
Soms, heel soms, gaat er binnen de beslotenheid van een boerenbedrijf iets mis. Grondig mis. Alles wat zo’n bedrijf te betekenen heeft – groei, bloei, nieuw leven – verkeert in zijn tegendeel. Het maakt niet uit of het om een kleinschalig drama gaat of dat zich een spectaculaire catastrofe openbaart. Ik schrijf over de boer die geen greep meer op zijn leven heeft en dus geen greep meer op het leven van zijn dieren.
Het ging bijvoorbeeld mis begin september 2011 op het bedrijf van de melkveehouder B. uit Brummen (Gelderland). Zo stond het in De Stentor, een regionale krant: ‘Een veehouder uit Brummen heeft vlak voor zijn dood zeker vijftien koeien gedood en op zijn erf begraven. Het lot van tientallen andere koeien is nog duister. De boer in het buitengebied van Brummen heeft onlangs zelfmoord gepleegd. De man is vorige week met zijn auto de IJssel in gereden.’
Volgens de buren werden er rond het tijdstip van B’s overlijden zeker tachtig koeien vermist. De Algemene Inspectiedienst (aid; nu onderdeel van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit nvwa) besloot na het aantreffen van de vijftien kadavers niet nog verder rond te spitten. Het totale aantal door B. begraven dieren bleef daardoor onbekend. Van de 187 koeien die levend werden aangetroffen kon maar van 127 de identiteit worden vastgesteld. De familie wilde niet reageren.
Een foto bij het artikel toont het erf van de boerderij van B: een onverzorgde boel. Er ligt rondslingerend plastic en tegen de schuren woekert onkruid. Volgens ingewijden heeft de boer de koeien doodgereden met zijn trekker terwijl ze vastgebonden stonden om gevoederd te worden. B. bleek een verleden te hebben. In 2002 kreeg hij ruzie met het waterschap omdat hij kuilvoer onafgedekt had laten staan (leidend tot milieuschade) en in 2001 kreeg hij een dwangsom opgelegd wegens het negeren van milieuvergunningen. Al in 1999 hadden omwonenden hun beklag gedaan over de manier waarop hij met zijn buren en zijn vee omsprong, en over het feit dat hij dode dieren op zijn erf liet liggen. Hij blokkeerde wegen en liet afval slingeren. Er kwam een verhaal over in de lokale krant. ‘Pure jaloezie’, was de reactie van B. destijds. ‘Het bedrijf is groot geworden door hard werken.’
Dat B. z’n bedrijf op een problematische manier runde en, verontrustend genoeg, zijn dieren liet verkommeren en doodgaan was dus al ruim tien jaar bekend: bij zijn gezin, zijn buren, op het gemeentehuis, bij de Brummenaren en bij het waterschap. Maar niemand greep in. Men liet hem zijn gang gaan totdat hij en tientallen beesten het leven lieten in een bijna apocalyptisch drama. Wat er die dag gebeurd moet zijn op het erf is nauwelijks voor te stellen.
Slechte behandeling van dieren is in de agrarische sector een moeilijk bespreekbaar onderwerp. Dat lijkt inherent te zijn aan de verhouding tussen de boer en zijn dieren, een verhouding die niet begrepen wordt door de burger (volgens de boer) dan wel niet normaal diervriendelijk is (volgens de burger). In het speciale geval van dierverwaarlozing – doorgaans het gevolg van sociaal-psychische problemen van de boer – komt daarbij dat agrariërs zichzelf en elkaar niet graag als bemoeineuzen zien. Wat er al dan niet gebeurt op iemands erf is onbespreekbaar voor de buren of voor collega’s: dat gaat niemand wat aan. Om dierverwaarlozing tegen te gaan bestaan er regels, beleidskaders en overlegstructuren, bijvoorbeeld op het gebied van opsporings- en handhavingsmethoden. Er is een Vertrouwensloket en er worden cijfers gepubliceerd, zoals afgelopen maart in een jaaroverzicht van de nvwa. Daaruit blijkt dat het aantal meldingen van dierverwaarlozing stijgt: van 1747 in 2012 naar 2226 in 2013.
Over de ins en outs van concrete gevallen worden niet altijd mededelingen gedaan. De details zijn meestal gruwelijk, zoals bleek uit wat woordvoerder Benno Bruggink van de nvwa in april 2012 op de radio kwijt wilde over een incident in Overijssel: honderdvijftig uitgehongerde varkens scharrelden, tot aan hun knieën in de drek, tussen de resten van vijftig al maanden dood liggende soortgenoten. Er waren geen plekken om droog te liggen. Tien varkenskadavers waren op het erf begraven en twee varkens moesten ter plekke een spuitje worden gegeven om ze uit hun lijden te verlossen. Na het optekenen van proces-verbaal mocht de varkensboer zijn bedrijf gewoon voortzetten, tot ontzetting van de verslaggever. Volgens Bruggink waren er met de boer ‘afspraken gemaakt’ – het nieuwe, geïntensiveerde handhavingsbeleid houdt in dat de nvwa minder inzet op straffen en meer op herstel van de situatie.
Zeventien jaar eerder, in januari 1995, waren de details van een soortgelijk geval van varkensverwaarlozing door het actualiteitenprogramma Hier en nu (ncrv) nog door middel van beeldmateriaal openbaar gemaakt: huiveringwekkende scènes van bergen dode en aangevreten varkens. In totaal waren die keer meer dan honderdvijftig varkens doodgehongerd. De betrokken inspecteur van de Dierenbescherming vertelde dat hij niet had kunnen slapen van wat hij aantrof: ‘Ik kwam bij een varkensboer die het geestelijk moeilijk had en we werden het erover eens dat maatschappelijk werk zou langskomen. Toen wilde ik nog even de stallen zien. De boer ging op dat moment voor me uit lopen. Hij wachtte me buiten op, huilend en wel en zei: “Ik moet u eerst iets opbiechten. Ik vertrouw u, maar de varkens liggen allemaal dood.” Ik vroeg of er een ziekte was geweest. “Nee”, zei hij, “ik heb ze allemaal verwaarloosd.” Op dat moment ben ik samen met de boer de stallen in gegaan en daar trof ik een heel verschrikkelijk tafereel aan: schedels, huidresten, losse poten van varkens. Wekenlang geen voer gehad. Dood door pure verwaarlozing.’
Tegenwoordig is het meestal de regionale pers die in hoofdlijnen en soms met een sfeerfoto melding maakt van boerderijdrama’s. De ingewijden zijn op de hoogte van het geval en wie per se behoefte heeft aan bijzonderheden kan terecht op internet. Ingewijden weten ook dat vrijwel geen enkele boer zijn dieren moedwillig laat verkommeren, want agrariërs zijn gebaat bij een zorgzame omgang met hun vee. Liefdeloos behandeld melkvee is bijvoorbeeld minder vruchtbaar, bevattelijker voor uierontstekingen en minder productief wat melkgift betreft. Uit de celsamenstelling van de melk kan zelfs afgeleid worden hoe gestrest de boer was op het moment van melken. Recent onderzoek lijkt ook wetenschappelijk uit te wijzen dat de gezondheidstoestand van boeren en hun dieren over en weer samenhangt: gezonde en tevreden boeren hebben gezonde en tevreden koeien en omgekeerd. Deze oeroude symbiose mag een gegeven zijn voor de doorsnee veehouder, voor het Nederlandse publiek lijkt dat steeds minder een uitgemaakte zaak.
Vooral op internet worden boeren vanwege de omgang met hun dieren massaal veroordeeld en verketterd. In de trant van Wakkerpedia: ‘Boeren zijn luie, achterlijke mensen (…) Zij krijgen bakken met landbouwsubsidie van de Europese Unie om daar hun werk niet te doen. 99% Zijn smerig stinkende en ongemanierde hufters, milieuterroristen en dierenbeulen.’ Als een geval van dierverwaarlozing in het nieuws komt zijn de digitale beledigingen en (doods)verwensingen aan het adres van agrariërs niet van de lucht. Nu boeren weerwoord leveren, zoals bijvoorbeeld op de Anti Wakker Dierpagina op Facebook (‘De feiten op een rijtje!’), lijkt er sprake van een nieuwe boerenoorlog. Zoals ene Mark de Haas onlangs postte: ‘De boer moet, en zal kapot gemaakt worden… Is altijd al zo geweest, en wordt steeds erger. Stelletje hufters! Zonder boer, geen voer, maar dat snappen die domme hersenloze ganzen niet!!’ Waar komt de haat vandaan en wat doen de dieren daarin?

Nadat Hendrik ‘Boer’ Koekoek – nog steeds de meest succesvolle extreem-rechtse politicus van Nederland – eenmaal was beschuldigd van dierverwaarlozing, in 1978, liet de definitieve aftakeling van zijn carrière niet lang meer op zich wachten. De balsturige fractieleider van de Boerenpartij (‘ik krieg nooit gien beurt!’) zou twee pony’s op zijn land in Bennekom hebben verwaarloosd, een bericht waar de landelijke pers gretig in dook. Vooral De Telegraaf bleef jarenlang, tot in 1985, systematisch berichten over het beweerde vergrijp en verrichtte ook eigen onderzoeksjournalistiek. Dat was vreemd, want De Telegraaf had voordien altijd met waardering verslag gedaan van het rechtse optreden van Koekoek. Die waardering had in 1980 plaatsgemaakt voor bijval aan het Dierenbevrijdingsfront, die in dat jaar volgens het blad ‘een pony, een schaap en een lam had bevrijd’ uit een weiland van Koekoek, ‘de dieren die er het slechtst aan toe waren’. Hoewel Koekoek in hoger beroep is veroordeeld voor dierverwaarlozing bleek later dat bij de politie bekend was geweest dat omwonenden steeds water en voer bij zijn – op ruime afstand gestalde – dieren weghaalden.
Daarmee speelde de grootste krant van Nederland in op een al langer bestaande trend: de populistische aantrekkingskracht van gesentimentaliseerd dierenleed. Tijdens de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland, in 1933, dreigde bijvoorbeeld nazi-minister Hermann Göring tijdens toespraken dierenmishandelaars met het concentratiekamp. Vandaag de dag is het in Frankrijk Marine Le Pen van het extreem-rechtse Front National die zich opwerpt als nationale dierenbeschermster, vooral gebrand op de islamitische rituele slacht (met de notoir racistische Brigitte Bardot aan haar zijde).
Boer Koekoek was een van de eerste slachtoffers van de trend om boeren als beroepsdierenkwellers neer te zetten. Hijzelf stond genuanceerd (!) tegenover het idee van bemoeienis van bovenaf met boerderijdieren, zoals bleek uit een interview met Vrij Nederland uit 1964: ‘De Gezondheidsdienst voor dieren… die vind ik wel goed, maar Seyss-Inquart (rijkscommissaris van de nazi’s tijdens de bezetting – lvl) heeft die dienst laten ontstaan. Seyss-Inquart heeft de doodstraf gekregen, maar zijn Gezondheidsdienst werd door Mansholt overgenomen en hij nam alle ambtenaren terug. Dat soort dingen keuren wij af.’ Hoewel een dierenarts had onderstreept dat Koekoek nu eenmaal van boerenafkomst was (‘hij gaat daarom misschien wat anders om met beesten dan een burger’) brachten zijn woorden het verontwaardigde publiek niet meer tot inkeer.
In de periode dat de kwestie-Koekoek speelde, de jaren zeventig, begon de voorheen zo gevierde agrarische sector geleidelijk een slechte naam te krijgen. In dat tijdsgewricht kwam de aandacht voor bescherming van natuur en milieu op gang, aangewakkerd door onder meer de Club van Rome. De enorm gegroeide intensieve veehouderij kwam in een negatief daglicht te staan; boeren werden ervan beschuldigd milieucriminelen te zijn, roofbouwers, dierenbeulen. Het was ook makkelijk geworden voor het publiek om boeren als vreemd of zelfs verdacht te beschouwen. Hun aantal was in korte tijd sterk geslonken: werkte in 1947 nog bijna één op de vijf personen in de agrarische sector, in 1990 was dat één op de 25 (cijfers van het cbs). De Nederlandse bevolking had letterlijk en figuurlijk afstand genomen van haar agrarische grondslag en de nieuwe, intense verontrusting rond milieubederf hielp bij dat proces.
Dertig jaar na de Telegraaf-campagne tegen boer Koekoek zou de pvv in de persoon van Dion Graus met het thema dierenleed aan de haal gaan. In het gedoogakkoord van 2010 bedong de partij de oprichting van de dierenpolitie, ook wel bekend geraakt als animal cops of ‘caviapolitie’. Vijfhonderd speciaal getrainde politieambtenaren moesten zaken als ‘doodgetrapte puppy’s, in de wei geslachte schapen en verkrachte pony’s’ (voorbeelden van Geert Wilders) gaan opsporen. Toen de Partij voor de Dieren in 2011 begreep dat bio-industriële dieren niet onder het mandaat van de dierenpolitie zouden vallen trok de partij zich terug uit de besprekingen, want zonder input van het ministerie van Landbouw zou de dierenpolitie op een ‘vogelverschrikker’ lijken, zo stelde fractieleider Marianne Thieme. Praktijken als onverdoofd castreren van biggen en afbranden van kuikensnavels zag de pvv om politiek-strategische redenen niet vanzelfsprekend als dierenleed (Graus: ‘Van deskundigen wil ik eerst weten hoe pijnlijk de snavelkap is’).
Binnen drie dagen nadat het kabinet-Rutte I was gevallen en de pvv niet meer nodig was als gedoogpartij was het gedaan met de groots opgezette dierenpolitie, tot opluchting van agrariërs. De arrestatie en het urenlange vasthouden van een boer uit Wierden (Overijssel), na het aantreffen door dierenagenten van een ‘moeilijk lopende’ pony op zijn land, de zeventienjarige Marleen, had begin 2012 veel onrust gezaaid in de sector. Boeren zouden uit voorzorg begonnen zijn wandelpaden bij hun erf af te sluiten en oude, zieke of gewonde dieren binnen te houden in plaats van in de wei. Maar vanaf de zomer moesten dieren het dus weer zonder ‘strenge en professionele aanpak’ stellen, zoals Wilders het verwoordde. Later werd besloten dat de inmiddels 180 speciaal opgeleide dierenagenten het dierenleed slechts als ‘taakaccent’ erbij kregen.
Twee jaar eerder, in 2010, was op aandringen van de pvda’er (en boer) Harm Evert Waalkens seks met dieren strafbaar gesteld – zodanig geformuleerd dat kunstmatige inseminatie daarbuiten valt. Seks met dieren is sindsdien ook een delict wanneer het dier geen pijn of schade lijdt, in verband met de aangetaste waardigheid van het dier. In de tijd van het Oude Testament was seks met dieren eveneens strafbaar, met het opvallende verschil dat het dier daarin óók gestraft moest worden.
De politieke elephant in the room lijkt hier de bio-industrie, waarin dieren moeizaam aanspraak lijken te hebben op ‘waardigheid’. De bescherming die de nieuwe wetgeving de waardigheid van dieren biedt gaat echter ook op voor bio-industriële dieren. Bij een vleesvarken kan dus wel onverdoofd de krulstaart voor tweederde afgeknipt worden, maar penetratie van het dier is strafbaar tenzij het om kunstmatige inseminatie gaat.
Opportunistische begripsverwarring, symboolpolitiek en tendentieus woordgebruik: sinds de tijd van boer Koekoek lijkt er veel gaande te zijn op het gebied van de beeldvorming rond slechte behandeling van (landbouw)huisdieren. Zie bijvoorbeeld het persbericht dat de nvwa afgelopen februari wijdde aan het vraagstuk van illegaal gedumpte runderen in Friesland. Al jarenlang werden daar in verschillende plaatsen achtergelaten kadavers en levende koeien en kalveren aangetroffen in containers, weilanden en soms op erven van veehouders. Omdat oormerken ontbraken was hun afkomst onbekend. Door middel van dna-onderzoek ontdekte de nvwa dat de achtergelaten dieren allemaal met elkaar verwant waren en kon een 42-jarige verdachte worden aangehouden. Deze veehouder had zijn verplichte identificatie- en registratiesysteem niet op orde en dacht door middel van het ‘illegaal dumpen’ van zijn vee van het probleem af te zijn. ‘Zojuist met succes het woord “veedumper” geïntroduceerd in de Nederlandse taal…’ twitterde een persvoorlichter van de nvwa die dag.
Door zulk taalgebruik denkt het publiek niet gauw aan een heel ander scenario: de veehouder die de agrarische bureaucratie niet aankon, geen uitweg meer zag en domweg verder bleef boeren, van tijd tot tijd zijn overtollig geworden koeien met zorg te vondeling plaatsend. De regelgeving die bedoeld is om de Nederlandse veestapel gezond en lucratief te houden leidt immers wel eens tot een tegengesteld resultaat: overspannen boeren voor wie de dierverzorging in de knel raakt, soms met dood en verderf tot gevolg. Maar ook de steeds moeilijker wordende economische en sociale werkomstandigheden bezorgen agrariërs stress en psychische ziektebeelden. Volgens een recente analyse van de nvwa is de stijging van het aantal meldingen van dierverwaarlozing een gevolg van de economische situatie in de agrarische sector. De aandacht van het publiek gaat ondertussen uit naar de dieren, als schuldeloze schepsels.
Zoals ook ex-melkveehouder Tjalling (schuilnaam) uit Hardegarijp (Friesland) me vertelt: ‘Het is hier sinds de jaren zeventig nogal veranderd. Als een boer z’n schapen aan de poten verzorgt, roepen de langsfietsende schoolkinderen: “Dierenbeul!” Zo ver staan ze van het agrarische af.’ Maar Tjalling, die regelmatig veekeuringen uitvoert, vertelt ook: ‘Ik bezoek veel boerderijen, door het hele land. Af en toe zie je boeren langzaam maar zeker geïsoleerd raken. Ze gaan er onverzorgd uitzien – soms gaat het om boer én boerin – en in een later stadium raakt het vee verwaarloosd. Op een gegeven moment wordt een veearts erbij geroepen door erfbetreders. Dan is het afgelopen. Hier in de buurt is ook zo’n geval. Met die boer gaat het al niet goed sinds de mkz-crisis in 2001. Z’n koeien bleven toen buiten lopen, later bleek dat de registratie van die beesten niet klopte. Zijn vee werd weggehaald. Sindsdien maait hij niet. Hij verwaarloost zichzelf, stinkt, maar accepteert geen hulp. Hij mag alleen heel vroeg in de winkels komen, als er nog geen andere klanten zijn. Iedereen in onze organisatie kent wel één of twee van zulke gevallen. Er speelt trots, schaamte, er is van alles aan de hand. Er zijn boeren die altijd eigen baas zijn geweest, die nooit ergens anders hebben gewerkt dan op hun eigen bedoening.’
De sector ziet zulke gevallen van in de plattelandsmarge terechtkomende boeren met lede ogen aan: de vakreputatie is er niet mee gediend. Voor veel belangenbehartigers uit agrarische kring was het grote en langdurige succes van het datingprogramma Boer zoekt vrouw (kro) daarom een godsgeschenk. Na dertig jaar in het verdomhoekje leek het tij voor de sector eindelijk te keren. Zoals voorman Ton Leijten van LTO Noord het in 2008 in het Agrarisch Dagblad formuleerde: ‘Boer zoekt vrouw is een platform dat wij nodig hebben voor de beeldvorming. Er is weer een bepaalde mate van waardering voor onze sector. Dat moeten we verzilveren en vermarkten.’ Boerin en columniste Martine Kruider vond dat ook: ‘Het is vooral leuk voor de sector dat we nu positief in de aandacht komen. Het is weer eens wat anders dan al die zware verhalen over regelgeving, mest en andere zaken.’
Met ‘andere zaken’ doelde Kruider mogelijk op de reeks veeziekte-epidemieën die Nederland sinds medio jaren negentig teisterde: de gekke-koeienziekte, de varkenspestuitbraak, de mkz-crisis, de vogelgriep en de Q-koorts, maar het kan ook zijn dat ze dacht aan de vele onthullingen over het lot van dieren in de intensieve (pluim)veehouderij, gedaan door clubs als Lekker Dier, Varkens in Nood en de Partij voor de Dieren. Er waren discussies rond het gebruik van hormoonpreparaten, het vaccineren en oormerken van vee en de pijnlijke campagnes rond onder meer het kistkalf, het slachtvarken en de plofkip. Hoe gevoelig het slechte imago inmiddels was komen te liggen kwam tot uiting in 2007, toen boer Frans, Twents melkveehouder en deelnemer aan Boer zoekt vrouw, de toorn opwekte van het Twents Bureau voor Toerisme. De 27-jarige goedlachse boer had in een uitzending van de datingshow laten weten zijn koeien ‘soms een trap te verkopen’. De toeristenbranche vreesde voor grote schade aan de beeldvorming van met name Twentse boeren.
Sinds ruim een jaar zet het lto-initiatief Vertrouwensloket Welzijn Landbouwhuisdieren samen met de overheid extra in op het ‘herkennen van signalen in een vroeg stadium’; dit om verwaarlozing vóór te zijn. Daartoe heeft het Loket een ‘Signalenkaart’ gemaakt, die in het geval van (dreigende) dierverwaarlozing de erfbetreder de weg wijst. Bij veel sterfte, regelmatig zieke, gewonde en kreupele dieren, uitval van oudere en slechte ontwikkeling van jonge dieren, huidparasieten, slechte voeding, onvoldoende water en droge ligplaatsen en geen verzorging en behandeling van zieke dieren moet aan de bel getrokken worden. Andere signalen: als de veehouder niet meer op bijeenkomsten komt, zijn post ongeopend laat, een krimpende vriendenkring en stroef lopende relaties heeft en zijn afspraken afzegt. Ook als de veehouder geen toekomstperspectief meer ziet, besluiteloos is, gezondheidsklachten heeft, zich terugtrekt, stil is en ten slotte de telefoon niet meer opneemt is sprake van risico. Met zulke veehouders moet het gesprek worden aangegaan. Als dat niet lukt komt het Vertrouwensloket in beeld, met een regionaal Vertrouwensteam, dat de veehouder een niet-vrijblijvend traject op maat aanbiedt.
In het blad Nieuwe Oogst (september 2013) prijst de voorzitter van de Stuurgroep Vertrouwensloket, schapenhouder Nico Verduin, de vernieuwde aanpak: ‘Melden is helpen. We krijgen er steeds beter grip op. Dat is goed voor de ondernemers en hun dieren, maar ook voor het imago van onze veehouderijsector. Want dierverwaarlozing is toch een “rafelrandje” van de veehouderij.’ (Verduin wilde niet praten voor dit artikel omdat hij inmiddels een andere lto-functie bekleedt.) Het blad Veeteelt had al eerder (maart 2010) in een stuk over het Vertrouwensloket gekopt: ‘Dierverwaarlozing kan iedereen overkomen. Het vertrouwensloket voorkomt een negatief imago van de sector.’
De ironie wil dat het nu ook binnen de agrarische sector lijkt alsof dierenwelzijn boven boerenwelzijn gaat. De alarmerende symptomen die op de Signalenkaart staan – de vereenzaming, de gezondheidsklachten en het gevoel van hopeloosheid – komen namelijk bij alle soorten boeren voor: bij landbouwers en tuinders, bij varkenshouders en bij (pluim)veeboeren die (nog) goed voor hun (pluim)vee zorgen. Maar alleen voor de in het oog lopende dierverwaarlozers staat een regionaal Vertrouwensteam klaar met een traject op maat. Want inschakeling van de nvwa, met mogelijk schadelijke persberichten en dito krantenartikelen tot gevolg, dat wil niemand. Het kan immers leiden tot aandacht van de ‘aaibaren’ – zoals Tjalling uit Hardegarijp dierenwelzijnsactivisten noemt.
Tjalling vertelt over de telefoon het laatste nieuws over een in zijn ogen nalatige veehouder uit Grou (Friesland), Thom de Groot, die zich onder het mom van ‘oormerkweigeraar’ en ‘bioboer’ van de steun en sympathie van de aaibaren wist te verzekeren. Het was al jaren een smerige bende op zijn erf en in zijn stal en de beesten werden niet goed verzorgd. Nadat de nvwa – voor de tweede keer binnen enkele maanden – was verschenen om de koeien op te halen, ontstond er nog meer consternatie. Er kwam een internetpetitie en pvda-Kamerlid Lutz Jacobi koos in het ontstane mediacircus de kant van de ‘aaibaren’ (Tjalling: ‘Het was vlak voor de verkiezingen’). De aaibaren vermoedden een hetze van de nvwa tegen earmerkwegerders (oormerkweigeren is overigens officieel erkend). ‘Ze hebben zelfs geld gedoneerd aan die boer, zodat hij niet voor de verblijfkosten voor z’n meegenomen vee hoefde op te draaien’, vertelt Tjalling. ‘Ze zien niet hoe slecht hij met z’n beesten omgaat, want hij is de oormerkweigeraar. Hij vertelt de aaibaren dat hij z’n vee “natuurhooi” te eten geeft.’ Bij een herkeuring bleek dat De Groots koeien hoewel mager, toch gezond waren; ze zijn weer terug op stal in Grou.
Bij veeboeren blijft het wantrouwen tegen ‘verklikkers’ en andere bemoeials op het erf intussen onverminderd groot. De redactieblogger ‘Vergaderboer’ liet afgelopen maart op het veelbezochte Boerderij.nl weten het ‘foute boel’ te vinden dat iedereen die bij hem op het erf komt een potentiële verklikker is geworden. ‘Boze ogen beloeren ons’, schreef hij. ‘Wie zijn dat? Wellicht de burgers, die al bellen als een pony in de winter – tot eigen genoegen – in de wei blijft? Mensen die geen verstand van het welzijn van de dieren hebben klagen bij de autoriteiten. Onnozel, maar dat kun je ze moeilijk kwalijk nemen. Ze zijn niet wijzer.’ Nee, Vergaderboer is boos op de nvwa die sinds kort een nieuwe groep ‘verklikkers’ zou aanboren, namelijk de erfbetreders: mensen uit de bankensector, de zuivelindustrie en de veevoerbranche die de boer beroepsmatig bezoeken. De nvwa maakt toch al te veel werk van haar taak de laatste tijd, vindt Vergaderboer. Als dat komt door ‘extra verklikkers naar hun vertrouwensloket te lokken, dan verliezen ze nog meer het vertrouwen van de boer. En dat is al minimaal.’
Begin april kondigde zuivelcoöperatie FrieslandCampina aan voortaan onverwachte bedrijfsbezoeken te gaan afleggen om onder meer de diergezondheid beter te kunnen inspecteren. Dit was nodig ter ‘versterking van de geloofwaardigheid van de kwaliteitsborging’. Twee dagen later berichtte Boerderij.nl dat vrijwel alle zuivelondernemingen het initiatief van FrieslandCampina zouden volgen. Er verschenen tientallen reacties op de site, zoals die van ‘Japke33’: ‘Nog even en we moeten een groot hek om ons erf zetten. Niemand er meer door laten. Want ze proberen ons allemaal dwars te zitten of de nek om te draaien als het ze lukt.’
De boerderij van Japke33 staat vast niet in de buurt van Brummen. Of misschien juist wel?
Van Lizzy van Leeuwen verscheen onlangs De hanenbalken: Zelfmoord op het platteland (Atlas Contact)
Beeld: (1) Han Singels, Aetsveldse Polder, 2006. (2) Han Singels, Hogedijk, 2008 (beide Han Singels, Courtesy Galerie Wouter van Leeuwen).