Nederland gaat stemmen over de verdere verbintenis tussen de Europese Unie en Oekraïne. Tenzij er duizenden ongeldige hand-tekeningen zitten tussen de karrenvracht aan getekende formulieren die de actiegroep GeenPeil naar de kiesraad bracht, wacht in 2016 een stembusgang.

De vraag die dan voorligt: het associatieverdrag tussen Oekraïne en de EU, moet Nederland daarmee instemmen?

Om die benodigde handtekeningen te verzamelen trok de gelegenheids-coalitie rondom de roze roeptoeter GeenStijl de trukendoos volledig open. Het resultaat was politiek die zowel haar lelijke als mooie kant toonde. Lelijk omdat de actievoerders bangmakerij niet schuwden. Ze zwaaiden met een opgeblazen doemscenario dat er zonder referendum ‘per 1 januari miljarden aan belastinggeld naar Oekraïne zouden gaan’ en presenteerden het verdrag als een onvermijdelijke opmaat naar lidmaatschap van de EU (bedenk: de EU heeft ook een associatieverdrag met Peru). Mooi was dat het debat werd verlevendigd. Politieke agitatie van onderaf dwingt iedereen om standpunten in te nemen, en die te verdedigen met argumenten.

Er klonk veel gemopper op GeenPeil. Critici vonden dat ze een ingewikkelde politieke kwestie willen laten bepalen door een stem des volks terwijl dat volk het verdrag niet heeft gelezen en de beoogde verdragspartner nauwelijks kent. Toch lopen dit soort argumenten stuk op de grondslagen van de Europese democratie. Een stem is een stem, en geen verdere vragen of die wel door voldoende kennis van zaken gestut wordt. De mening van een geneutraliseerde Oekraïner met een doctoraat Oost-Europa-studies weegt net zo zwaar als die van een toevallige passant die tegen het verdrag is omdat Oekraïne ‘ver weg’ is. Net als vrouwe justitia is de kiesraad blind. Dat kun je betreuren, maar hier geldt Winston Churchills wijsheid dat democratie de slechtste vorm van bestuur is, afgezien van alle andere (al vond de staatsman ook dat ‘een gesprek van vijf minuten met de gemiddelde kiezer’ het beste argument tegen democratie is).

Tandenknarsend of niet, gestemd zal er waarschijnlijk worden. En dat betekent werk aan de winkel. Voor GeenPeil, die haar campagne ongetwijfeld zal doorzetten om het raadgevend referendum op een ‘nee’ te laten uitdraaien. Werk aan de winkel ook voor het te vormen ja-kamp. En werk aan de winkel voor wie zich niet in een referendum wil uitspreken, maar wel wat bij te dragen heeft aan het debat. Als Nederland de verwachte volksraadpleging tot een zinvolle besteding van tijd en geld wil maken, dan slijpen alle politici, EU-kenners en Oekraïne-experts hun pennen en beklimmen ze hun zeepkist om het scenario te voorkomen dat in de geschiedenis vaak fataal uitpakte: dat van een massa die geen idee heeft wat ze doet.

Er moet wat dat betreft een hoop achterstand worden ingehaald. Zoals de slavist Sjeng Scheijen laat zien in deze editie van De Groene Amsterdammer heeft Nederland, politici incluis, bijzonder weinig begrip van het land waarmee de EU graag de banden wil aanhalen. Nu hoeft niet iedereen zoals Scheijen kleurrijk te kunnen vertellen over avant-gardekunst in Oekraïne, maar meer kennis van de duizelingwekkend complexe multiculturele geschiedenis van het land kan voor niemand kwaad. ‘Oekraïne’ wordt nu vooral strategisch ingezet, als een stootwal tegen Rusland of, zoals GeenPeil dat doet, als gelegenheid om de aanval te openen op de Europese Unie als geheel. Het enige wat tegen opportunisme helpt zijn kenners die laten zien welk land de EU binnen haar invloedssfeer wil trekken. Een feest voor de democratie wordt dit referendum pas als dat vijfminutengesprek met de kiezer getuigt van oprechte interesse in Oekraïne.