De nieuwe roman van Nelleke Noordervliet, Pelican Bay, heeft veel weg van wat in het Angelsaksische taalgebied een potboiler wordt genoemd. Zinderende, broeierige liefdes, drugssmokkel, slavernij, een onopgeloste moord, het geheimzinnige Caribische gebied, existentiële wanhoop, losbandige acteurs, neokolonialisme en uiteindelijk een «sadder and wiser» hoofdpersonage. Ook de stijl van dit genre is door Noordervliet omarmd: de uitvergroting, het grote gebaar en de taal van het meeslepende waarin liefdes groots en ongeremd zijn: «Zo vertrouwd als hij daar lag, ontspannen en vol overgave aan de branding in hem.» En waarin mensen met felle hartstochten zich overgeven aan hun allerlaagste driften: «Jacob staat op en pakt het olifantenzweepje dat hij uit Afrika heeft meegenomen en dat zo heerlijk kletst op lederen laarzen. Hij wijst Plato dat hij moet knielen. Dat doet hij. Jacob haalt uit. De beweging en de snelheid van de zweep slaan door hem heen als een heftige vreugde.» De roman leeft van deze stijl, ze staat er bol van. Het is de wereld en de stijl van piraten, hartstochten tussen slaven en blanke meesteressen, duistere drankholen, drugs en aan lager wal geraakte kolonialen, waar ik vroeger van genoot omdat ik er ongestraft in weg kon dromen over situaties waarin ik zelf toch nooit zou belanden. Daphne du Maurier, Vicky Baum, Konsalik — deze wereld en deze stijl.

Noordervliet vertelt het verhaal van de enigszins warrige Ada, die op een Caribisch eiland op zoek gaat naar haar roots: eens woonde hier in de negentiende eeuw een van haar voorvaderen, een slavenhouder, en speelde zich een verschrikkelijk drama af. Maar bovendien is zij op zoek naar haar jongere pleegbroer, die op dit eiland woont en met wie zij vroeger een troebele verhouding had. Als ik dit zo navertel, doemt ogenblikkelijk de wereld op van de avontuurlijke damesroman, daar is geen ontkomen aan. Zo’n roman dus waarin jonge vrouwen zich moeizaam langs afgronden van verschrikkingen moeten worstelen voordat zij tot rust kunnen komen. Noordervliet kiest in dit boek met volle kracht voor dit genre, ze heeft vertrouwen in de stijl ervan. Ze gelooft erin dat deze stijl het onderwerp van haar roman goed kan uitlichten. Ik twijfel daaraan.

Noordervliet wil niet alleen een spannend avontuur vertellen. Het gaat haar erom te onderzoeken — beter gezegd: uit te lichten — hoe het verleden zowel bij individuen als in maatschappelijke constellaties tot in het heden doorwerkt. Dat het nooit raakt uitgewerkt, dat je wel net kunt doen alsof je er niks mee te maken hebt maar dat het verleden altijd terugkeert. Ze demonstreert dit met de figuur Ada, maar ook met de geschiedenis van de slavenhouder Jacob, die ze door Ada laat reconstrueren en die gelegenheid geeft beschouwingen te wijden aan de postkoloniale maatschappij van de Cariben. Ze probeert via Ada de bestaande situatie in dit gebied te analyseren en laat haar allerlei opvattingen ventileren over deze samenleving.

Veel verrassends levert dit niet op. In het werk van Edward Said of in de romans van bijvoorbeeld V.S. Naipaul is indringender en met meer klemmende en beeldende argumenten betoogd hoe maatschappijvormen in het postkolonialisme nog steeds ernstig te lijden hebben van al dan niet vermeende superioriteits- of minderwaardigheidsgevoelens, die vaak nog worden versterkt door westerse romans over dit thema. Noordervliets — ik moet natuurlijk zeggen Ada’s — opvattingen voegen niets toe aan dit debat, ze zijn er hoogstens verwaterde samenvattingen van.

Misschien zijn ze in dit boek vooral overbodig. Ze expliciteren onnodig wat we in het verhaal over de jeugd van Ada en de verhouding met haar pleegbroer allang in het vizier kregen. Ook de geschiedenis van de slavenhouder Jacob voegt geen nieuwe lagen toe aan de beelden die we al van slavenhouders hadden. Eerder versterkt de overdreven, enigszins opgewonden stijl van het avonturenboek waarvoor Noordervliet in haar roman heeft gekozen de oordelen die we toch al over slavenhouders hadden. Deze stijl verdoezelt eerder de problematiek dan dat ze haar verheldert.

Ik blijf eraan twijfelen of deze stijl voldoende aanknopingspunten biedt voor de politieke roman die Noordervliet heeft willen schrijven. Ze biedt weinig gelegenheid tot scherpe detaillering, ze geeft weinig mogelijkheden om roman figuren een eigen bestaan te laten leiden. Ik bedoel, ze blijven in dit werk te veel een type. Antonio, de pleegbroer van Ada, blijft het type van de louche drugshandelaar; haar geliefde Marcus, te veel de goeie politieagent; diens moeder het Caribische prototype van de juiste moeder. De verwarringen waaraan Ada af en toe op dit Caribische eiland ten prooi valt, blijven te veel de typische verwarring van een witmans met vakantie bij de negers, in de jaren zeventig niet te evenaren hilarisch in beeld gebracht door de popgroep 10CC met het nummer Dreadlock Holiday.

Ooit schreef Simon Vestdijk een roman over Jamaica, Rumeiland, een avonturenroman met geen enkele politieke pretentie. Wat hij in deze roman tussen neus en lippen door te berde bracht over koloniale verhoudingen en racisme, werkt sterker door dan wat Noordervliet in haar roman expliciet probeert te maken.