Als er nu een partij heeft verdiend aan de val van Bram Peper, is het wel het accountantskantoor KPMG. Hoewel de opdracht van de Rotterdamse gemeenteraad aanvankelijk voor 300.000 gulden stond begroot, liepen de kosten uiteindelijk op tot meer dan vier miljoen, zo staat te lezen in het deze week ten doop gehouden boek Afrekenen met Peper van de Parool-journalisten Bas Soetenhorst en Michiel Zonneveld. KPMG — of om exacter te zijn: de afdeling KPMG Forensic Accounting — is ook de partij die het meest van de rehabilitatie van Peper te vrezen heeft. Zo dreigde KPMG al met juridische stappen tegen de Naardense accountant R.H. Veenstra, die in het boek tamelijk hardhandige uitspraken doet tegen de door KPMG gevoerde lijn in het onderzoek-Peper. Het zijn de laatste stuiptrekkingen van de «chantage-industrie», meent Pieter Lakeman, die als bedrijfsjurist al jaren ageert tegen de ongebreidelde macht die de grootinquisiteurs van de KPMG zijns inziens vertegenwoordigen. «Je hebt het hier over een soort maffia-tak van de accountancy. Nu deze weg dreigt te vallen, kun je spreken over een van de belangrijkste gevallen van maatschappelijke clearance sinds tijden.»

«Forensic accounting» is een tamelijk nieuw begrip in Nederland. Het betreft hier een soort A-team onder accountants, belast met het jagen op personen of instellingen die door een ander bedrijf worden verdacht van witteboordencriminaliteit. In de folders prijst KPMG de afdeling aan met de woorden: «Onze forensische medewerkers hebben de opleiding tot buitengewoon opsporingsambtenaar gevolgd.» Op die manier zit er een gerechtelijk snufje aan deze rekenmeesters, die in werkelijkheid echter niet meer dan veredelde privé-speurders zijn. Wel werken er bij deze KPMG-afdeling ex-rechercheurs van de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI), zoals Bob Crouwel, de centrale man in het onderzoek tegen Peper. De sectie, die binnen de vijfduizend personeelsleden tellende gigant KPMG een kleine eenheid van honderd speurders vormt, heeft zich een grote autoriteit aangemeten, een aura van onfeilbaarheid, dat nu dus even illusoir blijkt als de vermeende chronische frauduleuze aandrijvingen van Bram Peper in zijn tijden als burgemeester van Rotterdam.

De dienst die dreigde uit te groeien tot een onaantastbare machtspositie heeft zich in het naspel van de zaak-Peper danig vergaloppeerd en moet zich ernstig zorgen maken over de toekomst. Al eerder rezen vanuit het ministerie van Justitie kritische geluiden over de bijzondere bevoegdheden die de forensische accountants zichzelf toedichtten. Aangezien de vier grote accountantsbureaus die Nederland rijk is zelf genoeg cliënten tellen die zijn betrokken bij schimmige deals, geeft het volgens deze tegenstanders van al te veel macht voor KPMG c.s. geen pas om deze bureaus zelf nog eens te belasten met zulk maatschappelijk gevoelig speurwerk als bijvoorbeeld de zaak-Peper. Die bezwaren zijn met de zaak-Peper op dramatische wijze bewaarheid.

In hun onthutsende reconstructie van de val van Peper tonen Soetenhorst en Zonneveld overtuigend aan dat de KPMG-rapportage die Peper fataal werd een zeldzaam geval van karaktermoord is geweest. Peper is in hun boek weliswaar geen onkreukbare engel van uiterste administratieve accuratesse, een ordinaire ladelichter is hij toch zeker ook niet. Telkens werden in het KPMG-rapport de feiten zo gerangschikt dat het imago van Bram Peper aan stukken werd gescheurd. De kans om zich tijdig tegen de aanklachten te verweren, kreeg hij niet. Personen die ten gunste van hem zouden kunnen getuigen, werden niet gehoord, omdat ze partijdig zouden zijn. Bovendien bedienden de speurneuzen van Crouwel zich ook nog eens van foutieve gegevens wanneer hen dat van pas kwam om Peper in verdrukking te brengen. Met termen als «onrechtmatig», later vervangen door het eufemistische doch evenveel verdenking opwekkende «functionaliteit niet bewezen» probeerde men het beeld te creëren van een burgemeester die tijdens zijn vele dienstreizen voortdurend zichzelf aan het verrijken was. Waar de boekhouding van Peper in werkelijkheid een chaos was (vooral begin jaren negentig, toen hij een zware persoonlijke crisis doormaakte), maakte KPMG er een kleptomaan rookgordijn van.

Heden is het niet langer Bram Peper maar Crouwels KPMG dat onder vuur ligt. Deze week diende bij de Raad van Tucht van het Nederlands Instituut van Register Accountants (Nivra) een klacht van Peper tegen KPMG. «Ik ben door deze accountants afgevoerd en gecremeerd», zo verklaarde Peper in De Telegraaf van 10 maart. «Ze hebben het slechtste onderzoek aller tijden opgesteld. Maar ik moest er wel door aftreden. Het was gewoon een publieke executie.»

Inmiddels hebben niet de minsten het voor Peper opgenomen. In een opvallend optreden bij de presentatie, afgelopen maandag, van Afrekenen met Peper hield niemand minder dan oud-senator Hans Wiegel in De Balie in Amsterdam een roerende verdedigingsrede ten gunste van zijn voormalige opponent Peper. Een gebaar dat niet van ironie gespeend was, omdat het juist Wiegel was die tijdens zijn legendarische Nacht van Wiegel het ambitieuze grondwettelijke hervormingsprogramma dat Peper als minister van Binnenlandse Zaken voorstond, torpedeerde, en daarmee toch het begin van het einde voor Bram Peper inluidde. Op dat onderdeel ging Wiegel in zijn speech niet in. Wel zijn volle aandacht kregen de forensische speurders van KPMG, die het ook bij Wiegel hebben gedaan, samen met «de media», die trouw meehuilden in het wolvenkoor dat na de premature publicatie van de KPMG-gegevens opklonk.

Wie het slagveld van de Peper-affaire overziet, kan inderdaad niet anders dan concluderen dat Bram Peper onfatsoenlijk is aangepakt door de grootinquisiteurs van KPMG. Het onderzoeksrapport van de bonnetjesinquisitie blijkt, nu het op zijn merites is beoordeeld door het Openbaar Ministerie, inderdaad van de autosuggestie, opzettelijke onvolledigheid en andersoortige manipulatie van gegevens aan elkaar te hangen, met kennelijk maar één doel: de onmiddellijke liquidatie van Bram Peper als bewindsman. Over de vraag welke duistere doelen daarmee werden gediend, tasten ook Zonneveld en Soetenhorst in het duister. Zij houden het op onheil dat Peper over zichzelf zou hebben afgeroepen door zijn barse regeerstijl aan de Coolsingel en de daaruit voortvloeiende rancune in kringen van het ambtelijk apparaat en in de gemeenteraad, die, eenmaal samengebald in de bloedraad van de Commissie tot Onderzoek van de Rekening (COR) uiteindelijk wraak zou nemen, en wel door het inhuren van de «forensische» rekenmeesters van KPMG.

De methode van KPMG doet nog het meest denken aan de duistere tijden dat het Riod voor eigen rechter speelde in al even venijnig gemonteerde rapportages, zoals bijvoorbeeld in de zaak-Aantjes. Door selectief te citeren, «onbruikbare» want niet welkome gegevens weg te retoucheren en overal waar mogelijk de schijn tegen het slachtoffer te wekken, doen de forensische speurneuzen van KPMG inderdaad het meest denken aan de gevreesde grootinquisiteurs van het nationale oorlogsverleden. In het geval van het Riod en Aantjes moest het bijna dertig jaar duren eer de fouten volop aan het licht kwamen. In het geval van KPMG en Peper heeft het alles bij elkaar maar een jaartje geduurd.

De persoonlijke schade is er niet minder om. Peper bleek bij een recent optreden op de televisie een schim van zichzelf. In zijn strijd tegen KPMG verloor hij maar liefst twintig kilo, zo bericht het Parool-duo in Afrekenen met Peper. Eerder bezwoer hij nooit meer een stap in Rotterdam te zullen zetten. Zijn echtgenote Neelie Kroes, zelf tot haar verbijstering slachtoffer van een inval van Justitie in haar kantoor op Nijenrode — in het kader van de toetsing van het OM van de bevindingen van het KPMG-rapport — liet al weten met emigratieplannen te spelen, onder de uitroep: «In zo’n land wil ik niet leven.»

Hoewel van nature onderdeel van het establishment, waren Peper en Kroes het afgelopen jaar even onderdeel van de verdrukte onderlaag. «Wie de forensische accountants van KPMG inhuurt, wil in principe bloed zien», aldus Pieter Lakeman. «De afdeling heeft toch de naam om for the kill te gaan. Ze wordt dan ook alleen ingehuurd als er sprake is van een soort oorlogssituatie. Van onafhankelijk onderzoek is geen sprake. Het gaat erom zoveel mogelijk schade aan te brengen aan de onderzochte.» Zulks geschiedde in het geval Peper inderdaad zonder enige terughoudendheid, waarvoor het slachtoffer zich nu dus tot de tuchtraad aller accountants heeft gewend.

Het zal niet de eerste keer zijn dat KPMG wordt berispt vanwege onoorbare strijdmethodes. Op 13 februari deed de tuchtraad van het Nivra zoals gezegd uitspraak in een klacht van de projectontwikkelaar Jan Poot tegen KPMG. Poot was in conflict gekomen met zijn voormalige bedrijf Forward Business Parcs en zag dat de speurders van KPMG tegen hem werden ingehuurd. Hij had soortgelijke bezwaren als Bram Peper over de gevolgde methodes van KPMG. De tuchtraad stelde Poot na jaren procederen vorige maand in het gelijk, en leverde daarmee de jurisprudentie waar Peper en zijn advocaat maar naar hoeven te verwijzen om de zaak te winnen, aldus Lakeman, die Poot als bedrijfsjurist terzijde stond in de papieren loopgravenoorlog met Forward Business Parcs.

Uit de uitspraak van de tuchtraad in de zaak-Poot blijkt dat KPMG ook inzake Peper alle regels heeft overschreden die maar te overschrijden vielen. Zo mag, zo blijkt uit de uitspraak, de forensische accountant geen voorlopig rapport uitbrengen, ook niet als er geheimhoudingsverklaringen zijn getekend, dit vanwege het risico dat de rapportage publiek wordt of in enige relatie een rol gaat spelen. Dit is bij Peper dus precies het geval geweest, met alle fatale gevolgen van dien.

Ten tweede dient de forensisch accountant de gelegenheid te bieden aan de onderzochte om stukken en bescheiden geheel in te zien. Wanneer zijn opdrachtgever daar niet mee akkoord gaat, mag hij de opdracht niet aanvaarden of moet hij hem teruggeven. Ook deze regel lapte KPMG inzake Peper aan de boekhoudkundige laars.

De forensisch accountant mag evenmin de indruk wekken dat de inhoud van een voorlopig rapport definitief wordt wanneer de te onderzoeken personen geen commentaar willen geven. Anders zouden gegevens mogelijkerwijs gepresenteerd worden als werkelijkheid die niet overeenstemt met de feiten. Ook op dit punt is dus een glorieuze overwinning van Peper aanstaande.

De vierde conclusie die uit de uitspraak van de tuchtraad van het Nivra getrokken kan worden is volgens Lakeman ook meteen de belangrijkste. Lakeman: «Indien het niet meewerken aan een onderzoek ertoe leidt dat het onderzoek geen deugdelijke grondslag kan krijgen is de forensisch accountant gehouden óf niet te rapporteren, óf af te zien van het trekken van enige conclusie of van het uitspreken van enige opvatting of van het presenteren van enige feitelijkheid.» In de prakrijk betekent dit dat wanneer een onderzochte weigert mee te werken alle machtsmiddelen van de speurende accountants onmiddellijk wegvallen.

Lakeman: «Dat impliceert dus dat de afdeling forensisch accountants van KPMG direct kan worden opgeheven. De dienst is de wapens uit handen geslagen. Dat zal voor velen een grote opluchting zijn. Voor Peper is het te laat, maar voor andere KPMG-slachtoffers ziet de situatie er nu een stuk rooskleuriger uit. Dat is een grote overwinning voor de rechtsstaat.»

Of het in het geval van Bram Peper net als bij zijn cliënt Poot van een miljoenenclaim tegen KPMG zal komen, betwijfelt Lakeman. «Bij Poot gaat het om enige miljoenen guldens die eventueel op KPMG verhaald zullen worden. In de zaak-Peper is de financiële schade natuurlijk aanzienlijk minder. Dan praat je hooguit over een paar jaar gederfd salaris als minister. Belangrijker is de morele overwinning die Peper behaalt op KPMG. Opmerkelijk genoeg heeft KPMG bij de Commissie tot Onderzoek van de Rekening van de Rotterdamse gemeenteraad bedongen dat wanneer Peper een klacht indient tegen het KPMG-onderzoek de gemeente geen ander accountantsbureau mag inschakelen. Zo denkt men zich klaarblijkelijk in te dekken. Zo wordt de gemeente Rotterdam een behoorlijk oor aangenaaid. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de bijna vijf miljoen gulden die de gemeente Rotterdam moet betalen aan KPMG. In een eerder stadium werden de kosten begroot op drie ton. Achteraf gezien een belachelijk bedrag, als je nagaat dat werkelijk elk bon netje over een periode van meer dan tien jaar moest worden nagetrokken. KPMG moet al van tevoren hebben geweten dat dat genoemde bedrag van drie ton een farce was.»

Zo is duidelijk dat de Gemeente Rotterdam toch behoorlijk bestolen is. Maar niet door Bram Peper. Na alle naspeuringen bleek deze de som van 7500 gulden aan de gemeentekas verschuldigd te zijn. Dit bedrag is inmiddels teruggestort.