
‘Zie je die gele bus daar? Ik ga nu geld overmaken naar de eigenaar.’ Harry te Riele opent het mapje ‘bankieren’ op zijn smartphone. Naast de ing-app staat een icoontje met daaronder in witte letters: dam. Afkorting van: ‘De Alternatieve Munt’. Hij voert een naam in, het bedrag en drukt op de knop. Trots laat Te Riele – zwarte blouse met opstaande kraag, halflang wit haar, een aanstekelijk enthousiaste blik in zijn ogen – mij het scherm zien. Hij staat voor 89 dam in het rood. Plus de ene cent die hij zojuist aan de buseigenaar heeft gegeven. ‘Het staat as we speak op zijn rekening! Zo simpel gaat dat.’
‘Pop-up store’, staat er met krijtstift op de ramen van het pand aan de Rotterdamse Coolsingel geschreven. Honderd meter verderop schuifelt het winkelend publiek over de Lijnbaan. Daar heerst koning euro. Maar in dit pand, voorheen een interieurwinkel, wordt vanmiddag vooral in dam betaald. Je kunt er natuurlijke schoonheidsproducten mee kopen, vazen in alle kleuren en er lopen advocaten rond die zich laten inhuren. Uit de aanpalende ruimte komt frituurlucht. Een vrouw toont de gifgroene ‘detox’-smoothie die ze daar zojuist bij de bar heeft gehaald. Uiteraard gekocht met dam.
Het begon in 2012. Dat eerste jaar besteedden ze er ieder zeker twee dagen per week aan, vertelt Arie Smitskamp, een van de zeven initiatiefnemers. Er moesten algemene voorwaarden komen, een privacystatement en nog tientallen andere zaken worden geregeld. Ze legden ook nog eens ieder vijfhonderd euro in, als startkapitaal.
De noeste arbeid blijkt niet voor niets geweest. Inmiddels telt de lokale munteenheid zo’n vierhonderd rekeninghouders. Driekwart daarvan zijn kleine ondernemers. Je kunt aardige dingen doen met het geld: van een belastingadviseur in de arm nemen tot brood halen bij de bakker. Het sociale aspect is belangrijk, net als de stimulans die zo’n munt kan vormen voor de lokale economie. Maar er zit nog een grotere gedachte achter. ‘De dam is een munt zonder banken én zonder rente’, vertelt voorzitter en ‘transitiedenker’ Harry te Riele. Dat is om allerlei redenen belangrijk. Bijvoorbeeld omdat het in een stagnerende, of zelfs krimpende economie steeds moeilijker zal worden om onze schulden af te betalen. ‘Dat is wat Japan al twintig jaar doormaakt.’ Met renteloos geld ben je beter voorbereid op zo’n situatie, is het idee.
Over de bijna negentig dam die hij in het rood staat, betaalt Te Riele dus geen rente. De munt wijkt in meer opzichten af van het gangbare geld. ‘Banken mogen met heel weinig eigen kapitaal heel veel geld uitlenen’, zegt Te Riele. ‘Dam werkt anders. Het is, zoals dat officieel heet, een mutual credit clearing system. Dat betekent dat de som van alle rekeningen altijd nul is. Wie iets wil kopen in dam zal eerst wat moeten produceren of een dienst leveren.’
Utopisch? Zeker niet, menen de voorstanders van lokaal, ‘complementair’ geld. Te Riele somt de buitenlandse voorbeelden op. De Zwitserse Wirtschaftsring natuurlijk. Die ontstond tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig en telt nog altijd meer dan zestigduizend leden. Op Sardinië floreert de sardex. In Engeland is er onder andere de Bristol pound. En in Argentinië, waar aan het begin van dit millennium de officiële peso instortte, wisten volgens sommige schattingen tien miljoen mensen zich door de crisis te slaan mede dankzij de alternatieve credito-munt. ‘We gaan een periode van monetaire diversiteit in’, betoogt Te Riele. ‘Vergelijk het met de energiewereld. Decennialang was er maar één smaak: fossiel. Van die monocultuur stappen we nu af. Zoiets gaat de komende dertig jaar ook met ons geld gebeuren.’
Geld is ‘in’. Of, om het nog wat provocerender te formuleren: monetaire economie is sexy. Jarenlang een onderwerp waar slechts wat technocraten, wetenschappers en bankiers voor warm liepen, staat geldpolitiek plotseling in het middelpunt van de belangstelling. Afgelopen week nog haalde de komst van een nieuwe bank het Achtuurjournaal. ‘Bunq’ is een start-up uit de zogeheten ‘fintech’-hoek, wat staat voor ‘financiële technologie’. Dat was zichtbaar bij het event waarmee de bank zich presenteerde: geen borrel met grijze mannen in krijtstreep, maar een Amsterdamse loods vol twintigers in spijkerbroek en T-shirt met de tekst: ‘I got 99 problems but a bank ain’t one’.
Nog groter zal eind deze week de belangstelling zijn voor de vergadering en persconferentie van de Europese Centrale Bank in Frankfurt. Bij die gelegenheid wordt wellicht aangekondigd dat het beleid van monetaire verruiming, waarbij de centrale bank maandelijks zestig miljard euro in de financiële sector pompt, verder uitgebreid wordt. Het is voer voor verhitte discussies.
Er is nog iets veranderd. Waar de monetaire discussie zich voorheen grotendeels beperkte tot de vraag of de centrale bank de rente met 0,1 procent moet verhogen of verlagen, gaat het nu om niets minder dan botsende wereldbeelden. Er is, vooral zichtbaar op internet, een bonte geld-scene ontstaan. Die bestaat uit Tea Party-aanhangers en radicaal-linkse activisten, voorstanders van lokaal geld en gebruikers van ‘crypto-valuta’ als bitcoin, goldbugs, ‘inflationista’s’ en mensen die juist voor ‘helikoptergeld’ pleiten. Met al hun enorme onderlinge verschillen delen deze groepen één overtuiging: dat de sleutel tot een betere wereld ligt in ons geldsysteem. Geld als de wortel van al het goede.
In de economische lesboeken worden doorgaans drie functies van geld onderscheiden: het is een ruilmiddel (om te kopen en verkopen), een oppotmiddel (sparen) en een rekeneenheid (om de waarde van producten en diensten te vergelijken). Maar alle debatten tonen ook aan dat geld een politieke kwestie is. Dat was altijd al zo, alleen zagen de meeste mensen dat niet. Nu wel. De inzet van deze nieuwe geldstrijd is hoog: van wie is de geldpers?

In Nederland wordt die vraag prominent op de agenda gezet door burgerinitiatief Ons Geld. Het begon met de razend populaire theatershow van De verleiders, Door de bank genomen. Daaruit ontsproot het idee voor een burgerinitiatief. Dat moest het onderwerp ‘geldschepping’ op de politieke agenda zetten. De benodigde steun werd met bijna 114.000 handtekeningen ruimschoots gehaald. Inmiddels heeft een eerste rondetafelgesprek plaatsgevonden met Tweede-Kamerleden. Volgend jaar moet het plenaire debat hierover plaatsvinden.
‘Veel mensen hebben nog altijd het idee dat banken slechts een intermediair zijn’, vat Martijn Jeroen van der Linden, bestuurslid van Ons Geld, het probleem samen. ‘Ze denken dat een bank niets anders doet dan bemiddelen tussen mensen met spaargeld en anderen die een lening willen afsluiten. Nee! Banken zijn zoveel meer dan tussenpersonen.’
In het digitale tijdperk wordt zeker 95 procent van het geld gecreëerd door commerciële banken. Dit doen zij telkens wanneer ze geld uitlenen, of dat nou een hypotheek is of een bedrijfskrediet. Niet dat ze onbeperkt geld ‘uit het niets’ kunnen scheppen. Dat privilege is aan strikte regels gebonden, zoals minimumeisen voor het eigen kapitaal dat banken moeten aanhouden. Het probleem is desondanks dat het lucratief kan zijn voor financiële instellingen om (te) veel geld te scheppen. De private schulden zijn in ontwikkelde economieën gestegen van vijftig procent van het bbp in 1950 tot 170 procent vlak voor de kredietcrisis. Het gevolg: financiële instabiliteit, zeepbellen en uiteindelijk crisis.
Ik spreek Van der Linden in een café aan het Plein in Den Haag. Vroeger werkte hij voor ing. Vervolgens een klein jaar bij een handelskantoor uit Londen. ‘Wat mij daar opviel, was hoe bizar veel geld er in deze wereld is. En toch krijgen we het niet op de plekken waar het nodig is.’ Het zette hem aan het denken. Over hoe een duurzamere economie eruit kan zien, en de cruciale rol van geld daarbij. ‘Waar komt geld vandaan? Die vraag hield me bezig.’
Voor hem op de donkere houten cafétafel ligt een doorzichtige insteekmap vol rapporten en artikelen. Hij bladert door de stapel, als om zijn stortvloed van woorden kracht bij te zetten. Ja, Van der Linden is zich ervan bewust dat de mensen van Ons Geld, ondanks die meer dan honderdduizend handtekeningen, door de meeste economen en financieel journalisten worden weggezet als gekkies. Leken, die weinig snappen van de finesses van ons geldsysteem. Waar die smalende reactie vandaan komt? Hij zucht diep: ‘Ik denk dat we in Nederland niet gewend zijn over monetaire zaken te discussiëren. Iedereen kent elkaar, iedereen praat elkaar na. Maar kijk naar het buitenland, naar een land als Groot-Brittannië. Daar wordt dit verhaal uiterst serieus genomen.’
Het zijn inderdaad niet de minsten die met deze ideeën sympathiseren. ‘Valse bankbiljetten drukken is illegaal, maar privaat geld creëren niet’, merkte de gezaghebbende commentator van The Financial Times, Martin Wolf, op in een column. Zou het niet verstandiger zijn om van geldschepping een publieke taak te maken? Binnen de Bank of England zijn er mensen die zich dezelfde vraag stellen. En ook Adair Turner, die tijdens de kredietcrisis de Britse versie van de afm leidde, snijdt de discussie aan in zijn zojuist verschenen boek Between Debt and the Devil: Money, Credit, and Fixing Global Finance.
Turner was een belangrijke stem in het debat over de toekomst van de financiële sector. ‘Ik denk dat we een hoop bereikt hebben’, schrijft hij daar nu over. ‘Maar naarmate de zwaarte van onze post-crisisproblemen duidelijk werd, raakte ik er steeds meer van overtuigd dat onze hervormingen weinig deden aan de fundamentele kwesties, en dat we ons vergisten toen we veronderstelden dat de economie zou herstellen zodra het vertrouwen in het bancaire systeem hersteld was.’
De ‘fundamentele kwesties’ waarover Turner schrijft, dat is het vermogen van banken om geld uit krediet te creëren. Schuld, die in ontwikkelde economieën grotendeels niet naar productieve bedrijfsinvesteringen vloeit, maar in aandelen en vastgoed gaat zitten. Het voornaamste resultaat is dat het prijzen opdrijft – denk aan wat je tegenwoordig voor een huis betaalt in Amsterdam of Londen – en zeepbellen creëert. Turner spreekt dan ook over ‘schuldvervuiling’. Dat is, net als bijvoorbeeld CO2-uitstoot, wat economen een ‘negatief extern effect’ noemen. Geen individuele bank zal die ‘vervuiling’ op eigen houtje terugdringen – ze maken er immers winst mee en moeten concurreren. Daarom is overheidsingrijpen gewenst. Turner pleit er onder meer voor de geldcreatie door banken veel meer aan banden te leggen.
Martijn Jeroen van der Linden van Ons Geld wil nog verder gaan. Hij gelooft niet in strengere buffers. ‘Daarmee zijn we echt de verkeerde weg in geslagen. In het digitale tijdperk zijn geld en krediet steeds mobieler geworden. Banken kunnen de kapitaaleisen op alle mogelijke manieren omzeilen. Dan loop je als toezichthouder voortdurend achter de feiten aan.’ In plaats daarvan pleit hij, net als andere geldhervormers, voor geldschepping door een publieke instantie: ‘Het is hoog tijd voor een vierde macht.’ Naast de uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende moet er ook een ‘geldscheppende macht’ komen.
Luchtfietserij? Het lijkt er niet op. Al tijdens de Grote Depressie in de jaren dertig lanceerden bekende (en allerminst linkse) Amerikaanse economen als Irving Fisher en Henry Simons het ‘Chicago-plan’. Ook dat wilde van geldschepping een publieke taak maken. En in Nederland publiceerden eerder dit jaar de economen van het Sustainable Finance Lab een rapport waarin zij concludeerden dat ‘geldschepping in publieke handen mogelijk is’. Of het ook wenselijk is, dat blijft een politieke keuze. ‘Het gevaar’, aldus de opstellers van het rapport, is ‘dat de publieke geldschepper verkeerde beslissingen neemt. Een krediethausse, en de over-optimistische verwachtingen die daarbij horen, zijn immers iets van de hele maatschappij: consumenten, banken, en ook de overheid of een publieke geldschepper.’
Van der Linden onderkent het probleem. Toch schat hij het gevaar van private geldschepping uiteindelijk hoger in. De vraag is hoe je dat grootse monetaire ideaal met concrete stappen dichterbij kunt brengen. Eén optie is de ecb. Haar beleid van monetaire verruiming, ook wel Quantitative Easing (QE) genoemd, is in feite al een vorm van publieke geldschepping. Helaas zijn het nog altijd financiële partijen die profiteren van die miljarden. Daar blijven ze vervolgens ook hangen. Het geld vindt zijn weg niet naar de rest van de economie. Om dat probleem te verhelpen, pleiten steeds meer critici voor wat helikoptergeld of ‘QE for people’ wordt genoemd. Het idee is simpel: geef het geld direct aan de burger. Die pompt het met zijn of haar uitgaven wél in de economie. De ecb zou daartoe aan elke burger een paar duizend euro kunnen overmaken. Maar het geld kan ook in de publieke sector worden geïnjecteerd: scholen, isolatie van gebouwen, zorg.
Dichter bij huis wordt op dit moment nog een ander stapje gezet naar een nieuw geldsysteem met minder schulden. Het initiatief luistert naar de naam Depositobank. ‘Dit moet een héél saaie bank worden’, vat oprichter Richard van der Linden (geen familie van) aan de telefoon de missie samen. In tegenstelling tot alle andere banken – ook de idealistische, zoals de Triodos en de nieuwe Blije B die nog in oprichting is – wordt dit een echte full reserve bank. Een bank die geen schulden creëert dus, zonder winstoogmerk. Precies zoals Ons Geld dat graag zou zien.

Hoe dat mogelijk is? ‘Het probleem bij banken zit volgens ons in het vermengen van de betaal- en kredietfunctie’, legt Richard van der Linden uit. ‘Als jij geld hebt staan op je betaalrekening kun je er niet voor kiezen of je daarmee een risico wilt nemen. Dat gebéurt gewoon. Banken gebruiken jouw geld om een veelvoud aan leningen te verstrekken. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. Begrijp me goed, ik ben niet tegen geld uitlenen of risico’s nemen. Maar omdat deze banken tegelijkertijd onmisbaar zijn voor het betalingsverkeer mogen ze niet omvallen.’ En dus, zo weten we sinds 2008, kunnen banken risico’s nemen op kosten van de belastingbetaler.
De Depositobank wil het anders doen. Al het geld van de rekeninghouders wordt straks direct bij de centrale bank geparkeerd. Het wordt niet uitgeleend, en je krijgt er dus ook geen rente over. De bank houdt, kortom, een kapitaalbuffer aan van honderd procent. ‘Zo kun je als maatschappij een signaal afgeven dat je een andere bankensector wilt.’
Tenminste: als het zo ver komt. De komende weken wil de Depositobank zestienduizend rekeninghouders werven die bereid zijn vijftig euro per jaar te betalen. En, waarschijnlijk een stuk lastiger: De Nederlandsche Bank (dnb) moet een bankvergunning afgeven. Gek genoeg is een voorwaarde daarvoor dat je geld uitleent. ‘Ja, dat vind ik ook apart’, reageert oprichter Van der Linden. ‘Gelukkig heeft dnb een discretionaire bevoegdheid. We hopen dat ze daar gebruik van wil maken om ons tóch een bankvergunning te geven. ’
Waar komen al die wilde monetaire ideeën en initiatieven ineens vandaan? Alle betrokkenen die je het vraagt, beginnen met de crisis. Sinds die gebeurtenis weten we dat financiële markten niet als vanzelf naar evenwicht en stabiliteit neigen. Hebben we geleerd dat (schaduw)banken schijnbaar ongehinderd enorme schuldenbergen kunnen creëren. En is voor iedereen duidelijk dat te midden van al deze problemen het geijkte recept van de centrale banken – rente verlagen om de economie te stimuleren, en verder de inflatie goed in de gaten houden – volstrekt tekortschiet.
Daar komt bij dat maatregelen die tot voor kort taboe waren onder economen nu ineens omarmd worden. Dat begon met de openlijke staatssteun voor banken. Inmiddels rekent de ecb negatieve rentes en pompt ze inderdaad schijnbaar ‘uit het niets’ geld in de economie, terwijl de inflatie minimaal blijft. Het maakt dat buitenstaanders weinig waarde meer hechten aan de waarschuwingen van de ‘deskundigen’. Hoezo kan geldschepping niet in handen van de staat? De ecb doet het toch ook?
De combinatie van een vertrouwenscrisis en doorbroken taboes had desondanks waarschijnlijk nooit zulke enorme gevolgen gehad als er niet nog een derde factor meespeelde: technologie. Uitgerekend in de jaren na de crisis is ook de financiële sector ten prooi gevallen aan een fenomeen waar eerder de posterijen, telefoonbedrijven, hotels en de taxibranche mee kennis hebben gemaakt: disruptieve innovatie. Technologische vernieuwingen die het verdienmodel van een sector op z’n kop zetten. Inmiddels lijkt sprake van een inhaalslag. De investeringen in zogeheten fintech-ondernemingen verdriedubbelden in 2014. Banken kunnen volgens schattingen een derde van hun omzet hieraan verliezen. Ook Nederland doet mee. Het afgelopen jaar werd hier 306 miljoen dollar gestoken in talloze bedrijven en start-ups.
‘Eigenlijk heb je drie soorten nieuwkomers’, vertelt Frederieke Hegger, financieel journaliste voor rtl z en RTL Nieuws. Van haar verscheen een maand geleden het boek De geldrevolutie: Hoe nerds de macht overnemen van bankiers. Daarvoor sprak ze met tientallen bankiers en fintech-ondernemers. ‘Allereerst zijn er wat iemand uit deze sector de wrappers heeft genoemd. Bedrijven die iets bedenken dat als het ware om de banken heen past. Denk aan betalen met je mobiele telefoon of via Facebook. Ten tweede zijn er de replacers. Die pakken een kerntaak af van de banken. Zoals crowdfunding-platforms die de kredietverlening aan mkb’ers overnemen. En dan heb je ten slotte nog een derde groep, de transformers. Die willen ons financiële systeem echt tot in de kern veranderen.’
Het met afstand bekendste voorbeeld daarvan is bitcoin. Natuurlijk, de komst van de veelbesproken crypto-valuta heeft voor beroering gezorgd. Nooit eerder was het zo eenvoudig om een eigen munt te creëren – er zijn inmiddels honderden ‘altcoins’. Maar veel belangrijker is de achterliggende techniek: de zogenoemde blockchain. Dat is een soort openbaar register. Bij de crypto-valuta worden hiermee (anoniem) alle betalingen geregistreerd, en wordt voorkomen dat een bitcoin twee keer kan worden uitgegeven. Waar vroeger een bank voor nodig was, doen nu talloze computers via de blockchain het werk.
Vriend en vijand zijn het erover eens dat de gevolgen daarvan voor de financiële wereld moeilijk overschat kunnen worden. The Economist wijdde er laatst zelfs zijn cover aan. ‘Een machine die vertrouwen produceert’, zo omschrijft het Britse weekblad de blockchain. De mogelijkheden zijn eindeloos. Zo zou je met de blockchain een kadaster kunnen opzetten – Griekenland heeft al interesse getoond. Beursbedrijf Nasdaq ziet mogelijkheden om de aandelenhandel te registreren. En om contracten te bekrachtigen is in principe geen notaris meer nodig. ‘Het idee van gedeelde, publieke registers klinkt misschien niet erg revolutionair of sexy’, concludeert The Economist. ‘Maar dat gold ook niet voor dubbel boekhouden of de naamloze vennootschap. En toch is ook de blockchain een schijnbaar saai proces dat de potentie in zich heeft om de manier waarop mensen en bedrijven samenwerken te transformeren.’
Ook Hegger verwacht veel van de blockchain. ‘Met zo’n superregister heb je in theorie geen tussenpersonen meer nodig’, geeft ze toe. Toch plaatst ze kanttekeningen bij al te overspannen verwachtingen. ‘De blockchain heeft heel veel voordelen. Het kan de financiële wereld sneller en goedkoper maken.’ Maar of daarmee ook de grote (centrale) banken zullen verdwijnen, dat betwijfelt ze. ‘Veel bitcoin-nerds zien er een alternatief in voor de bestaande orde. Ik vind het grappig om te zien dat juist het grote geld nu met concrete plannen komt om die blockchain te gebruiken. Bijvoorbeeld om onderlinge transacties tussen banken mee uit te voeren. ing heeft zich recentelijk nog bij dat initiatief aangesloten.’
Wat Hegger maar wil zeggen: de fintech-revolutie, met de bitcoin-blockchain als een van de opvallendste ontwikkelingen, zal veel overhoop halen. Een verregaande decentralisering van het financiële systeem ligt voor de hand. Maar hoe de financiële wereld er over dertig jaar uit zal zien, en welke gevolgen dit heeft voor het geldsysteem, dat kan niemand voorspellen. Het enige wat vaststaat, is dat niets bij het oude blijft.
Harry te Riele volgt alle stormachtige ontwikkelingen, van Ons Geld tot bitcoin tot de lokale valuta waaraan hij zelf een bijdrage levert, met grote interesse. Vanuit de pop-up store aan de Coolsingel wijst hij schuin naar de overkant. Daar ligt het bijna honderd jaar oude stadhuis van de havenstad in volle glorie. Dát zou wat zijn, als Rotterdammers hun lokale heffingen in de toekomst in dam konden voldoen. De geschiedenis toont immers dat de meeste valuta pas werkelijk populair worden zodra je er belasting mee kunt betalen. Vooralsnog zijn hij en zijn medebestuurders nog volop bezig om de ambtenaren er überhaupt van te overtuigen dat de gemeente een rekening moet openen.
Nee, geeft hij toe, het is niet makkelijk om grote groepen mensen warm te maken voor een lokale, alternatieve munt. ‘Misschien functioneert ons geldsysteem in Nederland te goed’, denkt hij hardop na. Het zou verklaren waarom er talloze initiatieven zijn voor lokaal geld – van Tilburg tot Nijmegen – maar slechts weinige langer dan een paar jaar standhouden. Complementair geld is vooral populair in tijden van acute monetaire crises. Daar heeft Nederland, alle debatten ten spijt, weinig last van.
En toch heeft dit geldstelsel, met zijn (centrale) banken, rente en torenhoge schulden, niet de toekomst. Daarvan is Te Riele overtuigd. ‘Het is niet voor niets dat vrijwel alle wereldgodsdiensten eeuwenlang een keihard verbod hadden op rente. Je mag geen geld verdienen met geld. In de islam en het jodendom geldt dat in zekere zin nog steeds.’
Hij kijkt naar de dam-producten om zich heen. ‘Er is een tijd geweest dat er helemaal geen centrale banken bestonden’, zegt hij. ‘Zoiets zal weer komen. De banken, ook de centrale, krijgen minder macht.’ Hoopvol: ‘Misschien verdwijnen ze wel helemaal.’