Acht jaar geleden verdiende Joey Carter vijf dollar per uur met houthakken. Hij woonde met nog zeven anderen in een klein flatje. Hij groeide op in armoede, in het boerderijtje van zijn grootvader, een halfbloed-Indiaan, die vaak vol bitterheid sprak over de teloorgang van de ooit trotse Pequot-stam. Vandaag is Carter een multimiljonair. Hij dankt zijn fortuin aan het gigantische casino in het Pequot-reservaat, dat vorig jaar een omzet had van 800 miljoen dollar, veruit de hoogste van alle casino’s in Amerika. Er zijn geen arme Pequots meer. De stam zwemt in het geld. En andere stammen haasten zich om het voorbeeld van de Pequots te volgen. Volgens de laatste telling hebben 95 stammen casino’s in hun reservaten gevestigd.
Deze boom is het gevolg van een federale wet die bepaalt dat staten die een vorm van gokken toelaten - zoals een staatsloterij - geen gokspelen mogen verbieden in Indianenreservaten, aangezien die reservaten in theorie ‘semi-soevereine gebieden’ zijn. Naarmate de implicaties van die wet duidelijk werden, kregen steeds meer Indianenstammen in staten die casino’s verbieden, van ondernemers het aanbod er een in hun reservaten te bouwen. Onlangs bood de stad Detroit zelfs aan om een deel van de binnenstad - meer dan twaalfduizend vierkante meter - te schenken aan de Chippewa- Indianen, op voorwaarde dat de stam in dit nieuwe, stedelijke ‘reservaat’ een casino zou uitbaten. De stad hoopt dat dit casino 4400 banen zal opleveren en jaarlijks zo'n 25 miljoen dollar in haar schatkist zal storten.
Maar geen stam heeft het succes van de Pequots ook maar kunnen benaderen. De Pequots danken dat vooral aan hun ligging: in het dichtbevolkte Connecticut, ten noordoorsten van New York City. In Connecticut en al haar buurstaten zijn casino’s verboden, zodat de Pequots het monopolie hebben in de hele regio.
De geschiedenis van de Pequots is typisch voor alle kleinere stammen in het noord-oosten. In de zeventiende eeuw werd de stam bijna uitgemoord door Nederlandse en Engelse kolonisten. In de daaropvolgende twee eeuwen werd ook hun cultuur om zeep gebracht. De Pequots mochten zelfs hun eigen taal niet meer spreken. Slechts enkele woorden zijn ervan overgebleven. In kerken van Zuidoost-Connecticut staan achterin nog steeds enkele ‘Pequot-banken’ omgedraaid, omdat de Indianen niet naar het altaar mochten kijken.
In de jaren zeventig verklaarde Connecticut de Pequots ‘uitgestorven’ en maakte plannen om van hun reservaat een staatspark te maken. Maar het handjevol resterende Pequots protesteerde. Na een jarenlange campagne slaagden ze erin het Congres in Washington te overtuigen om de Pequots te erkennen als een ‘soevereine Indiaanse natie’. Dat gebeurde in 1983. Drie jaar later startte de stam een bingozaal. In 1992 werd het immense Foxwood-casino (achttienduizend vierkante meter) geopend. Het was meteen een fenomenaal succes.
HET CASINO HEEFT tienduizend werknemers. Elke Pequot heeft er recht op een baan, met een minimuminkomen van vijftigduizend dollar per jaar. Elke Pequot krijgt gratis een huis en de stam betaalt ook voor het onderwijs van alle kinderen, tot en met hogere studies. Verder gebruikt de stam haar geld voor winstgevende investeringen, liefdadigheid en gulle bijdragen aan haar bondgenoten in de Democratische Partij (of moeten we die ook bij de ‘winstgevende investeringen’ rekenen?).
Als je het casino en het reservaat bezoekt, zie je blanken en zwarten, maar niemand met typisch Indiaanse trekken. Er zijn geen volbloed- Pequots meer. Om aanvaard te worden als stamlid, volstaat het om te kunnen bewijzen dat je voor minstens een zestiende Pequot bent. Sinds het succes van hun casino keerden Pequots uit heel Amerika naar het reservaat terug.
Natuurlijk waren er ook heel wat pseudo-Pequots die hun deel van de koek eisten. ‘We kregen zelfs telefoontjes van Britten en Cubanen die beweerden dat ze Pequots zijn’, zegt Joey Carter, zelf een zwarte Pequot. ‘Er was iemand die zei: als kind was ik bevriend met een Pequot en we sneedden onszelf en mengden ons bloed zodat we bloedbroeders werden. Ik ben dus een Pequot. Waar is mijn huis?’ Nadat de valse Pequots waren uitgewied, bleken er slechts 318 Pequots te zijn, kinderen inbegrepen.
Toch kregen de Pequots onlangs toestemming van de federale overheid om hun reservaat met twintig procent te vergroten door omliggend land te annexeren. Dit tot ergernis van omwonenden, die de stam ‘expansionisme’ verwijten en het de leden kwalijk nemen dat ze op hun nieuwe rijkdom geen belasting hoeven te betalen. ‘Het is dit soort dingen dat milities doet onstaan’, bromt Del Knight die een Residents against Annexation-comite heeft gevormd.
Het is niet de enige kritiek die de Indianen te verduren krijgen. Er wordt hen verweten dat hun casino’s misdaad en corruptie kweken. En dat ze rijk worden door het exploiteren van een ziekte. Gokken is geen onschuldig tijdverdrijf maar een verslaving, waar Amerikanen jaarlijks veertig miljard dollar armer door worden.
In de casino’s zie je inderdaad zelden mensen die zich amuseren. In immense zalen zitten mensen als fabrieksarbeiders voor hun fruitmachines, in grimmige stilte muntstukken in de gleuf schuivend. De Indianen halen de schouders op over die kritiek. In het licht van hun geschiedenis vinden ze het argument dat zij de blanken exploiteren eerder ironisch.
DE BOOM-PERIODE van de Indiaanse casino’s lijkt echter al over zijn hoogtepunt heen. Er zijn er gewoon te veel gekomen. In Deadwood, Zuid-Dakota, thuisland van de Lakota-Sioux, zijn sinds 1988 zo'n tachtig casino’s verrezen (en de misdaad is er verdubbeld). In Connecticut worden binnenkort nieuwe casino’s geopend in de reservaatjes van de Mohegans en de Narragansetts. En de gouverneur overweegt om casino’s in heel de staat legaal te maken. Toch hebben de casino’s slechts een kleine minderheid van de Indianen rijk gemaakt. De Indianen zijn nog steeds de armste bevolkingsgroep van de Verenigde Staten: eenendertig procent leeft onder de armoedegrens. Het modale jaarinkomen in de reservaten bedraagt nog geen 5000 dollar.
‘Het is een mythe dat de casino’s de Indianen rijk hebben gemaakt’, zegt senator Ben Nighthorse Campbell, het enige Indiaanse lid van het Congres. ‘Voor de meeste stammen is het onmogelijk om casino’s uit te baten of om er veel aan te verdienen omdat ze te geisoleerd leven, te ver van de steden. Het Fort Peck-reservaat in Montana heeft een casino, maar het trekt zo weinig volk dat de werkloosheid er nog altijd zeventig procent bedraagt. Bovendien houden de omstandigheden in de reservaten investeerders weg: vaak is er geen stromend water en riolering. De wegen zijn meestal erbarmelijk of ontbreken zelfs.’
Nighthorse Campbell gunt de stammen die door casino’s uit de armoede zijn ontsnapt hun succes. Maar hij vreest wel dat dit succes het moeilijker zal maken om van de overheid en prive-investeerders steun te krijgen voor de reservaten die door het gokken niet geholpen zijn. ‘Dat enkelen rijk zijn geworden’, zegt hij, ‘betekent niet dat we de rest in de steek mogen laten.’
De wraak van de indianen
Detroit wil een deel van haar binnenstad aan een de Chippewa-stam schenken. Niet als ‘Wiedergutmachung’, maar omdat deze stam in zijn reservaat wel mag wat op ‘gewone’ grond verboden is: een casino openen. Blanke goklust blijkt een goudmijn voor de Indianen. Maar de eerste boze blanken hebben zich al georganiseerd.
NEW YORK - De tabaksplant werd weleens ‘de wraak van de Indianen’ genoemd. Vandaag is er een andere kandidaat voor deze titel: de Indiaanse casino’s. De laatste jaren schieten ze als paddestoelen uit de grond in de reservaten. Sommige Indianen zijn schatrijk geworden door de speelwoede van hun blanke landgenoten uit te buiten.
www.groene.nl/1995/26