwijl tijdens het communisme de export van textiel richting Sovjet-Unie gewoon doorging, kwam de industrie in Lodz in de jaren na de val van de Muur piepend en krakend tot stilstand. De afzetmarkten in het oosten vielen weg en de textielfabrieken gingen een voor een op de fles. De monumentale fabriekshallen stonden leeg en vervielen. Het enige wat in de jaren negentig in Lodz groeide was het onkruid op de binnenplaatsen en de werkloosheid. Postindustriële tristesse overheerste. In de jaren negentig was in Lodz meer dan twintig procent van de bevolking werkloos.
Terwijl in Warschau, Poznan en Gdansk de economie eind jaren negentig goed op gang kwam, duurde dat in Lodz langer. Sinds enkele jaren zit echter ook daar de vaart er weer goed in. De stad maakt een heuse economische en culturele revival door. Voor het eerst is de stad zo zelfbewust dat ze zich niet meer presenteert als het stiefdochtertje van Warschau, volgens John Godson, gemeenteraadslid in Lodz. Godson is een opvallende verschijning in Polen: hij is het eerste zwarte gemeenteraadslid in het land. Godson kwam in 1993 vanuit Nigeria als evangelist naar Polen. Hij is er nooit meer weggegaan. ‘Ik voel me hier goed’, vertelt hij tijdens een pauze van de raadszitting in het statige stadhuis van Lodz: ‘Afgelopen jaar was ik op familiebezoek in Nigeria. Na een paar weken wilde ik er weer weg, naar huis. Ik wilde naar Polen.’ Ondanks het wijdverbreide racisme in Polen zegt Godson daar geen hinder van te ondervinden: ‘Volgens mij heeft het veel met je eigen houding te maken.’
Godson ziet het als een van zijn belangrijkste opgaven om Lodz als aantrekkelijke stad te promoten. Volgens hem is voor Lodz een grote toekomst weggelegd als economisch centrum op het kruispunt tussen noord en zuid en oost en west: ‘Iets ten noorden van Lodz loopt de snelweg van Poznan naar Warschau, die in de toekomst daar zal kruisen met de snelweg van Gdansk naar de industrieregio Silezië. Van deze ligging kunnen we profiteren. Het is aantrekkelijk voor bedrijven om zich hier te vestigen.’
Lodz als Silicon Valley
Inderdaad zijn de afgelopen jaren verscheidene multinationals in Lodz neergestreken. Zo opende in januari computergigant Dell er haar poorten. Het bedrijf zette een productiehal voor laptops in Lodz neer om de Oost-Europese markt te verzorgen. Inmiddels werken bij Dell al dertienhonderd mensen, maar het uiteindelijke doel is drieduizend werknemers. John Godson: ‘Dell is hopelijk de voorbode van meer bedrijven uit de IT-sector. Lodz heeft tientallen universiteiten en hogescholen. We willen graag dat de stad zich als researchcentrum ontwikkelt. Lodz moet een soort Silicon Valley worden.’
Naast Dell zijn ook Gillette, Procter & Gamble, Bosch, Siemens en Philips in Lodz aanwezig. Veel van deze bedrijven vestigen zich op wat de Polen de ‘strefa’ noemen: een speciale economische zone waar bedrijven geen belasting hoeven te betalen. In totaal zijn er veertien van zulke zones in Polen. In een onooglijk gebouwtje op het bedrijventerrein ten zuiden van het centrum van de stad somt voorzitter Marek Cieslak geroutineerd de successen van zijn economische zone op: ‘Inmiddels hebben zich meer dan honderd bedrijven in de economische zone gevestigd. Ze zorgen voor meer dan veertienduizend arbeidsplaatsen.’ Hoe lang het succesverhaal doorgaat, is nog niet helemaal duidelijk. Cieslak: ‘Volgens de oprichtingsstatuten mogen de economische zones tot 2017 bestaan, maar we hebben goede hoop dat die periode verlengd wordt.’
Fabrieken worden woon- en winkelcentra
Niet ver van de economische zone staat de voormalige textielfabriek van de Duitse industriebaron Scheibler in de steigers. Het complex is door een Australische onroerendgoedmagnaat opgekocht en wordt nu geheel gerenoveerd. De voormalige fabriek wordt omgetoverd tot een appartementencomplex. Hoewel er wel verzet was tegen de ‘revitaliseringsplannen’ van de investeerders won uiteraard het grootkapitaal de strijd. En het moet gezegd: de meeste inwoners van Lodz zijn blij dat het verval van hun stad een halt is toegeroepen en er weer leven in de voormalige fabrieken terugkeert.
Dat is inmiddels ook gebeurd in het voormalige fabriekscomplex van de joodse industrieel Izrael Poznanski. Zijn vijf verdiepingen hoge textielfabriek is de afgelopen jaren gerenoveerd en omgebouwd tot hét commerciële en culturele centrum van de stad: Manufaktura. Wat het nu werkelijk is, is echter moeilijk te zeggen. Is het een postmoderne shopping mall? Is het een cultureel centrum? Eén ding is duidelijk: zoiets als Manufaktura bestaat nergens anders in Polen, zelfs niet in Warschau, en dat telt. Bovendien is Manufaktura een enorm succes: 150.000 vierkante meter bedrijvigheid, 306 winkels, een museum, een hotel in aanbouw, cafés, bioscopen. ‘De inwoners van Lodz zijn zo goed te spreken over de nieuwe Manufaktura omdat de fabriek onlosmakelijk met de stad verbonden is’, vertelt Joanna Delbar van Manufaktura op de binnenplaats van de voormalige textielfabriek: ‘Iedereen heeft wel een familielid dat hier heeft gewerkt. Mijn oma werkte hier ook.’ De enorme binnenplaats wordt tegenwoordig gebruikt voor concerten en theater en biedt uitzicht op een geslaagde combinatie van oude en moderne architectuur. Manufaktura ondersteunt ook de kandidaatstelling van Lodz als culturele hoofdstad van Europa in 2016.
Volgens Delbar heeft Manufaktura er bovendien voor gezorgd dat Lodz voor het eerst in haar geschiedenis een eigen stadsplein heeft. De meeste Poolse steden hebben een ‘stary rynek’, oftewel een historische, oude stad, met daarin als hart van de stad een mooi plein. Zo’n historisch plein ontbreekt echter in Lodz. De stad is gebouwd langs de Ulica Piotrkowska, met zes kilometer naar het schijnt de langste voetgangerszone ter wereld. De straat wordt omzoomd door voorname gebouwen in Jugendstil, die de laatste jaren stuk voor stuk weer zijn opgeknapt. Jongens op fietsriksja’s wachten er op passagiers. Vlak bij het stadhuis ligt het fin de siècle-hotel Grand, met voor de ingang in het trottoir gouden sterren, met de namen van de beroemde regisseurs die in Lodz hun opleiding volgden. Lodz, het Hollywood van het oosten, heeft haar eigen ‘walk of fame’.
Kindercircus
Een straat achter de Piotrkowska ligt de Ulica Wschodnia. In tegenstelling tot de protserige Ulica Piotrkowska lijkt deze straat meer op een achterbuurt. Aan het eind van een donker binnenhof ligt een kamer waar de ‘Stichting voor een levendige cultuur’ haar kantoor heeft. De geestelijk leider van deze stichting is Piotr Bielski, een 25-jarige Pool met lange haren, bril en een rollende r. Bielski eet vegetarisch, leeft milieubewust, en is net terug van de Zapatista’s uit Mexico. Met zijn stichting probeert hij kinderen uit sociaal zwakke gezinnen in de Ulica Wschodnia te ondersteunen. Piotr Bielski: ‘Het is moeilijk. Eerst hebben een paar van die opgeschoten jongens hier de deur ingetrapt. Maar toen we laatst muziek maakten, begon een van hen plotseling te rappen. Nu is het beter.’ De stichting van Bielski organiseerde in het afgelopen jaar onder meer een ‘buy nothing day’. En enkele weken geleden een lezing over kluizenaars. Bielski: ‘Eentje van hen kwam ook daadwerkelijk opdagen. Hij had een mobieltje bij zich.’
Bielski houdt niet van commerciële uitspattingen, maar over Manufaktura is hij opvallend positief: ‘Ik houd meer van lokale, kleine initiatieven, maar het is duidelijk dat Manufaktura compleet ten onder zou zijn gegaan als er geen investeerder in was gestapt. Het kan slechter.’ Bielski is blij met de opleving van zijn stad. Hij ziet het ook op straat: ‘Tegenwoordig zie ik zelfs jonge toeristen met reisgidsen op de Ulica Piotrkowska. Vroeger werd Lodz niet eens in een reisgids genoemd.’
Momenteel is Bielski met een paar andere jonge Polen bezig met een Europees jongerenproject, dat een kindercircus in Lodz wil opzetten. Elke week oefenen tientallen jonge inwoners van de stad, samen met een handvol Europese jonge vrijwilligers, in een school in het centrum verschillende circusacts. Een van hen is de negentienjarige Maartje uit Tiel, die een jaar vrijwilligerswerk in het kader van het EU-programma evs (European Voluntary Service) in Lodz doet. Maartje zoeft op een eenwieler door de zaal, vergezeld door uitgelaten Poolse meiden. Wat verderop houdt Dagna Gmitrowicz een paar kegels in de lucht. Ze is de initiator van het kindercircus, en verliefd op Lodz. ‘Ik hou van deze stad’, vertelt ze uitgelaten: ‘Ik ben een paar jaar uit Lodz weggeweest, maar heb er bewust voor gekozen weer terug te komen. In Lodz leeft de cultuur op straat. Ik voel hier de energie. Er zijn vele kleine culturele initiatieven, vele festivals. Bovendien is Lodz aantrekkelijk voor jonge mensen, voor studenten. De huren zijn hier veel lager dan in Warschau. En de lonen trouwens ook. Lodz heeft de toekomst.’