Het kabinet wil minder investeren in de verpleegzorg omdat volgens ‘nieuwe contextgebonden personeelsnormen’ het door het vorige kabinet vastgelegde bedrag van 2,1 miljard euro te hoog uitpakt. Het gehannes met miljarden, door een Wob-verzoek van de Volkskrant blootgelegd, geeft een pijnlijk kijkje in de keuken van het politieke bedrijf: de macht van de onzichtbare ambtenaar versus de onmacht van de Tweede Kamer.

‘We hebben een Hugo Borst nodig’, verzuchtte een verpleger in de thuiszorg vorig jaar naar aanleiding van het kersverse regeerakkoord. Borst had in 2016 een open brief geschreven aan toenmalig vws-staatssecretaris Van Rijn over wat er allemaal mis was in het verpleeghuis van zijn demente moeder en hoe het beter kon: minder managers, meer macht aan de werkvloer, en kappen met die ddr-achtige bureaucratie. Zenuwachtig geworden door de landelijke actie en de media-aandacht trok Van Rijn op de valreep ruim twee miljard extra uit voor de verpleegzorg. Dat bedrag werd overgenomen door het nieuwe kabinet. Grote vreugde bij Borst & co, maar de thuiszorg voelde zich karig bedeeld met slechts 180 miljoen extra voor de mantelzorg. Oude, chronisch zieke mensen moeten van de overheid immers langer thuis worden verzorgd om verhuizen naar de laatste haven in een (duur) verpleeghuis zo lang mogelijk uit te stellen.

De lobby in de gezondheids- zorg kan weer beginnen

Over die zak geld voor de verpleegzorg is nu een aap uit de mouw gekomen. Door de politieke constructie had de Kamer toen geen invloed op het ruimhartige besluit van Van Rijn en heeft zij dat nu weer niet bij het terugdraaien ervan door zijn opvolger. De reden: een groot deel van de politieke zeggenschap is uitbesteed aan twee onafhankelijke ambtelijke instanties die de kwaliteitseisen en de bedragen bepalen die juridisch bindend zijn. Die route onttrok zich aan het parlement en zelfs de ambtenaren van het ministerie van vws en ook de beide onafhankelijke instanties begrepen nauwelijks hoe het systeem functioneert. Uit mails bleek bijvoorbeeld dat zij eindeloos worstelen met de opdracht van Van Rijn om via ‘een impactanalyse’ te berekenen hoeveel geld extra het ‘nieuwe kwaliteitskader’ gaat kosten of wat er bedoeld werd met de ‘minimale tijdelijke personeelsnormen’ die tot 2019 zouden gaan gelden. Zo werd heen en weer geschoven met tientallen, soms honderden miljoenen zonder te beseffen dat hun eindanalyses uiteindelijk onherroepelijk zijn.

Wat nu voor iedereen wél duidelijk is geworden: door de complexe wetgeving hebben ambtenaren meer macht over de kwaliteit en het geld in de zorg dan het parlement. Doorzettingsmacht, heet dat in ambtelijk jargon omineus.

Borst pleitte voor minder bureaucratie op de werkvloer in de zorg. Ondertussen heeft hij zijn triomf, waarvoor hij met mede-activist Carin Gaemers zelfs de Machiavelli-prijs kreeg, te danken aan onpersoonlijke molens die in opdracht van het kabinet automatisch gaan draaien. Dat kun je hem niet verwijten, zijn casus illustreert de onevenredige invloed van de BN’er en de media binnen de democratie.

En zo kan het gebeuren dat als de nieuwe contextgebonden personeelsnormen eind dit jaar doorgerekend zijn het kabinet doodleuk kan besluiten een deel van het bedrag in de zak te houden. Of boekhoudkundig door te sluizen naar de thuiszorg. De lobby in de gezondheidszorg, waar al jaren op van alles is bezuinigd, kan weer beginnen.