
‘Ik werkte twee dagen in de week als snoep-inpakker, ging drie ochtenden naar Nederlandse les en daarnaast was ik 28 uur bezig met mijn ICT-opleiding.’ De 25-jarige Uday vlucht in 2016 samen met zijn vader, moeder en zusje naar Nederland. Als statushouder wordt hij ondergebracht in Den Bosch, waar zijn contactpersoon hem met behoud van uitkering aan het werk zet in een magazijn. Want werk bevordert de integratie, is het idee. Uday: ‘Ik moest Mentos-rolletjes inpakken in dozen.’
Op Facebook ziet de Syrische student een ICT-opleiding, waarmee hij na zes maanden een goedbetaalde baan kan vinden. Zijn voorstel om gedurende die periode de Mentos te laten liggen, wordt echter afgewezen. ‘Je krijgt gratis geld van ons. Als je in Syrië was, zou je helemaal geen uitkering krijgen’, zegt zijn contactpersoon.
Dus racet Uday een halfjaar lang van werk naar opleiding naar Nederlandse les. ‘Ik was zo moe dat ik bijna op de fiets in slaap viel.’
Jalal (43) komt als statushouder in Hellevoetsluis terecht. Hier wordt hem wél gevraagd wat zijn ambities en wensen zijn. De network administrator bij een Syrisch aardoliebedrijf wil in de ICT aan de slag. Zonder problemen komt hij op dezelfde opleiding als Uday terecht.
‘Deze school heeft mijn leven gered.’ Jalal zit samen met zijn jonge landgenoot aan een tafeltje in de Coffee Company aan het Amsterdamse Rembrandtplein. Twee espresso voor hun neus, glaasje water erbij. ‘In een magazijn zaten Syriërs bij elkaar aan tafel Mentos in te pakken’, vertelt Uday, ‘en de Eritreeërs zaten aan een andere tafel. Er werd nauwelijks Nederlands gesproken.’
De ongelijke behandeling van de twee Syriërs komt voort uit de decentralisatie van de opvang. In 2015 besloot de regering vluchtelingen te verdelen over de Nederlandse gemeenten op basis van draagkracht. De arbeidsintegratie mochten ze zelf vormgeven. Het gevolg: in de ene gemeente wordt het volgen van een opleiding gestimuleerd en financieel ondersteund met een uitkering. Andere gemeenten willen statushouders zo snel mogelijk aan een ‘broodbaan’ helpen, en uit de uitkering. Statushouders zijn hierdoor overgeleverd aan het beleid van de gemeente waarin zij bij toeval terechtkomen, de welwillendheid van de toegewezen contactpersoon en lokale initiatieven.
De politieke kleur van de gemeenteraad, beschikbare budgetten en de aanwezige deskundigheid bepalen welke kansen Uday en Jalal krijgen.
Van broodbaan naar droombaan, is de slogan van een aantal gemeenten. De statushouder moet dus snel aan de slag, ook al gaat het om een schoonmaakbaan of magazijnwerk. De gemeente Den Bosch heeft dit als uitgangspunt genomen voor haar beleid Versnelde Integrale Aanpak voor vergunninghouders (VIA). Werkconsulenten, screenings, werkervaringsplekken, trainingen, workshops en intensieve begeleiding moeten statushouders het werkveld in werpen. Weener XL, het bedrijf voor werk en inkomen, voert dit plan uit.
‘Eerst geld verdienen, daarna het verdiende geld uitgeven.’ Met de Bossche VVD aan het roer staat het minimaliseren van de uitkeringsafhankelijkheid bovenaan de agenda. Heb je een bijstandsuitkering? Dan ben je verplicht diverse werkzaamheden uit te voeren, totdat er een betaalde baan opduikt.
De VVD-agenda stuit de lokale SP tegen de borst. Bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid leverde de SP een zwartboek in met klachten van statushouders en autochtone Nederlanders. Zij melden dreigingen van Weener XL om de uitkeringen stop te zetten als haar klanten niet doen wat het bedrijf wenst. De SP: ‘Alles wordt ondergeschikt gemaakt aan het krijgen van werk.’ Dat heeft Uday gemerkt.
De gemeente Den Bosch wil niet reageren op de ervaring van Uday, de aanpak van Weener XL en de effectiviteit van hun beleid.
‘Jullie hebben een huis en krijgen eten, dus jullie moeten werken in de groenvoorziening of schoonmaak,’ werd Alék en Andrey verteld. In Eindhoven ervaarden zij weinig positieve begeleiding in hun arbeidsintegratie. Als verliefd homostel konden zij niet hand in hand lopen in Moskou. Hopend op een betere toekomst vluchtten zij naar Nederland. Maar hier bleek de strijd nog niet ten einde.
In Eindhoven is de stichting WIJeindhoven verantwoordelijk voor de uitstroom van statushouders naar de arbeidsmarkt. Samen met het uitzendbureau Participatiebedrijf begeleiden zij mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt. Of, zoals Andrey het uitzendbureau graag noemt: ‘Discriminatiebedrijf’.
Beide mannen hebben een universitaire studie achter de rug. Alék heeft economie gestudeerd, en Andrey geschiedenis. De Russische diploma’s moesten voor veel geld in Nederland gewaardeerd worden. Dat konden ze niet betalen. Hun contactpersoon registreerde hen als ongeschoolde werknemers. ‘We werden als kleine kinderen behandeld’, zegt Andrey. Hij wilde met zijn handen werken in een moestuin of ergens in de natuur. Hij kon gaan vegen op straat.
‘Google hielp ons beter bij het vinden van een baan.’ Gemotiveerd om aan de slag te gaan, zochten de twee Russen naar een nieuwe strategie. Op de computer van zijn contactpersoon zag Alék vacatures openstaan in marketing en sales. Een tak van sport die hem meer lag dan de baantjes die hem werden opgelegd. Thuis ging hij zelf op onderzoek uit. Op de website van Participatiebedrijf vond hij een baan, hij solliciteerde en werd sales supporter bij Philips. Ook Andrey heeft zijn huidige baan bij PostNL zelf gevonden. Helaas was hun contactpersoon het niet eens met de eigenzinnige aanpak: ‘Jullie proberen een uitkering te vangen naast een baan.’
‘Nu zijn we onafhankelijk van stichting WIJeindhoven en Participatiebedrijf.’ Daar zijn ze erg blij mee. Het stel kan net rondkomen. Alék heeft geen vrije dagen, maar hij heeft het liever te druk dan dat hij weer contact zou moeten opnemen met WIJeindhoven. ‘Het is moeilijk nu, maar over vier maanden ben ik klaar en dan kan ik een goede baan vinden.’
Net als in het geval van Uday in Den Bosch heeft het gemeentelijk beleid van Eindhoven Alek en Andrey meer in de weg gezeten dan ondersteund.
De cijfers van het CBS over de arbeidsmarktpositie van statushouders tonen geen rooskleurig plaatje. Een kwart van de mensen die in 2014 een verblijfsvergunning ontving, heeft na drieënhalf jaar een betaalde baan. Daarvan werkt dertig procent in de horeca. Ook banen in de uitzendbranche en handel zijn populair. Degenen die zijn gezegend met een baan hebben meestal tijdelijke contracten voor weinig uren. 67 procent van alle statushouders ontvangt nog steeds een bijstandsuitkering.
Ter vergelijking: in Duitsland ligt het percentage werkende vluchtelingen op 35 procent, melden Tina Groll en Katharina Schuler in Zeit Online. Niet gek dat dit percentage hoger ligt; de Duitse regering heeft de verantwoordelijkheid voor de arbeidsintegratie niet afgeschoven op de gemeenten. Kom je in Duitsland als vluchteling aan in een asielzoekerscentrum, dan zorgt het centrale beleid voor een passende begeleiding naar onderwijs en werk.
‘De statistieken van de recentst aangekomen nieuwkomers in Nederland laten zelfs nóg slechtere cijfers zien’, meldt Renée Frissen van OpenEmbassy. In de Nederlandse verzorgingsstaat regelt de overheid de inburgering. De reïntegratiebedrijven die worden ingezet door de overheid om Nederlanders uit de werkloosheid te helpen, worden óók ingezet voor de integratie van statushouders. Frissen: ‘Die twee groepen zijn nauwelijks met elkaar te vergelijken. Nieuwkomers zijn geen werklozen die je zo snel mogelijk uit een uitkering moet krijgen. Bovendien verschillen nieuwkomers enorm van elkaar wat betreft culturele en professionele achtergrond.’
Een deel van de statushouders die een broodbaan kreeg aangesmeerd zit inmiddels weer in de bijstand. Als een gemeente aanstuurt op een snelle uitstroom uit de bijstand, dan is er weinig tijd voor goede ondersteuning. Grote kans dat het werk niet matcht, statushouders niet gemotiveerd zijn en begeleiding op de werkvloer ontbreekt. En dat houdt niemand lang vol, een statushouder ook niet; dus terug de bijstand in.
Martijn van der Linden van VluchtelingenWerk Nederland ziet een groot verschil tussen gemeenten met een korte-termijn- en een lange-termijnbelang. ‘Zodra de nadruk op het vervullen van korte-termijnbelangen ligt, snijden gemeenten zich op de lange termijn in de vingers.’
‘Ik heb zeker geluk gehad’, vertelt de Syrische Issam. ‘In Amsterdam is het goed geregeld.’ Issam is al ruim drie jaar in Nederland. Hij was niet tevreden met de taalles die hij kreeg op het ROC. Zijn contactpersoon regelde dat hij lessen kon volgen op de Vrije Universiteit. ‘Ik werkte mee aan de Academie van de Stad en als ik mijn Nederlands verbeter, mag ik misschien bij de gemeente gaan werken.’ Issam komt in aanmerking voor het Young Professionals Programma voor Statushouders, een traineeprogramma voor hoogopgeleide statushouders.
Een gemeente met een lange-termijnvisie is Amsterdam. Van der Linden: ‘Niet elke gemeente heeft dusdanig met statushouders te maken dat ze zich van haar falen bewust is. In Amsterdam worden gewoon relatief meer vluchtelingen geplaatst. Hoe meer statushouders, hoe meer aandacht er moet worden gegeven aan de arbeidsintegratie.’
Een duurzame uitstroom uit de bijstand gaat gepaard met een goede ondersteuning, weten de twee grootste zetelhouders in de Amsterdamse gemeenteraad: D66 en GroenLinks. Gemeente Amsterdam staat bekend om haar effectieve aanpak. Wat is hun geheim? Maatwerk. Een statushouder wordt bij deze aanpak gezien als een individu. Contactpersoon en statushouder kijken naar zijn/haar wensen en kunde en gaan van daaruit de arbeidsmarkt op. Of het nu om een opleiding of werk gaat; zolang de statushouders maar doen wat bij hen past. Dan houden ze het ook het langst vol, is het idee. ‘Van de statushouders die in 2015 en 2016 in onze gemeente kwamen wonen, is vijftig procent naar werk of opleiding uitgestroomd’, vertelt een vertegenwoordiger van de gemeente Amsterdam aan Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS).
Toch ligt het lot van statushouders niet alleen in de handen van het gemeentelijk beleid. Waar de Amsterdamse Issam geluk had met zijn contactpersoon, had zijn vriend pech. Issams vriend werd door zijn toegewezen contactpersoon bij de gemeente Amsterdam gedwongen om te stoppen met zijn schakeljaar aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Zijn uitkering is ingetrokken en nu moet hij fulltime werken.’ Waarom? Dat is zijn vriend nog onduidelijk. Issam belde hem op met de vraag of hij óók zijn verhaal zou willen doen. Maar hij wil de gemeente niet tegen zich in het harnas jagen.
Niet alleen in Amsterdam is de achtergrond, ervaring en kennis van de contactpersoon bepalend voor de kansen die statushouders krijgen. In Hoeksche Waard werd het de Iraakse Mohammad, voormalig docent Engels, al gauw duidelijk dat zijn contactpersoon een obstakel zou vormen. Gemotiveerd om zo snel mogelijk een baan te vinden, begon hij aan zijn taalcursus Nederlands aan het Da Vinci College. ‘Mijn docent Nederlands was slecht. Ik heb lang genoeg als docent gewerkt om te weten wanneer mijn tijd wordt verspild.’ Op eigen initiatief besloot hij lessen Nederlands in Alblasserdam te volgen. Binnen zeven maanden haalde hij taalniveau B1. ‘Omdat mijn contactpersoon niet wist wat ze met me aan moest, verplichtte ze mij om doordeweekse cursussen “logistiek” en “beveiliging” te volgen. Ik zeg “cursus”, maar eigenlijk waren het allerlei onbetaalde banen’, zegt Mohammad. ‘Een opleiding volgen mag ik niet, want dan wordt mijn uitkering ingekort.’ Zijn vrouw heeft het beter getroffen. Zij wenste apothekersassistente te worden. Haar contactpersoon hielp haar op weg om de opleiding te kunnen volgen.
‘Contactpersonen zijn essentieel voor de succesvolle arbeidsintegratie van statushouders’, zegt van der Linden. Een beleid kan nog zo goed in elkaar zitten, als een begeleider een andere visie op “het goede” heeft, dan zijn statushouders alsnog de pineut.’ Helaas liggen meer gelijke kansen voor statushouders nog niet in het verschiet. De regering voert vanaf 2020 het landelijke beleid ‘Van asielzoekerscentrum naar werk’ in. Van der Linden: ‘Contactpersonen zullen binnen gemeenten voor het overgrote deel de verantwoordelijkheid krijgen voor de integratie van statushouders.’
Het advies van vijftig statushouders: ‘Werk samen met de privésector!’ Tijdens de G100-conferentie beklaagden zij zich tegenover ambtenaren, NGO’s en geïnteresseerden over de arbeidsintegratie. De kennis en vaardigheden zijn al aanwezig om statushouders op weg te helpen. Alleen liggen die instrumenten bij externe organisaties, projecten en onderwijsprogramma’s. Dus financieren die boel, roept het panel.
‘Een Nederlands diploma geeft de beste kansen op een duurzame positie op de arbeidsmarkt’, zegt onderzoeker Marjan de Gruijter van Kennisplatform Integratie & Samenleving. Uit de ‘Monitor gemeentelijke arbeidstoeleiding vluchtelingen 2019’ van KIS blijkt dat maar zeventien procent van de statushouders daadwerkelijk onderwijs volgt. ‘Terwijl de onderzoeker ziet dat statushouders een grote behoefte aan onderwijs hebben.’
Als onderwijs zorgt voor een duurzame uitstroom, waarom wordt dat dan niet door elke gemeente gefaciliteerd? Volgens de Gruijter heeft dit te maken met een gevoel van onmacht. ‘Veel gemeenten zeggen: “Wij gaan niet over onderwijs”.’ Ze gaan niet over het curriculum van de onderwijsinstelling, de regelgeving van DUO, het niveau van de Nederlandse taal van de vluchteling en de educatieve infrastructuur. In kleine gemeenten zijn er bijvoorbeeld geen universiteiten. ‘Grotere gemeenten, zoals Amsterdam en Rotterdam, hebben een veel grotere infrastructuur als het op onderwijs aankomt’, volgens de Gruijter.
Dat zou kunnen verklaren waarom Amsterdam meer mogelijkheden biedt om onderwijs te volgen. Toch zijn er ook veel hbo- en mbo-opleidingen in Eindhoven en Den Bosch, en de universiteit van Tilburg is niet ver weg. In principe is de educatieve infrastructuur niet minder groot dan in Amsterdam en Rotterdam. Gemeenten moeten dus ook de wil hebben om zich te beroepen op de infrastructuur.
‘Het gaat altijd over de hoogopgeleide Syriërs, maar feitelijk heeft tachtig procent van de vluchtelingen een lager leerniveau’, zegt Babet van den Broek, coördinator arbeidsparticipatie bij de gemeente Eindhoven. Zij herinnert zich een man die in Syrië radiologie had gestudeerd en zeven jaar als radiodiagnostisch laborant in het ziekenhuis van Damascus had gewerkt. ‘Wij dachten, nou dat zit wel goed. Toen wij de meting deden om het Nederlandse leerniveau te bepalen, bleek hij mbo niveau 4 te hebben. Ja, dan kun je helaas niet aan de slag in het ziekenhuis zonder eerst een opleiding in Nederland te volgen.’
‘Statushouders willen het liefst meteen dezelfde baan als die ze hadden in hun land van herkomst, maar dat kan in veel gevallen niet.’ Bij de gemeente Eindhoven zien ze dat statushouders het beeld hebben van een Nederland waarin alles mogelijk is. Dat wordt versterkt door de ‘comfortabele setting’ waarin de statushouders de eerste jaren terechtkomen. ‘Ze krijgen een uitkering en mogen eerst rustig de Nederlandse taal leren’, zegt Van den Broek, ‘daarna krijgen ze pas te maken met de participatiewet en worden ze geconfronteerd met de harde realiteit.’ Daarom zouden statushouders al vanaf dag één moeten meedraaien in de maatschappij. ‘We moeten de verwachtingen bijstellen, zodat deze overeenkomen met de werkelijkheid. Anders hebben we over een aantal jaar weer hetzelfde probleem met een groep die buiten de samenleving valt.’
Uday werkt nu fulltime bij Booking.com als programmeur. Binnenkort krijgt hij een vast contract. Hij kan gaan en staan waar hij wil en is niet meer afhankelijk van een contactpersoon die bepaalt wat hij wel en niet mag doen. De belasting over zijn salaris is twee keer zo hoog als zijn uitkering ooit is geweest. Jalal voelt zich gezegend met de mogelijkheden die hem zijn geboden door de ICT-opleiding. ‘Ik heb mijn integratie in Nederland hieraan te danken. De vaardigheden en motivatie van statushouders moeten op een goede manier worden ingezet, zodat het gevoel van “erbij horen” bevorderd wordt’, merkt Jalal op. ‘Om me heen zie ik nu al groeperingen ontstaan die zich uitgesloten voelen van de samenleving.’ De twee vrienden zien dat dit zorgt voor een fuck-it-houding, die niet bevorderlijk is voor de statushouders zelf, maar ook zeker niet voor de Nederlandse samenleving.
Mohammad: ‘De sprong naar zwart werk is in deze omstandigheden snel gemaakt. ‘Statushouders worden van hot naar her gestuurd en geïntimideerd. Zonder vertrouwen in de gemeente trekken we ons terug naar de marge, naar daar wij ons wel veilig voelen.’
‘Nederland is niet het makkelijkste land om in terecht te komen. We hebben veel bureaucratie. Maar binnen die kaders kunnen we samen met statushouders kijken wat mogelijk is.’ Volgens De Gruijter moet de overheid de randvoorwaarden faciliteren voor op-maat-begeleiding zodat statushouders verspreid over verschillende gemeenten gelijke kansen krijgen. ‘Dan krijgen ze een steuntje in de rug en de motivatie om dingen aan te pakken’, concludeert De Gruijter.
Net als achttienjarigen die hun eerste stappen op de arbeidsmarkt zetten en het complexe systeem moeten leren begrijpen, hebben statushouders motiverende voogden nodig die hen op weg helpen. Rebellie is het gevolg van ouders die met harde hand hun kind in een bepaalde richting duwen. Centraal ouderschap is gewenst. Want anders dan de meeste achtienjarigen willen statushouders echt wel aan de slag.
De personen op de foto komen niet in dit verhaal voor