MADRID – De Paseo del Prado in Madrid is deze weken het kloppende hart van de Spaanse natie. Niet vanwege de ecologische inspanningen van miljardairsweduwe en ex-schoonheidskoningin barones Carmen de Thyssen Bornemisza, die zich uit protest tegen de voorgenomen kap van zevenhonderd eeuwenoude bomen aan Spanjes fameuze kunststraat dreigt te laten vastketenen op deze plek, maar vanwege de grote Picasso-tentoonstelling die verleden week werd geopend in het Prado Museum en het nabijgelegen Reina Sofia-museum. Met deze mega-expositie van honderd van Picasso’s belangrijkste werken wordt herdacht dat Picasso’s befaamde aanklacht tegen de gruwelen van de Spaanse burgeroorlog, het doek Guernica, 25 jaar geleden op Spaanse bodem arriveerde.

Picasso schilderde het reuzendoek Guernica in 1937, kort nadat hij in Parijs foto’s had gezien van het resultaat van het bombardement op het Baskische stadje Gernika-Lumo op 26 april 1937. Met het bombardement op Guernica liet Franco zien hoe hij dacht over Baskische onafhankelijkheid. De dictator hield later vol dat de Basken zelf Guernica in de as hadden gelegd. Onder leiding van de caudillo begon een fanatieke onderdrukking van de Baskische taal. Zo was het de Basken voortaan verboden namen in hun eigen taal aan te nemen. De Baskische onafhankelijkheidsbeweging Partido Nacional Vasco (pnv) toog in 1939 in asiel in Frankrijk. Twintig jaar later, in 1959, richtte een groep jonge Baskische studenten, ontevreden over de te passief geachte koers van de pnv, de eta op, hetgeen staat voor Euzkadi Ta Azkatasuna (Baskisch vaderland en vrijheid). De eta, geïnspireerd door de staatsgreep van Fidel Castro in Cuba, streefde naar een onafhankelijke Baskische staat naar socialistisch model.

Picasso’s Guernica maakte maar liefst dertig reizen; het werd aan beide kanten van de Atlantische Oceaan tentoongesteld teneinde fondsen te werven voor de slachtoffers van de Spaanse burgeroorlog (1936-1939). Picasso bepaalde dat Guernica pas op Spaans grondgebied mocht arriveren als er een einde was gekomen aan de Spaanse dictatuur. Tot die tijd werd het doek ondergebracht in het Museum of Modern Art in New York. In 1981 kwam Guernica naar het Prado Museum, om in 1992 zijn definitieve plek te vinden in het toen geopende Reina Sofia-museum, waar het nu in alle glorie is te zien, samen met tientallen voorschetsen en Goya’s befaamde Los fusilamientos del 3 de mayo.

Aanvankelijk liepen de Basken niet erg warm voor het aan hen opgedragen werk. De Baskische kunstenaar José María Ucelay omschreef het schilderij als «zeven bij drie meter aan pornografie, schijtend op Gernika, op Euskadi (de Baskische naam voor Baskenland – rz), op alles». De Basken waren niet verrukt van het idee dat een kunstenaar uit Malaga, die tot dan toe nooit interesse voor hun onafhankelijkheidsstrijd had getoond, zich over hun zaak ontfermde. Met het voorbijgaan der jaren en het groeien van de faam van Picasso’s Guernica als universeel symbool tegen het oorlogsgeweld, kwam er aan die tegenstand een einde. Veel Basken zijn nu van mening dat Guernica eigenlijk zou moeten worden tentoongesteld op de plek waar het bombardement van 1937 plaatvond in plaats van in Madrid.

De expositie Picasso: Tradición y vanguardia werd 6 juni plechtig geopend in aanwezigheid van koning Juan Carlos, koningin Sofia en premier José Luis Rodríguez Zapatero. Symbolischer en beter getimed kon het niet, want Zapatero wil deze maand een historische stap zetten naar een definitieve vrede tussen de Spaanse staat en de Basken.

Zapatero kondigde verleden maand tijdens een congres van de Partido Socialista Operário Español (psoe) in Baracaldo een dialoog aan tussen de Baskische vleugel van de socialisten en Herri Batasuna, de verboden politieke vleugel van de eta. Die gesprekken zouden deze maand moeten beginnen. Het is het directe gevolg van het definitieve staakt-het-vuren dat de eta op 22 maart 2006 afkondigde. De eta, die in de loop der jaren zeker achthonderd mensen vermoordde, onder wie Franco’s politieke erfgenaam generaal Blanco in 1973, was in het nauw gebracht na de bomaanslagen van 11 maart 2004 in Madrid, die de toenmalige Spaanse regering onder leiding van José Maria Aznar in de schoenen van de Baskische separatisten probeerde te schuiven.

Aznars opvolger als leider van de Partido Popular (PP), de advocaat Mariano Rajoy, begon een wanhoopsoffensief tegen Zapatero’s vredesonderhandelingen. In een geruchtmakend interview met de Spaanse krant ABC dreigde Rajoy alle relaties tussen de PP en de regering af te snijden, indien Zapatero zou voortgaan op de ingeslagen weg van de dialoog. Volgens Rajoy moet de regering-Zapatero de eta, wier positie de afgelopen jaren sterk is verzwakt, met wettige middelen – dat wil zeggen repressie – op de knieën krijgen. Zapatero wijst er echter op dat de eta zich sinds de afkondiging van het staakt-het-vuren niet meer heeft ingelaten met gewapende actie, noch met chantage en agitatie. Dit is volgens de premier een uitgelezen kans in de Spaanse geschiedenis om het Baskische vraagstuk voor altijd op te lossen. Zapatero bestrijdt dat het zou gaan om «politieke onderhandelingen». Hij streeft ernaar «het linkse Baskische blok weer een plek te geven in de Spaanse rechtsstaat». De psoe kondigde in het Spaanse parlement de komst aan van «een geheel nieuwe publieke ruimte».

De halsstarrige houding van PP-leider Rajoy kwam hem verleden week op een reprimande te staan van Gerry Adams, leider van de Ierse Sinn Fein, de politieke vleugel van de ira. «Als de Britse conservatieven dezelfde houding hadden aangenomen als Mariano Rajoy nu, zou het Noord-Ierse vredesproces waarschijnlijk nooit op gang zijn gekomen», aldus Adams tijdens een persconferentie in Madrid. Herri Batasuna, verboden in 2003, vervult dezelfde rol in Baskenland als Sinn Fein in Noord-Ierland, aldus Adams. De Ierse leider wees erop dat ook Sinn Fein te maken had met verboden en censuur, maar dat de partij nu de belangrijkste spreekbuis is van het katholieke volksgedeelte in Noord-Ierland. Adams ziet eenzelfde rol weggelegd voor Herri Batasuna.

Voorlopig kampt Herri Batasuna echter met problemen. Op de dag dat Gerry Adams zijn persconferentie in Madrid gaf, werd een persconferentie van de Herri Batasuna-leiding in Pamplona binnengevallen door de Spaanse politie. De persconferentie van Herri Batasuna was nog maar een paar minuten aan de gang, toen agenten op gezag van rechter Fernando Grande-Marlaska, die in 2005 diverse leiders van Herri Batasuna wegens deelname aan terroristische activiteiten vervolgde, een eind maakten aan de bijeenkomst, verwijzend naar het verbod van 2003. Batasuna-woordvoerder Pernando Barrena gaf als commentaar dat de politieactie «niet strookt met de nieuwe tijden in de Spaanse politiek».

Feit is dat de Partido Popular er momenteel alles aan doet om het verbod op Herri Batasuna in stand te houden. Secretaris-generaal Angel Acabes van de PP stelde dat Zapatero «de sleutels van de Spaanse rechtsstaat overhandigt aan de terroristen van Herri Batasuna». De PP kan het Zapatero nog flink lastig maken. Zo behaalde de partij verleden week een belangrijke overwinning, nadat een klacht van het Foro de Ermua (een organisatie die namens de slachtoffers van de eta zegt te spreken en die wordt gezien als een verlengstuk van de PP) tegen de leider van de Baskische regering, Juan José Ibarretxe, door het Baskische hooggerechtshof werd gehonoreerd. Ibarretxe had op 19 april 2006 drie leden van Herri Batasuna ontvangen op het presidentiële paleis van Baskenland. Volgens het Foro de Ermua was dat, gezien het verbod op Herri Batasuna, een onwettige daad, hetgeen door de rechtbank werd erkend. Die uitspraak zal ongetwijfeld weer van stal worden gehaald zodra de besprekingen tussen Herri Batasuna en de Baskische socialisten beginnen. Herri Batasuna streeft naar snelle legalisering, zodat de partij kan deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen van 2007. «Als het vredesproces zoals gelanceerd met het definitieve staakt-het-vuren van de eta doorgaat, is het onze intentie weer een normale politieke partij te worden en op normale wijze deel uit te maken van de publieke instituties», verklaarde Joseba Alvarez, een van de leiders van Herri Batasuna.

Toen de eta op 22 maart dit jaar de wapens neerlegde, ging dat gepaard met de eis dat de Baskische bevolking zich uiteindelijk zou moeten kunnen uitspreken over de mate van autonomie. Dat is ook het doel van Zapatero. En ondanks het felle verzet van de Partido Popular zal hij daarin hoogstwaarschijnlijk slagen. Uiteindelijk faalde de PP ook in de pogingen een referendum te organiseren tegen het nieuwe statuut voor Catalonië, waarover de Catalanen zich komende zondag zullen uitspreken. De PP ziet in de uitbreiding van de Catalaanse autonomie een bedreiging voor de eenheid van Spanje en verzamelde vier miljoen handtekeningen om haar verzoek kracht bij te zetten. De regerende socialisten en alle andere fracties in het parlement wezen het referendum echter af. Volgens een enquête van de Spaanse krant La Vanguardia zal zeventig procent van de Catalanen zijn ja-woord geven aan het nieuwe statuut. Tot de oppositie behoren, naast de Partido Popular, alleen de extremisten van de irc, de Linkse Republikeinen van Catalonië, die juist streven naar totale onafhankelijkheid.