
‘Een van de meest fascinerende dingen die ik las toen ik onderzoek deed voor dit boek was We have never been individuals, een essay uit Nature van alweer een jaar of tien geleden. Daarin vernietigden drie vooraanstaande wetenschappers het idee van het biologische individu. Ze lieten zien hoe we telkens weer ontdekken dat we in werkelijkheid wandelende verzamelingen zijn, verzamelingen van een veelvoud aan wezens, en dat er als gevolg daarvan ook allerlei verschillende theorieën bestaan over wat we eigenlijk zijn. Hoe bepaal je de grenzen van een persoon? Hoe bepaal je de grenzen van welk organisme dan ook?’
James Bridle is het soort verteller dat, eenmaal van wal gestoken, niet zomaar meer stilvalt. De toon is zeker niet opgewonden, maar gedachten en associaties buitelen met een zekere vanzelfsprekendheid over elkaar heen – eigenlijk precies zoals ze dat doen in Ways of Being, Bridle’s pas verschenen boek over ‘intelligentie voorbij het menselijke’. (Een Nederlandse vertaling volgt begin 2023 bij uitgeverij Volt.) De ochtendzon valt binnen door de grote ramen van hun studio (de Britse kunstenaar, schrijver en technologist geeft sinds enkele jaren de voorkeur aan het gebruik van de non-binaire voornaamwoorden ‘hen’ en ‘hun’) in een voormalig winkelpand in het centrum van Aegina, een klein en nogal pittoresk stadje op het gelijknamige eiland op veertig minuten varen van Athene. Bridle draagt een lichtroze shirt, een matchende korte broek en afgetrapte gympen. Om hun pols zit een goudkleurig digitaal horloge – een ouderwetse Casio, meen ik. In hun oren zitten twee kleine oorbellen, maar het gelaat daartussen wordt gedomineerd door een borstelige snor en twee vriendelijke, donkere ogen.
‘Achter alles wat ik in Ways of Being schrijf zit toch vooral het idee dat de wereld veel en veel complexer is dan ons alledaagse begrip ervan, veel buitengewoner dan dat alledaagse denken kan accepteren. En voor iemand die gezegend is met de tijd en de energie is het geweldig om je in zoveel verschillende dingen te verdiepen. Er is zoveel om op te duiken en te laten zien, niet alleen aan de buitenwereld maar ook aan andere disciplines van de zo vaak in silo’s opgesloten wetenschap. Een mooi voorbeeld is het werk van Monica Gagliano. Zij ontdekte ooit dat er planten zijn die over een geheugen beschikken.’
Gagliano’s experimenten komen uitvoerig aan bod in Ways of Being. De Australische biologe liet bijvoorbeeld de mimosa pudica – die de gewoonte heeft bij een aanraking haar bladeren op te rollen – eindeloos vaak van een kleine hoogte vallen. Wonderlijk genoeg bleek dat de plant al snel leerde dat er bij nader inzien toch geen sprake was van gevaar, en dat ze deze kennis later kon terughalen. ‘De ontdekking zelf, dat planten beschikken over iets wat wij herkennen als een geheugen, is niet het enige fascinerende. Het is vooral ook de manier waarop ze tot die kennis kwam. Voordat ze planten begon te bestuderen was ze een animal behaviorist die zich bezighield met vissen in het Great Barrier Reef. Het was die achtergrond die maakte dat ze op een heel andere manier naar planten keek dan botanisten al eeuwen gewend waren te doen – simpel gezegd door ze in stukjes te hakken en die stukjes te beschouwen als onderdelen van iets als een machine. Gagliano zag in plaats daarvan organismen met heel eigen gedrag en dat voorstellingsvermogen stelde haar in staat experimenten te bedenken die op zulk gedrag waren toegesneden.
Maar dat was niet het enige. Ze verdeelt haar tijd ook tussen academisch onderzoek en iets wat ik maar omschrijf als een sjamanistische praktijk waarin ze tijdens spirituele zoektochten de geesten van planten ontmoet en met hen spreekt. Dat is voor heel veel wetenschappers natuurlijk op zijn zachtst gezegd nogal problematisch. Maar wat ik er zo mooi aan vind is dat het in feite niks uitmaakt, omdat haar academische werk solide is; peer reviewed, reproduceerbaar en alles. Je hoeft helemaal niet te geloven dat ze daadwerkelijk met planten communiceert om er de waarde van te erkennen. Ze is iemand die twee radicaal verschillende ideeën over de manieren waarop we tot kennis komen op hetzelfde moment in haar hoofd weet te rijmen. En dat vind ik mooi omdat ik zelf ook zulke ervaringen heb gehad, maar ik het bijkans onmogelijk vind om daar serieus over te praten of te schrijven – laat staan om het te verzoenen met een wetenschappelijke blik op de wereld.
Maar goed: dit zijn dus de momenten waarop nieuwe manieren van denken ontstaan en die manieren van denken op hun beurt nieuwe categorieën van kennis voortbrengen. De bestaande categorieën, die we ooit hadden bedacht om onze kennis te bestendigen, worden afgebroken en een nieuw begrip van de wereld om ons heen wordt daardoor mogelijk.’
Het onderzoek van Gagliano is slechts een kleine, kleurrijke scherf in een mozaïek dat Bridle zorgvuldig opbouwt – waarmee overigens niet is gezegd dat het zich, als het klaar is, zomaar laat ontcijferen. Ways of Being gaat over het belang van ecologische benaderingen in de wetenschap, over veranderende ideeën over de Umwelt van ieder mens, dier of ding. Maar ook over hoe ons voortschrijdende begrip van al deze dingen samenhangt met de technologieën die we ontwikkelen. Hoe die ons in staat stellen dingen te zien die in de natuur altijd al aanwezig waren. Of hoe ze ons juist het zicht ontnemen op hoeveel rijker de werkelijkheid is dan onze representaties ervan zouden kunnen doen vermoeden. Over hoe nauw onze blik is zolang we hem ondergeschikt maken aan onze wens de wereld te onderwerpen, er macht en controle over uit te oefenen.
Bridle laat zien hoeveel van de harde grenzen die we waarnemen tussen dingen in werkelijkheid poreus of zelfs illusoir zijn, dat zoveel van zulke afbakeningen niet de realiteit weerspiegelen maar onze pogingen houvast te krijgen op dat wat van nature veranderlijk en ongrijpbaar is, dat wat overal in elkaar overvloeit. Dat zelfs wat we begrepen als biologische individuen en soorten hopeloze vereenvoudigingen zijn. Dat het nu eenmaal zo is dat we geneigd zijn eenvoudige verhalen te verzinnen over de wereld. Ways of Being lijkt te zijn geschreven in de stellige overtuiging dat de wereld zoals hij is niet de wereld is zoals hij zal zijn. Dat ons voorstellingsvermogen altijd maar verandert en dat de wereld die we ons kunnen voorstellen de wereld is waarin we leven.
Bridle, die een achtergrond heeft in de computerwetenschappen, buigt zich in het bijzonder over de vraag wat intelligentie precies is. Het heeft er volgens hen alle schijn van dat we geneigd zijn intelligentie telkens weer te definiëren als ‘dat wat mensen doen’, om vervolgens de rest van de natuur en onze eigen technologie langs die meetlat te leggen. Maar wat is het als we ons niet afvragen op welke verrassende manieren flora, fauna en computers goed zijn in wat wij doen, maar in wat zijzelf doen? Hoe zou een de mens overstijgend begrip van intelligentie eruit kunnen zien?
Om antwoord te geven op die vraag kijkt de kunstenaar naar schimmels en bacteriën, naar planten en dieren, naar complete ecosystemen en naar de geschiedenis van biologische en non-binaire computers. Intelligentie wordt zo gaandeweg iets wat niet langer onlosmakelijk is verbonden met onze menselijkheid, maar iets wat ontstaat in de interacties tussen alle mogelijke wezens en dingen.
Bridle dwingt de lezer op elke pagina na te denken over wat hen samenvat als ‘the more than human world’. En dat is geen louter intellectuele onderneming, waarschuwt hen, het gaat erom de implicaties van al onze wetenschappelijke ontdekkingen te laten doorwerken in ons alledaagse idee van de wereld om ons heen. Pas dan zouden we namelijk kunnen toewerken naar een politiek waarin het besef van die meer-dan-menselijke-wereld een centrale plaats inneemt. Een wereld waarin het bewustzijn van andere wezens wordt erkend en hun rechten zijn verankerd.
Bridle beschrijft in het boek de eigen pogingen een zelfrijdende auto te maken, maar ziet in de huidige hausse rond kunstmatige intelligentie geen reden tot optimisme. ‘De reden voor de huidige hype is de herrijzenis van neurale netwerken en het daaraan gerelateerde machine learning. Dat voelt misschien allemaal als nieuw en opwindend, maar de technologie zelf is oud. Er gebeurt in zekere zin al heel lang niks nieuws meer. Wat we nu zien is hoe de accumulatie van kapitaal en massale dataverzameling ervoor zorgen dat die oude technologie indrukwekkende resultaten kan boeken. Met veel geld kun je veel rekenkracht en elektriciteit inkopen, maar het is allemaal extractief en niet nieuw. Het wordt niet eens veel efficiënter.’
Laat jezelf verleiden tot het klikken op een YouTube-filmpje en de servers die dat filmpje streamen genereren daarbij evenveel hitte als een gemiddelde koelkast in een maand doet, vertelde Bridle afgelopen oktober op een congres in Berlijn.
‘Maar wat interessant blijft aan AI is onze fascinatie ervoor. De wijze waarop we voor alles nieuwsgierig zijn naar een general AI, een mensachtige entiteit, ook al heeft dat niets te maken met wat we daadwerkelijk lijken te gaan krijgen. Ik gebruik tegenwoordig trouwens meestal maar aanhalingstekens rond dat woord “kunstmatige”, omdat ik niet geloof dat er iets kunstmatig kan zijn aan intelligentie. Het is simpelweg geen aangeboren eigenschap van onze geest die door andere dingen hooguit kan worden nagebootst. Het is iets wat bestaat in de wereld, in de relaties die dingen met elkaar aangaan. Er is überhaupt niks onnatuurlijks aan technologieën. Ik denk dat dat een van onze grote waanbeelden is, dat we technologie steevast behandelen als iets wat ons van de wereld scheidt, terwijl het net zo goed als wijzelf een product is van die wereld. Onze technologieën worden gemaakt uit de lichamen van gefossiliseerde zeewezens en ze worden aangedreven door de verbranding van oeroude bossen. Ze zijn op alle mogelijke manieren onderdeel van de natuurlijke wereld, maar wij maken ze in ons hoofd tot iets wat er volledig los van staat, iets wat volledig abstract is.’

Bridle formuleert drie randvoorwaarden voor het ontwikkelen van machines die beter zijn toesneden op een wereld waarin we waarschijnlijk zouden willen leven, een wereld waarin computertechnologie niet slechts bestaande machtsstructuren bestendigt. Onze technologieën zouden ernaar moeten streven non-binair te zijn (niet volledig zijn gebouwd op de veronderstelling dat de wereld valt te reduceren tot enen en nullen), ze zouden vanzelfsprekend gedecentraliseerd moeten zijn (om macht zo veel mogelijk te verdelen maar ook het belang en de waarde van samenwerken te onderkennen) en ze zouden bewust ruimte moeten laten voor alles wat niet binnen het bereik van hun begrip en controle ligt, in plaats van actief te proberen dat wat niet kan worden begrepen – en dus niet kan worden onderworpen – uit te roeien.
Hoe ga je om met je onwetendheid? ‘Dit is zeker geen nieuw idee, maar als ik het heb over unknowing dan bedoel ik ook dat alles wat we over de wereld te weten kunnen komen contextueel bepaald en daarmee voorwaardelijk is, iets wat alleen plaatsvindt voor ons, op dat specifieke moment en op die specifieke plek.
Verder denk ik dat de intenties die schuilgaan achter onze kennis ertoe doen. Ben je erop uit iets te begrijpen louter in de hoop er profijt van te trekken? Of is je belangrijkste drijfveer dat kennis je gevoel van verwondering over de wereld kan vergroten? Ben je erop uit een verbinding aan te gaan met de wereld om je heen in plaats van hem slechts te willen domineren? Je kunt naar een en hetzelfde veld kijken en je afvragen hoe je het kunt veranderen in hyperefficiënte agricultuur, waarbij je met grote hoeveelheden chemicaliën de diversiteit vernietigt, of je kunt je afvragen hoe je de diversiteit kunt maximaliseren, hoe je de hoeveelheid en de verscheidenheid van verbanden zo groot mogelijk kunt maken. En dat is niet alleen een metafoor. We weten hoe verwoestend industriële agricultuur is. Hoe slecht voor de planeet monoculturen zijn en we ontdekken telkens weer dat er goede alternatieven zijn. En ik probeer een directe lijn te trekken tussen deze realiteit en de manieren waarop we denken en de wereld proberen te kennen. Ben je in je zucht naar kennis ook altijd bezig om de noden en verlangens van andere wezens, voor zover dat binnen je macht ligt, te accommoderen?’
Het is een begrip dat ook een belangrijke rol speelde in Bridle’s vorige boek, New Dark Age: Technology and the End of the Future (2018). ‘In dat boek schreef ik ook over het belang van niet-weten. Dat we daar actief ruimte voor moeten maken, in plaats van toe te geven aan onze drang met technologische systemen alles te willen domineren, voorspellen en controleren.’ Maar die negatieve ruimte begon pas later in hun hoofd een invulling te krijgen. ‘Opeens bleek die ruimte geen leegte te zijn, maar iets wat werd bewoond door alles in de wereld waartoe we geen directe toegang hebben, maar waar we wel mee samenleven.’
Het was vooral een hoofdstuk over de klimaatcrisis waar lezers Bridle op aanspraken. Het was materie waarvan hen pas later besefte wat het met hun had gedaan. ‘Het stortte me in een proces van klimaatrouw. Een vorm van trauma waar heel veel mensen op dit moment mee worden geconfronteerd en die we nog maar net beginnen te zien voor wat hij is. Heel veel mensen hebben natuurlijk al direct te lijden onder de gevolgen van de klimaatcrisis, maar ook daar waar dat nog niet aan de orde is, is voor wie de realiteit onder ogen ziet de schok groot. Het is doodeng en ik denk dat een van de grootste obstakels is dat we psychologisch maar amper in staat zijn het probleem te erkennen. Dat is wat een trauma doet, het bevriest en het dwingt je voortdurend in cirkels te bewegen, zonder dat je ooit in staat bent om vooruit te komen, nieuwe ideeën te formuleren, een nieuw zelfbeeld te ontwikkelen voorbij dat trauma.
Een mogelijke manier om daar doorheen te komen, voor mij althans, bleek proberen meer van de wereld te begrijpen en daarmee weer iets van agency op te bouwen. Ik weet niet of je dat optimisme kunt noemen, of hoop, want het zal zeker niet het verschil maken. Ik denk dat het neerkomt op wat de Amerikaanse sciencefictionauteur Kim Stanley Robinson “antidystopisch zijn” noemt. Je hoeft geen utopist te zijn om vooruit te kunnen bewegen, maar je moet wel antidystopisch zijn om te kunnen geloven dat het slechtst denkbare scenario niet de noodzakelijke gang van zaken zal zijn.’
Zo groot en theoretisch als dit alles soms klinkt, zo klein en concreet zijn de voorbeelden van een meer-dan-menselijke politiek die het boek zijn hoopvolle ondertoon geven. Het gaat dan over rivieren die rechtspersonen worden en dieren voor wie men hoopt iets soortgelijks te bewerkstelligen, over leguanen op Guantánamo Bay die op straffe van een hoge boete met rust gelaten moesten worden, en hoe dat plotseling betekende dat ook de gevangenen op de Amerikaanse legerbasis niet zonder rechten bleken te zijn.
‘Die more than human-politics bestaat in zekere zin natuurlijk al. Hij is alleen nog heel onevenwichtig verdeeld. Neem bijvoorbeeld de lokale rechtbanken in India die besloten dat de Ganges en de Yamuna beter beschermd moesten worden. Ze worden nu gezien als levende entiteiten. Voorheen moest je bewijzen dat mensen er schade van ondervonden als de rivier werd vervuild, het was nooit voldoende om te zeggen: kijk, de vissen en de planten gaan dood, de stroom wordt geblokkeerd en de chemische balans raakt verstoord. De handhaving laat natuurlijk nog te wensen over, maar het resultaat is toch dat er een hoop vervuilende bedrijvigheid verdwijnt. En dat is natuurlijk gewoon politiek, maar het is een politiek die de belangen van niet-mensen bewust meeweegt.
Een ander voorbeeld is de wijze waarop het op grote schaal volgen van wilde dierenpopulaties grote gevolgen heeft voor de manier waarop we onze steden en infrastructuur bouwen. Met hulp van nieuwe technologie vergaren we meer kennis over de levens en noden van allerlei dieren en kunnen we daar bij het vormgeven van de patronen van ons eigen leven rekening mee houden. Er worden wegen verplaatst of bruggen gebouwd. Allemaal om het samenleven tussen mensen en niet-mensen te verbeteren. En dat is ook een meer-dan-menselijke politiek. Dat bouwen van een gedeelde infrastructuur voor onze gedeelde levens.
Het is echt geen ingewikkeld idee. Het is simpelweg dat elke beslissing in het systeem erop gericht is zo veel mogelijk van zijn elementen tot bloei te laten komen. Hoe ziet een bepaalde politieke beslissing eruit als we er zo veel mogelijk perspectieven in meenemen? Ingewikkeld is hooguit de vraag hoe wij zouden moeten denken om te zien hoe andere wezens voor zichzelf kunnen “spreken”.’
Ergens aan het begin van Ways of Being beschrijft Bridle hoe hen ooit aanwezig was op een symposium waar Karen Barad sprak. Barad, een bekende feministische hoogleraar, heeft een achtergrond in de theoretische natuurkunde. Op het symposium vertelde ze zo helder over kwantummechanica dat Bridle, die geen moeite heeft toe te geven dat hen daar nooit veel van had gesnapt, plotseling werd bevangen door iets wat niet anders viel te omschrijven dan als een diep begrip. ‘Voor Barad is het hele universum een voortdurend proces van ontstaan, waarin niets zeker of vast is, maar altijd zichzelf wordt door zijn intra-actie met al het andere’, schrijft Bridle. Dat begrijpen duurde niet langer dan de lezing zelf, het loste weer op zodra Barad stopte met praten, maar Bridle wist voor eens en voor altijd zeker dat dat niet betekende dat het begrip er niet was geweest.
Plotseling begreep hen ook dat de grote sprongen voorwaarts van de wetenschap zich niet uiten in harde conclusies of definitieve overeenstemming tussen onderzoekers, maar als plotselinge openbaringen van een altijd weer dieper liggende complexiteit. ‘Deze complexiteit overtreft onze macht en begrip – maar is nog steeds herkenbaar, nog steeds leefbaar, nog steeds communiceerbaar en kan nog steeds tot handelen aanzetten. Wetenschap, besefte ik toen, is een gids voor het denken, geen gedachte: een eindeloos proces van worden.’
Ways of Being lezen kan ook wel een beetje zo voelen: als het begrijpen zolang je in de denkwereld van een ander verkeert, om je nadat het boek is dichtgeslagen af te vragen wat al die ideeën over de mogelijkheid de wereld anders te denken waard zijn in een wereld die zo overduidelijk richting een catastrofe lijkt te snellen. Toch is zo’n relatie met de lezer eigenlijk alles waarop hen durft te hopen, zegt Bridle. ‘Dat er tijdens het lezen een connectie ontstaat. Het is een voorbeeld van precies die relationaliteit waarover ik schrijf. En het hoeft niet alleen in het moment te gebeuren. Het is dit soort kennis die op den duur deel van jezelf kan worden, dat het ophoudt iets te zijn wat je alleen op een intellectueel niveau tot je neemt en in plaats daarvan iets wordt wat je in feite bent gaan belichamen. Er is geen garantie dat zoiets gebeurt, maar als het gebeurt dan betekent dat ook dat er nieuwe handelingsperspectieven ontstaan.
Pas dan ontstaat de mogelijkheid om nieuwe relaties aan te gaan, de wereld om je heen op nieuwe manieren te zien. Het is iets wat ikzelf nog maar pas ben gaan begrijpen. De bioloog Edward Osborne Wilson geloofde stellig dat de enige manier om onze relatie met de planeet te veranderen het cultiveren van een diepe liefde ervoor is. Biofilie, noemde hij het. Het is iets waartoe we zeker in staat zijn, maar ook iets waartoe we maar zelden komen. Ik denk er weliswaar vaak over, zonder dat dat betekent dat ikzelf vaak op dat punt weet te geraken. Maar een dag of tien geleden had ik toevallig zo’n ervaring toen ik ging zwemmen en ik ronddreef in de zee. Het was een langdurig moment dat ik opeens kon herkennen als biofilie, iets wat ik eerder wel had meegemaakt maar wat ik me niet had eigen gemaakt en waarover ik niet eerder op dezelfde manier had kunnen denken.’
Bridle zo horen praten is begrijpen dat hen net als iedereen zoekende is, maar dat hen zoekt naar begrip van een wereld waarvan hen weet hoeveel er onkenbaar is, terwijl hen ook beseft dat het denken zelf kneedbaar is. Een actieve daad die de wereld om ons heen genereert en dat dat betekent dat wie wij nu denken te zijn niet hoeft te zijn wie we zullen zijn. Dat het bevrijdend is te beseffen dat wij niet de belangrijkste soort op aarde zijn, maar slechts een gelijkwaardig deel zijn van een eindeloos veel grotere, meer-dan-menselijke wereld. En dat het de momenten van verbinding zijn, met onszelf en met de anderen, met de wereld om ons heen, waarvan zal blijken dat ze de meeste waardevolle van ons korte leven zijn geweest.