Wat het Vlaams Parlement in Brussel uitspookt is in het bestek van dit stukje niet uit te leggen. De Vlamingen in den vreemde doen in ieder geval één ding goed: in het schitterende gebouw van de voormalige posterijen is een overzichtstentoonstelling te zien van Antwerpse mode. Die mode is meer dan museumwaardig, want in de voetsporen van ‘De Zes van Antwerpen’ heeft de Antwerpse mode zich in de jaren negentig ontwikkeld tot een waar instituut dat België voorgoed op de internationale modekaart heeft gezet.
De Zes van Antwerpen is de geuzennaam van zes modeontwerpers die na hun afstuderen aan de Antwerpse modeacademie een internationale doorbraak forceerden. In 1988 presenteerden ze zich gezamenlijk op de Britse Designer Show en enkele jaren later veroverden ze ieder onder eigen naam de Parijse catwalks. De tentoonstelling in het Vlaams Parlement maakt duidelijk hoe spannend, verrassend en eigenzinnig de jonge honden waren en hoeveel invloed hun succes had op de generaties na hen. Daarnaast vertelt de expositie het verhaal van de Antwerpse modeacademie, die in 1963 werd opgericht en sinds de jaren tachtig de kweekvijver voor Belgisch modetalent is.
Het commerciële succes van de Vlaamse ontwerpers – Ann Demeulemeester en Dries van Noten, die de voorhoede van de Antwerpse zes vormen, zijn minstens even kapitaalkrachtig als Franse en Italiaanse topontwerpers – blijft in hoge mate een mysterie. Walter van Beirendoncks lichtblauwe herenkostuum (uit de collectie van 2000-2001), waarvan de jas bestaat uit zes afzonderlijke lagen in verschillende stoffen, is bijvoorbeeld nauwelijks voorstelbaar als confectie. En Dirk Bikkembergs, die geldt als de populairste Belgische ontwerper, weet op de expositie met een ensemble in groen en zwart leer wel duidelijk te maken dat mode meer kitsch dan kunst kan zijn. In de reclame voor kleding van ‘de tweede generatie’ Antwerpse helden (waaronder Raf Simons en Bernhard Wilhelm) voeren bevreemdende beelden de boventoon. Op de foto’s van de 1999-collectie van A.F. Vandevorst bijvoorbeeld liggen modellen comateus in ziekenhuisbedden.
De meest prangende vraag die in de tentoonstelling onbeantwoord blijft is of de Antwerpse Zes, of Vlaamse mode in het algemeen, kenmerkende eigenschappen delen. De Antwerpse ontwerpstijl wordt wel gekarakteriseerd als een combinatie van conceptueel en draagbaar. Maar daarin is deze stijl natuurlijk niet uniek. De ontwerpbenadering van onze eigen Viktor & Rolf en menige Japanse modeontwerper is net zo goed te beschouwen als een geslaagde verzoening van eigenwijze creativiteit en commercieel pragmatisme. Bovendien zijn de Antwerpse ontwerpers onderling nogal verschillend, zowel wat betreft hun ontwerpen als verkoopcijfers. En velen van hen werken voor grote modehuizen, zoals Jil Sander en Hermès.
De uitvoerige aandacht die de tentoonstelling geeft aan de ontwikkeling van de Antwerpse modeacademie is daarom, hoe weldoordacht en sympathiek gepresenteerd ook, eerder een storende factor dan een verhelderende bijdrage. Het centrale verhaal rond de Zes van Antwerpen en de generaties ontwerpers in hun voetsporen levert zonder alle achtergronden van hun studeerprestaties al meer dan genoeg intrigerende beelden en onweerstaanbare creaties op.
6+, Antwerpse mode in het Vlaams Parlement, Brussel, tot en met 23 juni; www.vlaamsparlement.be