Het bureau heeft een advertentiestop ingesteld, ‘want wij kunnen de toevloed van nieuwe klanten niet meer aan’, zegt Intercollect-medewerker A. Keizer.
Profiel van de doorsnee klant: opgelicht, soms voor tonnen het schip ingegaan. Aanpak van Intercollect: chantage en intimidatie. ‘We hebben een klant in onroerend goed die in België voor anderhalf miljoen gulden is opgelicht, nota bene met behulp van een Belgische notaris en accountant’, zegt Keizer. ‘Da’s een zaak, daar zetten wij tien man op. Dan gaan de kogelvrije vesten aan. Zulke lieden wachten wij op en die trekken wij onze auto in.’
Als dit incassobureau de vordering van schulden op zich neemt, wordt éénmaal een brief aan de schuldenaar gestuurd. Bij het uitblijven van een reactie ‘komen er mensen langs van onze buitendienst, zeg maar een soort deurwaarder. Zo nodig bezoeken we de schuldenaar op zijn werk, want dan trekken ze wit weg! Vaak mag de baas niet weten dat ze schulden hebben. Als we ze privé bezoeken, staan we met z'n tweeën om acht uur ’s avonds op de stoep. Dan is de man vaak thuis. En soms zit er een nieuwe vrouw of vriendin die niet mag weten dat haar partner vijf jaar geleden in duistere zaakjes was verwikkeld. Dat is altijd handig.’
Iemand die zegt een uitkering te hebben en zodoende zijn schulden niet kan betalen, wordt gescreend: ‘Dan gaan wij posten bij zijn huis’, zegt Keizer. ‘We volgen hem naar de plek waar-ie eventueel zwart werkt. We maken fotootjes en daar confronteren we hem mee.’ Zo staat de schuldenaar voor de keus: betalen, òf de Sociale Dienst wordt ingelicht. Keizer betitelt zijn werkterrein als een ‘onwijs goeie markt’. En eentje die nog keihard groeit ook.
‘EEN GAT IN DE markt’, zegt ook M. de Bruijn van POD Incassoburo in Oudenbosch, ‘Voor al uw oninbare incasso’s’. Dit incassobureau is een jaartje bezig, zegt De Bruijn, en het loopt storm. ‘We hebben honderden klanten, de meesten hebben alles al gehad: advocaten, deurwaarders, politie, rechters. Niets heeft geholpen.’ Dan komt een incassobureau in zicht, waarvan er naar schatting tussen de vijfhonderd en duizend zijn.
Incasso is een groeiende en lucratieve markt. In Nederland moet twaalf miljard gulden per jaar worden geïncasseerd bij wanbetalers - bijna een ton per minuut. Een deel van die koek wordt uitbesteed aan advocaten en deurwaarders - die een voorsprong hebben omdat zij direct de rechter kunnen inschakelen - maar ook aan accountants en incassobureaus. Waaronder klinkende namen als Intrum Justitia en Dun & Bradstreet en Graydon, maar ook eendagsvliegen die zich op deze laagdrempelige markt storten: wie een incassobureau wil starten, heeft geen vergunning nodig.
Waren het vroeger vooral bedrijven die hun vorderingen aan incassobureaus uitbesteedden, tegenwoordig meldt zich het nieuwe type klant: gedupeerd door een oplichter. Hoe krijgt-ie zijn geld terug, zeker wanneer zwart geld in het geding is? Dat hij zich tot een incassobureau wendt, heeft te maken met wetgeving die in het voordeel van de oplichter uitpakt, met juridische procedures die onbetaalbaar zijn en jaren kunnen duren, en met het, naar verluidt, bureaucratische optreden van de opsporende en uitvoerende instanties - instanties die stuk voor stuk beweren overbelast te zijn.
Het gaat al mis bij de aangifte van oplichting, zegt P.J. Schnellen. Hij is voorzitter van de NVI, de Nederlandse Vereniging van Incasso-Ondernemingen, waarvan de grootste incassobureaus lid zijn en die zich distantieert van harde incassopraktijken. ‘Mensen die zijn opgelicht, vangen bot bij de politie’, zegt Schnellen. ‘Daar wordt proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens krijgen ze te horen dat ze zelf maar moeten regelen dat ze hun geld terugkrijgen.’
De fraudebestrijding bij de politie is, zoals de meeste specialismen, tot vrijwel nul gereduceerd. Nederland heeft nog welgeteld twee fraudeteams, eentje in Den Haag, de ander in Amsterdam. Diverse onderzoekers hebben geconcludeerd dat de basispolitie niet deskundig is op het gebied van fraude. In jargon: de Nederlandse opsporing is niet buitgericht maar dadergericht. Wordt, bij wijze van spreken, een bende autodieven opgepakt, dan worden de auto’s doorgaans niet in beslag genomen; dat past niet in het budget of is te ingewikkeld, hoewel er sinds maart 1993 ruimere wettelijke mogelijkheden zijn om ‘wederrechtelijk verkregen vermogen’ te ontnemen. Het Openbaar Ministerie heeft als beleidslijn uitgestippeld dat elke zaakofficier jaarlijks tien ontnemingszaken aanhangig moet maken. Maar van de in 1995 nagestreefde 3400 ontnemingszaken werden er nog geen duizend gehaald. Dat blijkt uit het recente onderzoeksrapport Het vermogen te ontnemen van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie. De beleidslijn stuit op weerstand van officieren van justitie, die bovendien niet allemaal ‘over de vereiste zakelijke kwaliteiten beschikken om dit taakonderdeel tot een goed einde te brengen’, schrijven de onderzoekers.
‘SCHOP Z'N KNIESCHIJVEN stuk, gooi zijn ruiten in. Ga je gang en het mag alles kosten.’ Op zulke verzoeken gaat Roeland, die om hem moverende redenen anoniem wil blijven, niet in. ‘Geweld is mijn absolute grens’, zegt hij op een terrasje in het Amsterdamse bos. ‘Als ik tegen iemand met zes vriendjes aankijk, dan draai ik me om en loop weg. Ik heb geen zin om kogels te koppen.’ Eenmaal is er een pistool getrokken. ‘Toen ben ik lachend weggelopen.’
Roeland behoort tot het beschaafde deel van de no cure no pay-incassobureaus, de tamelijk nieuwe maar snel ontluikende loot in incassoland. De ‘incassoboy’ van eind dertig oogt allesbehalve agressief. De gewezen jeugdhulpverlener heeft een vriendelijke oogopslag en draagt een keurig pak. Naast hem staat een koffer. Op onze tafel ligt zijn mobiele telefoon, die regelmatig rinkelt. Niet zelden belt een crimineel, op wie Roeland, namens een klant, schulden tracht te vorderen. ‘Als je op crimineel vlak niks met ze te maken hebt, zijn het gewone mensen’, zegt hij. ‘Totdat je in hun winkeltje gaat opereren. Dan heb je met de wolf in de mens te maken.’
Hij werkt met de ‘directe aanpak’: ‘Ik ga niet lopen zeuren met herinneringen en aanmaningen. Ik schrijf één keer een brief om bekend te maken dat de opdracht in handen van mijn incassobureau is gegeven. Ik probeer een afspraak te maken. Als dat niet lukt, ga ik naar ze toe. Keurig in pak met mijn koffertje.’ Zijn ervaring is dat de meesten schrikken als hij op hun stoep staat, en velen dusdanig dat ze direct betalen of een regeling treffen. ‘Ik zeg altijd tegen de mensen dat het niet uitmaakt waar het geld vandaan komt. Als ze hun schulden maar betalen’, zegt Roeland, die vijf mensen in dienst heeft.
Bedrijven vormen het grootste deel van zijn klanten. Maar ook gedupeerden van oplichters melden zich vaak op zijn kantoor. Bijvoorbeeld mensen die de dupe zijn van lieden die zich van plof-bv'tjes hebben bediend: Sorry, baas is failliet en kan zijn schulden niet betalen. ‘Op zulke incasso’s spring ik als een tekkel’, zegt Roeland, die, indien nodig, voor huizen gaat posten. ‘Soms sta je uren voor jan lul te wachten.’ Hij wist eens een flat binnen te glippen door een buurvrouw aan te bieden haar boodschappen te sjouwen. Tijdrovend, jazeker. Maar hij vraagt dan ook zeker 25 procent van de te incasseren som.
Er moeten valstrikken bedacht. ‘Voor een bedrijf op Schiphol ben ik bezig met een incasso in Engeland’, illustreert Roeland. ‘Die man in Engeland zegt: “Ik heb geen bedrijfsactiviteiten, dus geen inkomsten.” Dan laat ik een ander bedrijfje bellen om een “lok-opdracht” te plaatsen, een opdracht waarbij hij moet aantonen dat hij in ieder geval over geld beschikt om een deel van de opdracht te kunnen voorfinancieren. Als hij zegt: “Ik heb zo en zoveel kapitaal en dat is daar en daar”, dan staat op hetzelfde moment een advocaat klaar om beslag te leggen.’
Roeland komt op dreef: ‘Een autohandelaar in België had auto’s van een van mijn klanten verduisterd. Die heb ik zes maanden lang tweewekelijks lastiggevallen met bezoekjes en telefoontjes. Elke vierde vrijdag van de maand zijn we samen dronken geworden in een Antwerpse kroeg’, herinnert hij zich lachend. ‘Die autohandelaar zei op een gegeven moment: “Ik ben je zo verschrikkelijk zat, laten we maar een betalingsregeling treffen.” Het gaat erom’, verduidelijkt Roeland, ‘wie de langste adem heeft. Schulden vorderen van een crimineel is een spel: wie heeft de meeste trucjes in handen en kan die met de meeste overtuiging brengen?’
Bluffen hoort erbij: ‘Ik maak gebruik van het gebrek aan juridische kennis bij de tegenpartij. Als ik tegen jou zeg: ik ga een derdenbeslag leggen, weet jij dan wat ik bedoel? Nee?’ Schaterend: ‘Zie je wel!’ En als iemand zegt dat alle goederen van een ander zijn, bluft Roeland: ‘Dat doet er niet toe. Ik ga aantonen dat jij vier van de vijf dagen van die spullen gebruik maakt, dus ik ga daar beslag op leggen. Er zijn mensen die daarin trappen.’ Nuancerend: ‘Ik blijf heel dicht in de buurt van de waarheid, in ieder geval binnen de mogelijkheden van de wet, of ik verken de grenzen.’
Oké, een enkele keer gaat het mis. ‘Ik heb goederen meegenomen die toch betaald bleken te zijn. Die heb ik gauw weer teruggebracht.’ Sindsdien waagt Roeland zich niet meer aan het meenemen van spullen, anders dan POD Incassoburo. ‘Wij stellen de spullen veilig totdat de rekening wordt betaald’, zegt medewerker M. de Bruijn. Bedoelt hij dat de spullen van de schuldenaar worden meegenomen? ‘Dat klopt’, zegt De Bruijn. ‘En het werkt! Tachtig procent gaat betalen.’ Nee, natuurlijk mag het niet. Toch komt het, zegt De Bruijn, slechts zelden voor dat de tegenpartij een advocaat inschakelt. ‘Want ze hebben veel te veel te verbergen.’
Roeland beperkt zich tot een verbaal steekspel met de oplichter. ‘Ik heb een andere ingang bij oplichters’, zegt hij. ‘Ik erken hun kwaliteiten en ga het psychologische machtsspel met ze aan om te kijken of ik net zo gehaaid kan zijn als zij. Maar dan aan de andere kant van de streep. Zoals biljarten met iemand van hetzelfde niveau en toch proberen te winnen.’ Ja, er zijn verschillen: ‘Ik denk dat oplichters één ding missen: een balans van wat binnen de menselijke omgang mag en niet mag. Ik zou mensen nooit bewust wat kunnen aandoen. Zij wel.’ Hij steekt een sigaretje op en blaast de rook peinzend voor zich uit: ‘Een incasso slaagt op het moment dat er nog ergens een héél klein beetje fatsoen in een mens aanwezig is. Als je ze daarop blijft aanspreken, krijg je het voor elkaar.’
Hij zoekt steevast naar de zwakke plek van zijn tegenpartij. ‘Als ik die gevonden heb, win ik meestal wel’, zegt hij. Zoals die zwakke plek van een fraudeur uit, opnieuw, België. (‘Dat lijkt me veiliger dan voorbeelden uit Nederland te noemen.’) De Vlaamse fraudeur richtte bedrijven op en liet zich voortdurend failliet verklaren om onder zijn crediteuren uit te komen. De man, zo ontdekte Roeland, bleek de zoon van een opperrechter in Antwerpen. ‘Dus heb ik zijn pa opgebeld’, zegt Roeland. ‘Zo van: “Ik moet uw zoon spreken, maar ik kan hem niet bereiken.” Vervolgens legde ik hem uit wat er allemaal aan de hand was.’ Twee dagen later hing de zoon van de opperrechter aan de telefoon om een betalingsregeling te treffen.‘
ELK INCASSOBUREAU vreest de civiele procedure waarmee de gedupeerde zijn gelijk probeert te halen. Bij bedragen van onder de vijfduizend gulden kan de gedupeerde zich tot de kantonrechter wenden, die nog redelijk snel vonnis kan spreken. Maar boven de vijfduizend komt het tot de rechtbank. 'En dan kan het tot sint-juttemis duren’, verzucht NVI-voorzitter Schnellen. ‘En wat heb je aan een vonnis?’ Elke incassomedewerker kan verhalen over hoe de tegenpartij je uitlacht als je met een vonnis wappert. De spullen zijn geleased, of staan op naam van iemand anders. Niet zelden is de vogel gevlogen.
A. Keizer van Intercollect: ‘Wij maken vaak mee dat zulke lieden naar het bevolkingsregister zijn gestapt met de mededeling dat ze gaan verhuizen. Naar Australië om werk te zoeken.’ De eventuele deurwaarder die spullen in beslag moet nemen, laat de zaak snel schieten, zegt Keizer die geen goed woord voor deurwaarders overheeft. Smalend: ‘Vordering oninbaar, heet het dan. En als het te ingewikkeld wordt, met allerlei bv'tjes en zo, dan zijn ze snel weg.’ Maar dan komt zijn incassobureau op de proppen. ‘Zeventig tot tachtig procent van de vorderingen die door Justitie als oninbaar is betiteld, krijgen wij nog binnen’, zegt hij.
Neemt de vrije markt het van Justitie over? Als het aan NVI-voorzitter Schnellen ligt, kan veel werk worden uitbesteed. ‘Incassobureaus zijn veel deskundiger dan de opsporingsinstanties’, zegt hij. ‘Wij hebben meer ervaring in het speurwerk; bij een incasso komt veel recherchewerk kijken.’ Incassobureaus zijn beter, meent Schnellen, ‘omdat zij er hun brood mee moeten verdienen, in tegenstelling tot de opsporingsinstanties. Die kijken op de eerste plaats naar de budgetten en hechten minder belang aan resultaat.’
IN NEDERLAND, zo werd onlangs bekend, wordt 16 procent van de misdrijven opgehelderd; een opvallend laag percentage als je dit vergelijkt met Duitsland (46 procent) of Frankrijk (31 procent). ‘Geen enkele politieman wordt weggestuurd als-ie zijn werk niet goed doet’, zegt Schnellen. ‘Bij een incassobureau zouden zulke werknemers allang ontslagen zijn.’
Nieuwe trend is de curator die bij een faillissement zijn vorderingen aan een incassobureau uitbesteedt, concludeert Schnellen vergenoegd. Maar hij is nog niet tevreden. ‘Het gebeurt nog steeds op initiatief van een incassobureau. De rechter-commissaris die een curator moet benoemen, zou daarbij automatisch aan een incassobureau kunnen denken.’
Roeland: ‘Iemand die voor Justitie werkt, moet elke stap in vijfvoud verantwoorden om te voorkomen dat-ie aan het eind van de rit zijn zaak kwijtraakt door een procedurefout. Wij zijn minder gebonden aan regeltjes.’
Alles mag en alles kan? Keizer van Intercollect: ‘Een vrouw van 72 jaar wordt opgelicht en raakt haar miljoenenbedrijf kwijt. Niks aan te doen, zegt Justitie. Wat denkt u dat wij gaan doen? Wij zoeken uit op welke school de kinderen van de oplichter zitten en waar moeders woont. Dat krijgt hij in een gezellig praatje te horen. Reken maar dat hij met geld over de brug komt.’ Eigen rechter spelen? ‘In principe wel’, zegt hij. ‘Maar wat moet die opgelichte burger dan? Er staat hier een kast achter mij vol brieven met “In naam der Koningin”. Aan een vonnis heb je niks.’
‘Zolang Justitie het laat afweten’, grinnikt zijn collega de Bruijn, ‘verdienen wij onze boterham.’