Deze babbelige manier van over literatuur schrijven heet in Amerika personal criticism. De persoonlijke relatie van de schrijver tot zijn onderwerp is het belangrijkst. Niet terzake doende zijpaden mogen bewandeld worden, daar wordt het verhaal alleen maar levendiger van. Met die gedachte is op zich niets mis, er is heel wat literatuur geschreven die uit louter zijpaden bestaat, maar het kan ook een irritant maniertje worden.
Dat is het af en toe in The Silent Woman van Janet Malcolm, een eigenzinnig boek over het verschijnsel biografie in verband met Sylvia Plath. Malcolm doorkruiste Groot-Brittannie van Cornwall tot Schotland - Plath was Amerikaanse maar trouwde met de Engelse dichter Ted Hughes - om gesprekken te voeren met mensen die over haar schreven. Het is Malcolms bedoeling te laten zien dat er iets niet pluis is met de biografie als genre. Haar aanpak is provocerend, bij vlagen briljant, spannend als een detective, onheilspellend als een gotische roman, dan weer gezellig als een damesblad (er worden ontzettend veel kopjes thee in sfeervolle Engelse cottages gedronken) - maar ook zo nu en dan tenenkrommend.
NEEM BIJVOORBEELD het gesprek dat zij met de Britse literatuurcriticus A. Alvarez heeft. Alvarez schreef een prachtig boek over zelfmoord, The Savage God, waarin een schrijnende herinnering aan Sylvia Plath is opgenomen. Hij heeft als vriend van Ted Hughes het huwelijk en de dramatische afloop van nabij meegemaakt. Nadat Ted Hughes zijn vrouw had verlaten, schreef Sylvia Plath in zeer korte tijd het werk waardoor zij van een minor een major poet werd. Uit die laatste gedichten stijgt zij als een verzengende wraakgodin op. Ze las dat werk ter beoordeling voor aan Alvarez, wat een bijna ondraaglijke ervaring voor hem was. Alvarez voelde dat leven en dood, kunst en werkelijkheid elkaar te zeer naderden.
Zowel Plath als Alvarez hadden een zelfmoordpoging achter de rug. Alvarez suggereert in The Savage God dat zij de laatste maanden van haar leven misschien wel meer van hem verwachtte dan hij kon geven. Waaruit impliciet de zelfbeschuldiging volgt dat hij haar zelfmoord wellicht had kunnen voorkomen. Maar hij kon - zelf van de ‘club’ zoals hij dat noemt - de verantwoordelijkheid niet aan.
Als Janet Malcolm in haar gesprek met Alvarez merkt dat hij niet alleen die verantwoordelijkheid niet wilde maar ook Sylvia Plath zelf niet, omdat zij ‘zijn type’ niet was, schiet dat bij haar volledig in het verkeerde keelgat. Alvarez verzacht zijn opmerking door het uitgebreid over de levendige ogen van Plath te hebben, haar sprankelende geest en haar uitzonderlijke intelligentie: ‘Ik hield van haar zoals ik van D. hou, je kent D. toch, ook zo slim en vol leven’ - maar Malcolm is helemaal van slag. Afgezien van het feit dat D. iemand is die alleen Alvarez en Janet Malcolm kennen en die zin dus geschrapt had kunnen worden, stijgt je verbazing als zij zich gebelgd afvraagt wat Alvarez bezielt. Is hij werkelijk zo ongevoelig dat hij niet kan bedenken hoe pijnlijk het is om het op die manier met haar over een andere vrouw te hebben? ‘Ik voelde me als een jood die als vanzelfsprekend betrokken wordt in een antisemitisch gesprek omdat niemand zich realiseert dat hij joods is.’ Nog gekker wordt het als Malcolm de lezer even later eerlijkheidshalve toevertrouwt dat Plath ook haar type niet is. ‘Alle foto’s van haar vallen me tegen.’
Anne Stevenson, de schrijfster van de verguisde biografie Bitter Fame, is duidelijk wel Malcolms type. Stevenson en zij studeerden in Amerika aan dezelfde universiteit en daar was ze Malcolm al opgevallen door haar ‘artistieke uiterlijk’. Van de vijf biografieen die er over Plath zijn verschenen, is Bitter Fame volgens Malcolm de enige die ‘esthetisch bevredigend’ is. Het is ook het enige boek waaraan de Plath Estate - tot 1991 in handen van Ted Hughes’ zuster Olwyn - medewerking heeft verleend. Dat heeft de biografie geen goed gedaan. Elke criticus had door dat er gemanipuleerd was. Ted Hughes werd van elke blaam gezuiverd door Sylvia Plath zo ongunstig mogelijk af te schilderen. Anne Stevenson en Olwyn Hughes kregen uiteindelijk ruzie, wat een van de belangrijkste ingredienten werd voor de ‘plot’ van The Silent Woman.
Janet Malcolm kon beschikken over veel ongepubliceerde brieven, niet alleen van Anne Stevenson en Olwyn Hughes, maar ook van Ted Hughes - en die zijn verreweg het interessantst. Ted Hughes valt ook buitengewoon in de smaak bij Malcolm, hoewel zij hem nooit te zien krijgt. Maar op basis van de brieven die zij van hem leest, noemt zij hem ‘elektrificerend aantrekkelijk’. En het moet worden toegegeven, als je The Silent Woman uit hebt, wil je niet alleen alles van en over Sylvia Plath lezen, maar ook van Ted Hughes. Het mysterie van het intrigerende paar is aan het eind van Malcolms boek nog volledig intact. Er had dan ook geen betere afbeelding voor het omslag gekozen kunnen worden dan De gelieven van Magritte.
BIJ EEN ZELFMOORD sterven altijd twee mensen, heeft Arthur Miller eens geschreven. Ted Hughes ondervond dat vanaf 1963 bijna dagelijks aan den lijve. Hij heeft nooit over zijn huwelijk met Plath willen praten omdat het voor iedereen toch vaststond dat hij schuldig was aan haar zelfmoord. Haar ijzingwekkende laatste gedichten getuigen tegen hem. Hij is zich er terdege van bewust dat zijn zwijgen als een schuldbekentenis ervaren wordt en dat de wildgroei aan fantastische verhalen er alleen maar door wordt gevoed. Maar waar hij zich tegen blijft verzetten, en tegen blijft schrijven, is ‘dat biografen het onderscheid tussen leven en dood niet weten te maken’. Hij weigert opgesloten te worden in het levensverhaal van zijn eerste vrouw alsof ook hij dood is. Doordat biografen zo nodig munt moeten slaan uit de tragedie van een ander, gaan zij er gewetenloos aan voorbij dat daarmee wonden worden opengehouden die tot de vreselijkste infecties kunnen leiden. De rol van geld is een belangrijke ‘subplot’ in The Silent Woman.
Ook de herinnering van A. Alvarez had Hughes diep gekwetst. ‘Alleen jij kon het scenario van haar zelfmoord schrijven (of ik) maar ik begrijp niet hoe je jezelf er van hebt kunnen overtuigen dat dit nodig was’, schreef hij in een verbitterde brief na het verschijnen van The Savage God in 1971. Hij noemt Alvarez’ opgeschreven herinnering aan Plath ‘een vernederende opgraving’, gevaarlijk voor zijn kinderen (op dat moment negen en elf) omdat de manier waarop er over hun moeder wordt geschreven, wel eens op een hele gruwelijke manier bepalend voor hun leven zou kunnen zijn. ‘Voor jij met al die details kwam, was alles vaag voor ze, een mysterie. Maar jij hebt alles concreet gemaakt om het aan je publiek te kunnen overhandigen.’ Zijn lezers zullen er misschien vijf interessante minuten aan beleven, schrijft Hughes, ‘but for us it is permanent dynamite’.
HUGHES HAD alle reden om bang te zijn voor de postume macht van Sylvia Plath. De vrouw waarmee Hughes haar had bedrogen, pleegde enkele jaren later op precies dezelfde manier zelfmoord. Plath heeft zich vergast door haar hoofd in een oven te leggen. Maar terwijl zij eerst de kieren van de keukendeur met handdoeken had dichtgestopt om te voorkomen dat haar kinderen bedwelmd zouden raken, koos haar opvolgster er voor om het kind dat zij met Hughes had aan hetzelfde lot te onderwerpen. Ted Hughes heeft door deze gebeurtenissen volgens Janet Malcolm tien jaar op de rand van krankzinnigheid geleefd.
Sommige ervaringen zijn, schrijft Ted Hughes, ‘unspeakable’, en er kan dan ook maar het best over worden gezwegen. Het laatste dagboek van Plath is door hem vernietigd. De huiveringwekkende gevolgen van Plaths zelfmoord doen vermoeden dat hij daar goede redenen voor had. Feministen nemen hem die beslissing echter hoogst kwalijk. Zoals Hughes probeert zijn leven los te maken van dat van Plath om niet tot een sinistere hoofdrol in haar biografie gereduceerd te worden, zo zijn allerlei feministen van mening dat hij geen recht had om haar nalatenschap te censureren en willen zij haar van hem bevrijden. Er zijn herhaaldelijk pogingen ondernomen om de naam Hughes van haar grafsteen in Yorkshire te verwijderen.
Het is Ted Hughes’ bittere lot, schrijft Janet Malcolm, dat hij sinds haar dood niet aflatend achtervolgd wordt door ‘stand-ins for the Undead woman’: biografen, literaire critici, journalisten en feministen. The Undead Woman was dan ook een veel betere titel voor haar boek geweest. Janet Malcolm maakt zelf deel uit van die achtervolgers en is zich daar onbeschaamd van bewust. Ook haar boek draagt bij tot de spookachtige verbintenis tussen deze onwillige Heathcliff en zijn diabolische Catherine. Misschien heeft Sylvia Plath dat allemaal wel voorzien en was dat haar ultieme wraak.