Dat Europa worstelt met de status van zijn islamitische burgers, werd vorige week andermaal en op vele fronten duidelijk. In Engeland pleitte de aartsbisschop van Canterbury, Rowan Williams, voor een gedeeltelijke invoering van de sharia in het Britse recht. In Turkije voerde de regering-Erdogan een grondwetswijziging door die het verbod op het dragen van een hoofddoek binnen universiteiten opheft – een historische stap. In Nederland besloot het kabinet geen algemeen boerkaverbod in te voeren.

De overeenkomst tussen de drie gevallen is dat de islam in toenemende mate de scheiding tussen staat en religie op scherp zet en de seculiere rechtsstaat uitdaagt om zijn beginselen te verdedigen. Dit is een uitdaging waarvoor álle Europese landen zich de komende jaren gesteld zien. De verhouding tot de islam bepaalt onontkoombaar en onverbiddelijk de politieke agenda in Europa.

Hoe dat zich gaat uitkristalliseren, is al enigszins blootgelegd door de Werdegang van Ayaan Hirsi Ali. De persona non grata van de polder werd afgelopen weekend in Parijs omarmd door linkse intellectuelen en politici als ‘de Voltaire van deze tijd’. Haar ongezouten kritiek op de islam en op de multiculturele sjabloonpolitiek stuitte de afgelopen jaren in Nederland echter op grote weerstand. De aversie jegens haar onder moslims is deels ingegeven door de neiging van minderheden om de vuile was niet buiten te hangen – dat biedt immers munitie aan rechtse populisten – maar ook door het gegeven dat zelfreflectie binnen de islam méér dan gevoelig ligt.

Daar zit de kern van het probleem, en dat laat zich niet zomaar ophangen aan de kapstok ‘Hirsi Ali’. In andere landen – Denemarken, bijvoorbeeld, met de cartoonrel – voltrekt zich dezelfde moeizame en soms heftige zoektocht naar hoe de westerse samenleving moet omgaan met moslims in haar midden. Dat vergt eerlijkheid en moed van de meerderheid én van de minderheid.

Want: de westerse samenlevingen moeten accepteren dat moslims hier werken en wonen als assertieve burgers die openlijk hun geloof belijden. Het bezoek van de Turkse premier Erdogan aan Duitsland heeft dat spanningsveld meer dan duidelijk gemaakt. Zijn oproep aan de 2,5 miljoen Turkse Duitsers om een eigen status op te eisen (‘Er moeten Turkse scholen worden gesticht’ en ‘Assimilatie is een misdaad tegen de menselijkheid’) is slecht gevallen binnen heel Europa.

Tegelijkertijd moeten diezelfde samenlevingen niet onder het motto van tolerantie en verdraagzaamheid marchanderen met aspecten van de islam die haaks staan op hun eigen, meest elementaire waarden – de politieke vrijheden, de democratie, de emancipatoire verworvenheden. Die waarden zijn verankerd in de grondwet en ons rechtsstelsel. Van iedereen moet worden verlangd zich daar te allen tijde naar te voegen.

Natuurlijk ligt dat niet zo eenvoudig. In het dagelijks verkeer zit daar van alles tussen, zoals de kwestie van de boerka laat zien. Vrouwen hebben het recht om op grond van hun geloofsovertuiging hun hele lichaam en gezicht te bedekken. Een verbod is onverstandig. De reactie van de Nederlandse regering – ‘een open communicatie is een essentiële waarde van de rechtsstaat’ – is weliswaar een kordate redenering, maar richt zich níet tot het waardestelsel dat achter deze dracht schuilgaat: het reduceren van de vrouw tot een aseksueel, amorf wezen. Daarmee wordt de werkelijke discussie over de ruimte die de orthodoxe islam opeist, geschuwd. Ook gewone, gematigde, hoofddoekdragende moslima’s voelen zich onbehaaglijk bij deze ultraorthodoxe verschijnselen.

De uitspraken van de aartsbisschop van Canterbury geven ook een slecht voorbeeld. Door te stellen dat invoering van sommige delen van de shariawetgeving onvermijdelijk is, draait Williams de principes van de rechtsstaat om: omdat deze praktijk van familierechtspraak onder moslims nu eenmaal bestaat, zal de seculiere staat moeten inschikken. Dat betekent niet alleen dat religie door de wetgeving heen gaat lekken, maar ook dat de ondergeschikte positie van de vrouw wordt gerechtvaardigd. Ook hier geldt weer dat liberale moslims in de steek worden gelaten. De geestelijk leider van de anglicaanse kerk heeft zich dan ook de woede op de hals gehaald van moslims die zich uitspreken tégen de opkomst van ongewenste orthodoxe praktijken binnen hun eigen gemeenschap. Dat is winst, maar zij kunnen dat alleen doen met onvoorwaardelijke steun van de vertegenwoordigers van de parlementaire democratie. De ogen sluiten, water bij de wijn doen – het biedt electoraal ruimte aan figuren als Geert Wilders. Hij spint garen bij het onbehagen over de boerka én bij de neiging van politici om zich voor de werkelijke discussie te verschuilen. De boerka bij westerse politici moet af: tonen wie je bent en waar je staat.
……………………………………………………………………………………………………………

Geachte mevrouw Fogteloo,
Graag wil ik reageren op het volgende wat in uw artikel staat: \“het gegeven dat zelfreflectie binnen de Islam meer dan gevoelig ligt\”. Mijn inziens had u die zin moeten vervangen door: \“het gegeven dat nu algemeen wordt aangenomen dat zelfreflectie binnen de Islam meer dan gevoelig ligt\”

Het is schijnbaar \‘en vogue\’ dezer dagen om er maar van uit te gaan dat zelfreflectie niet gebeurd of dat dat gevoelig ligt onder moslims of in de Islam. Uit eigen ervaring en vanuit de talrijke islamitishe stromingen kan ik u vertellen dat er zeker zelfreflectie wordt toegepast.

Sorry maar het is diep triest om het bovenstaande anno 2008 aan een geletterd figuur (dit \“gegeven\” neem ik maar aan) uit te leggen. Ten tweede is het treurig dat ik u dit moet vertellen en dat u zelf niet aan zelfreflectie heb gedaan wat betreft u stellingname.

Hoe dan ook mevrouw Fogteloo :in de Islam doet men ook aan zelfreflectie, al eeuwen! Misschien de een wat beter dan de ander :-).

Met vriendelijke groet,

Ashkan