‘Professor, u schept een sfeer die wel heel ongelegen komt op dit moment.’ Henry Vijber verheft zijn stem. ‘Nederland is niet meer wit alleen, de helft van alle Amsterdammers is zwart. Voor die zwarte mensen is het hoog tijd dat de slavernij verwerkt gaat worden. Anders komen we niet tot een harmonieuze samenleving. Nu mogen wij eindelijk een monument gaan plaatsen, is er wat blanke bewustwording betreft een doorbraak bereikt, komt u met uw afzwakkingen. U bent een missionaris in dienst van de relativering.’
Professor Piet Emmer: ‘En u wilt de geschiedenis erger maken dan hij is. Terwijl hij al zo erg is. Het kan zijn dat het u steekt, maar de buitenstaander hecht meer geloof aan een boek waarin rationeel wordt besproken hoe het zat. Ook al komt het in uw ogen er minder erg uit, u zult het moeten accepteren. De aandacht en goodwill die u ermee kunt verdienen is belangrijker, moet u maar denken. Bovendien heb ik in mijn boek uitgebreid een slaaf aan het woord gelaten, dat gebeurt in de meeste publicaties niet.’
‘Dit is toch niet te geloven’, roept Barryl Biekman uit.
‘Eerlijk gezegd denk ik dat door die pamfletachtige literatuur opzij te zetten de zaak een stuk geloofwaardiger wordt’, gaat Emmer onverstoorbaar door.
‘Bedoelt u ook Anton de Kom met dat pamfletachtige?’ wil Biekman weten.
‘Ja, ook dat is een pamflet, een politieke hartenkreet’, zegt Emmer fier.
‘Dat is precies
’ Biekman klinkt aangeslagen. ‘Uw boek heet een essay en dat van hem is een pamflet. Dat is exact die arrogantie, dat eurocentrisme
’
Angelo La Cruz: ‘Het idee dat de ratio superieur is, is inderdaad een typisch geval van eurocentrisme.’
Professor Alex van Stipriaan: ‘Wat Emmer de wetenschap noemt is de internationale code waar wetenschappelijk werk aan moet voldoen. Dat is een traditie die in het Westen geboren is maar die internationaal is geworden. Er bestaan ook heel andere verhalen en die zijn ook wetenschappelijk, maar wel Afrikaans of Aziatisch. Dat beantwoordt niet aan de westerse codes.’
Emmer laat zich niet uit het veld slaan. ‘Er is ook emotionele literatuur over de bezettingstijd. Die oorlog was niet vrolijk in Nederland, maar in mijn schooltijd is alles zo geweldig overdreven, vooral de rol van het verzet. De feiten werden opzijgeschoven en als dat door was blijven gaan, waren we nooit tot nieuwe inzichten gekomen. Als we ons blind hadden gestaard op Anne Frank, dan hadden we nooit kunnen ontdekken dat Nederland in die tijd helemaal geen heldenrol gespeeld heeft.’
Biekman: ‘Waarom krijgt mijn dochter op school nog steeds die rare geschiedenis van Piet Heyn te leren? Een multi-etnische samenleving komt niet tot stand als we elkaar niet recht aan kunnen kijken, als we niet over slavernij kunnen praten en de invloed van zon schurk daarop. Ook voor de witte kinderen is het belangrijk om te weten dat deze periode eveneens onderdeel is van de vaderlandse geschiedenis.’
Van Stipriaan: ‘Waar het om gaat is dat het emotionele verhaal tot nog toe helemaal niet aan de orde komt. En dus krijgen we alleen dat rationele verhaal van Piet Emmer. En daar vallen veel zwarte mensen over.’
Emmer: ‘Schrijf het op en protesteer er tegen, zou ik zeggen.’
De zwarte gemeenschap is boos op Piet Emmer. In zijn boek De Nederlandse slavenhandel 1500-1850 zou hij een overdadig milde en relativerende toon aanslaan. In interviews liet de professor zich dat matigende imago aanleunen. De zwarte gemeenschap, op dit moment juist druk ijverend voor een slavernijmonument, heeft er de buik van vol. In een Leids grand café komt het op een treffen aan. Tegenover Emmer, die in Leiden bijzonder hoogleraar ‘geschiedenis van de Europese expansie, in het bijzonder in het Atlantisch gebied’ is, zit Barryl Biekman, voorzitter van de Stichting Nationaal Monument Nederlands Slavernijverleden, kortweg het Landelijk Platform Slavernij. Zij wordt geflankeerd door Henry Vijber, de directeur van het Platform, en Angelo La Cruz. Hij is van het African World Studies Institute. Naast La Cruz zit Emmers collega Alex van Stipriaan, hoogleraar geschiedenis van niet-westerse samenlevingen te Rotterdam en auteur van Surinaams contrast, een vuistdik standaardwerk over Suriname ten tijde van de slavernij.
Jan Pronk, voormalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking, legde onlangs een rechtstreeks verband tussen het slavernijverleden en de huidige achterstanden in Afrika. Een onzinnige constatering, liet Emmer weten. Wel degelijk waar, meent Barryl Biekman: ‘Natuurlijk is het zo dat ook Afrikaanse leiders debet zijn aan de huidige situatie in Afrika. Maar vooral de effecten van de slavernij hebben, met name in West-Afrika, een doorslaggevende rol gespeeld.’
Van Stipriaan gelooft dat ook. Hij haalt een stukje krant uit 1992 uit zijn tas. Hij leest voor uit een bericht over verkiezingen in Angola, waar het stemgedrag nog bepaald werd door de verhoudingen uit de tijd van de slavernij. De Angolese stam die indertijd de blanken aan slaven hielp, hoefde een paar honderd jaar later nog altijd niet op stemmen te rekenen.
Het maakt op Emmer allemaal weinig indruk: ‘Slavernij kwam ook in Azië voor. Waarom zie je die enorme achterstanden nu niet ook in Azië terug? Het was ook maar een minderheid van de slaven die door de Europeanen naar de nieuwe wereld werd gebracht. De meerderheid werd in Afrika zelf verhandeld of ging naar het Midden-Oosten.’
Biekman: ‘Pardon? Een minderheid? Zestig miljoen, meneer Emmer.’
Emmer, stoïcijns: ‘Over die getallen heb ik dus heel andere ideeën.’
Van Stipriaan: ‘Over de getallen valt niets met zekerheid te zeggen, Piet. Eind jaren zestig verscheen dat boek van Philip Curtin. Hij zei dat in de transatlantische slavenhandel zon elf miljoen Afrikanen zijn verhandeld. Heel veel discussie, niemand was het ermee eens. Een jaar of vijftien later trokken de kruitdampen wat op en nu is er in wetenschappelijke kring min of meer consensus: ongeveer twaalf miljoen Afrikanen zijn vertrokken.’
Biekman: ‘En vergeet de zwangere vrouwen niet.’
Van Stipriaan: ‘Ja, het is maar net hoe je het berekent. Ik sluit niet uit dat die cijfers over tien jaar weer anders zijn. Als je bijvoorbeeld zwangere vrouwen meerekent, dan heb je het over cijfers die aangeven wat er in potentie mogelijk was geweest. Misschien dat we dat in de toekomst ook in de berekeningen meenemen. Ik denk dat het uiteindelijk wel op twintig miljoen uit kan komen.’
Emmer: ‘Maar de huidige stand van het onderzoek zegt tien tot twaalf miljoen.’
Van Stipriaan: ‘We kunnen dat hele numbers debate overdoen, maar het gaat natuurlijk niet om de nummers. Het gaat om wat die nummers teweeg hebben gebracht. Of het er nou vijftien of twintig miljoen zijn
’
Biekman: ‘Ieder leven is belangrijk.’
Emmer: ‘Dan zijn we het daar over eens. Overigens waren het de in Europa woonachtige Europeanen die de slavenhandel wilden afschaffen. Zij wilden er over de hele wereld een eind aan maken. Dus ook ín Afrika en ook in het Midden-Oosten. Het was alleen wel belangrijk om argumenten te verzinnen om zon afschaffing te rechtvaardigen. Een van de argumenten die toen bedacht werden was dat door onze slavenhandel hele landen vervormd dreigden te raken. Maar dat argument is, naar nu blijkt, historisch onjuist. Als je naar de hoeveelheden kijkt en naar het feit dat slavernij al lang bestond voordat de Europeanen daar aan de kust verschenen, en dat die zelfs is doorgegaan nadat de Europeanen ermee waren opgehouden, dan zie ik op dit ogenblik geen wetenschappelijke argumenten om de slavenhandel voor de huidige economische positie van Afrika in de wereld eerste verantwoordelijkheid toe te kennen.’
La Cruz: ‘Laat me niet lachen. Europeanen als initiators van de afschaffing van de slavernij? Alsof de Afrikanen op het continent of in de Amerikas zaten te wachten tot de Europeaan het idee kreeg om zon mensonwaardig systeem af te schaffen! Er waren op de plantages vele revoluties en opstanden.’
Biekman: ‘Meneer Emmer, u moet het probleem niet bagatelliseren. Wat dacht u van de sociale gevolgen? Als u racisme wilt begrijpen, moet u begrijpen waar het racistische systeem vandaan komt. Als u het slavernijsysteem kent, dan weet u dat daar inferioriteit moest bestaan om dat te kunnen doen.’
Van Stipriaan: ‘Om terug te komen op dat stukje over Angola, dit gaat over mensen die hun gedrag laten bepalen door angst. Die dus selecties maken, keuzen maken in hun leven op basis van angst die dus van generatie op generatie is overgedragen. Dat is niet economisch te meten, het is wel de realiteit. En als je dat doortrekt naar de samenleving nu en ik hoor mensen zeggen: ik kan mij niet voldoende ontplooien en volgens mij heeft dat te maken met mijn slavernijverleden, dan denk ik dat je dat heel erg serieus moet nemen. Juist omdat het niet meetbaar is. Het is zo makkelijk om alleen naar economische ontwikkelingen of naar de cijfers te kijken. Je moet beseffen dat bij deze kwestie ook de psychologische erfenis zwaar weegt.’
Emmer: ‘Essentieel is en blijft dat er slavernij was en wat de heer Pronk zegt is dat die Afrikaanse slavernij Afrika achterop heeft geholpen. Dat zou dan ook voor Azië moeten gelden, ik zie dat niet.’
Op de Leidse cafétafel hopen zich naast het sober vormgegeven boek van Emmer tientallen kleurig vormgegeven studies op die de zwarte kant van de slavernijgeschiedenis willen belichten. Welhaast ten overvloede trekt mevrouw Biekman ook nog eens The Black Holocaust for Beginners en Slavery, the African American Psychic Trauma tevoorschijn. Gebarend naar Emmer steekt Vijber een van de werkjes enthousiast de lucht in, waarbij hij bijkans zijn bier omstoot.
La Cruz: ‘Als je dit hele proces van black holocaust vanuit westers wetenschappelijk oogpunt bekijkt, dan word je haast gedwongen koud en afstandelijk te zijn. Dat het anders kan, bewijst Walter Rodney met zijn boek How Europe underdeveloped Africa. Daarin geeft hij een voorbeeld van de populatiegroei tussen Europa, Azië en Afrika. Je ziet over een vrij lange periode dat de bevolkingsgroei in Afrika bleef steken, terwijl andere groepen bleven groeien. Het waren geen oude mensen die naar de koloniën ontvoerd werden om daar te gaan werken, nee. Het waren sterke jonge mannen en vrouwen die gestolen werden. Zelfs intellectuelen werden ontvoerd. Ze waren de productieve krachten
’
Biekman: ‘Onze kennis van de toekomst is verloren gegaan.’
Emmer: ‘Daar zie ik werkelijk niets in. Dat hele debat is achterhaald. Dat boek van Rodney is een pamflet, geen wetenschappelijke studie.’
Vijber: ‘Maar uw boek is ook geen wetenschappelijke studie. U zei dat het een essay was. We kunnen uw boek op dezelfde manier benaderen als dat van Rodney.’
Emmer: ‘Dat is onzin. Het is absoluut niet nodig om het te overdrijven. Je hoeft de zaken niet voor te stellen zoals Rodney ze voorstelt. Het is erg genoeg ook als je je verstand laat werken. En dat heb ik geprobeerd. Dat het juist productieve krachten waren die vertrokken, is helemaal niet uniek. In alle migraties gebeurt dat. Kijk je naar de periode tussen 1500 en 1900, waarin die Atlantische slavenhandel plaatsvond, dan zijn er veel meer mensen precies in dezelfde leeftijdscategorie weggegaan uit Europa, zonder dat wij in Europa klagen over het feit dat we productiekrachten kwijtraakten.’
La Cruz: ‘Je kunt dit toch niet zomaar vergelijken met gewone, natuurlijke migratie? Dit is onnatuurlijke migratie. Het is gewoon het stelen van mensen die een beschaving in stand zouden moeten houden.’
Emmer: ‘Het zijn vooral ook de Afrikanen zelf die mensen gestolen hebben.’
Vijber: ‘Stelselmatig keert dat gedachtegoed ook in uw boek terug. Niet de Europeanen maar de Afrikanen zelf hebben het gedaan. Zo worden de opmerkingen die u in de pers heeft gemaakt ook geïnterpreteerd. U zegt: denk eraan mensen, al die zwartjes praten nu wel over slavernij, maar het zijn de Afrikanen zelf die slaven hebben gekocht. Zo kan ik ook de analogie maken: het nationaal-socialisme was niet zo erg, want het zijn de Nederlanders die gecollaboreerd hebben.’
Van Stipriaan: ‘Daar heeft Vijber een punt. Want natuurlijk, er zíjn Afrikanen betrokken geweest bij de slavenhandel. Maar de wijze waarop het gezegd wordt en de context waarin het gezegd wordt, heeft een ondertoon van: en daarom was het minder erg. Piet, in alle interviews die ik met jou heb gelezen beweer je dat je het in de context moet zien, want alle landen deden het.’
Emmer: ‘Inderdaad, slavernij is iets gewoons. Daar hoeven wij ons helemaal niet voor te schamen. Wat we moeten proberen uit te leggen is waarom er in West-Europa na 1450 geen slavernij meer was, maar elders in de wereld nog wel. Ik zou de stelling aandurven dat West-Europa mét slavernij nog rijker was geworden en economisch harder was gegroeid dan zonder slavernij.’
Van Stipriaan: ‘Dat is allemaal achteraf.’
Emmer: ‘Maar dit zijn wel de vragen die mij interesseren. Als u een ander boek wilt schrijven. moet u dat vooral doen.’
La Cruz: ‘Het is de arrogante manier van denken van westerse wetenschappers. Bedenk wel dat veel uitspraken vanuit de westerse wetenschappelijke wereld politieke beleidsgevolgen hebben.’
Emmer: ‘Het zou kunnen zijn dat als je zwart bent je andere dingen in de geschiedenis ziet dan wanneer je wit bent. Dat geef ik graag toe. Ik wil daar echter niet over spreken. Als de onderzoeker niet kan worden ingewisseld vindt er een soort geschiedschrijving plaats waar ik geen deel aan wil hebben. Of de onderzoeker nu zwart of wit is, je hebt bronnen en je probeert een zo goed mogelijk objectief beeld te geven. Ik begrijp dat er een andere geschiedschrijving bestaat, maar die wil ik er niet bij betrekken.’
Biekman: ‘U bent toch professor?’
Emmer: ‘Vandaar dat ik zeg wat ik zeg.’
Van Stipriaan: ‘Dat vind ik nou heel ouderwets, anno 2000, zon standpunt.’
Emmer: ‘Ik vind het belangrijk dat als water bij honderd graden kookt, of iemand nou blank is of zwart, dat iemand ziet dat het bij honderd graden kookt.’
Van Stipriaan: ‘Kom nou toch, Piet. Er zijn al twintig jaar discussies over objectiviteit en neutraliteit in de geschiedwetenschap.’
Emmer: ‘Ik geloof best dat de wetenschap niet volkomen van subjectiviteit vrij is, maar je moet absoluut streven naar objectiviteit. Dat heb ik gedaan.’
Van Stipriaan: ‘Maar je kunt toch niet ontkennen dat de persoon Emmer, een witte, mannelijke wetenschapper van in de vijftig, geboren in Nederland, niet ook meeweegt. Natuurlijk maakt dat uit, zeker op een onderwerp als dit. Laten we het erover eens zijn: een harde waarheid bestaat hier niet.’
Emmer: ‘Maar dat is weer iets anders dan of je zwart of wit bent.’
Van Stipriaan: ‘Maar deze discussie wordt duidelijk door zwarte mensen aangekaart.’
Emmer: ‘Nee! Als ik kijk naar mijn literatuurlijst, dan is negentig procent van de auteurs niet zwart.’
Biekman: ‘Dat is geen zegen hoor, meneer Emmer. En inderdaad, de boeken die ik lees kan ik hier aan de universiteit niet krijgen. Niet alleen Rodney ontbreekt, vele auteurs ontbreken.’
La Cruz: ‘Hier wreekt zich een westerse manier van denken en een afrocentrische. En de professor wil niets met die andere kijk te maken hebben.’
Emmer: ‘Ik heb alleen geen interesse in publicaties en meningen die niet objectief proberen te zijn.’
La Cruz: ‘Dat wil ik ook, dat is toch duidelijk? Maar als we nou kijken naar de filosofen en intellectuelen die tijdens de slavernijperiode begonnen te denken over afschaffen of niet en hoe moreel de slavernij is hoe kunnen we kijken naar de opstand in Haïti, de opstand in Suriname, op Curaçao
’
Emmer: ‘Mijn argument in mijn boek is dat behalve de slavenopstand in Haïti de slavenopstanden niet tot slavenbevrijding hebben bijgedragen, maar dat de beslissing om er een einde aan te maken in de hoofdsteden in Europa is genomen. Nogmaals, ik denk dat het fundamenteel nadenken over slavernij echt iets westers is. En de slavenopstanden hebben daar niet toe bijgedragen.’
Vijber: ‘Wat is eigenlijk uw missie, professor Emmer? U zegt: als witte mensen schrijven is het objectief en als het komt van zwarten dan deugt het niet.’
Emmer: ‘Nee, nee, nee. Er zijn een aantal mensen die over slavernij schrijven, zwart of wit, dat doet niet ter zake. Die proberen naar de huidige stand en denkwereld tot geschiedschrijving over dit onderwerp te komen. Daarnaast is er een niet-objectiverende geschiedschrijving. Misschien van blanke, zwarte of voor mijn part gele mensen. Ik ben maar geïnteresseerd, mijn leven is kort, in één ding. De geschiedschrijving van wie objectiverend probeert het probleem te benaderen.’
Van Stipriaan: ‘Waar ik echt grote moeite mee heb is het louter benadrukken van die objectiviteit. Met name in de publiciteit leg je er niet-objectieve boodschappen in. Je verwijst voortdurend naar de achterstandspositie van zwarte Amerikanen en zwarte Nederlanders, die volgens jou geen verband houdt met het verleden. Dus heb je wel een boodschap en wil je ook wel iets zeggen met die slavernijgeschiedenis. Dat is geen objectieve houding. Zeg dus wat je doel is en je houding.’
Emmer: ‘Mijn doel is om naar de laatste stand van zaken een verhaal over de slavenhandel te schrijven.’
Vijber: ‘Wij willen net als u dat er meer bekend wordt over het slavernijverleden. Maar er zijn zaken waarover wij fundamenteel met u van mening blijven verschillen. Laat ik één ding benadrukken. Als wij in dit land gezamenlijk willen komen tot een nationaal instituut met een educatieve functie, is het belangrijk dat de hele slavernijgeschiedenis ook vanuit een ander perspectief belicht wordt. Niet alleen vanuit het superieur westerse perspectief zoals Emmer dat doet. Hij moet leren kijken naar die andere kant.’
Emmer: ‘Het streven naar objectiviteit, gut, dat zit in mij. Misschien dat anderen dat anders zien, maar ik blijf van mening dat die houding het debat vergemakkelijkt. Er zullen altijd twistpunten blijven. En misschien als er zon instituut zou komen, met geld voor onderzoek, misschien dat het eerste product dan een ander boek over de slavenhandel zou zijn. Als u drie of vier punten wilt hebben waarvan ik zeg: als daar nog iemand naar zou willen kijken komt hij waarschijnlijk met een ander verhaal, dan kan ik die onduidelijke punten zo noemen. Terwijl, ik heb die punten zo objectief en wetenschappelijk mogelijk proberen te onderzoeken. Maar ik kan me heel goed voorstellen, bijvoorbeeld wat die impact op Afrika betreft, dat daar over gediscussieerd kan worden. Het zou best kunnen dat je dan, hoewel veel collegas in het buitenland het met mij eens zijn, misschien een ander beeld krijgt.’
Dat er dringend behoefte is aan een serieuze discussie over het slavernijverleden waagt haast niemand meer te betwijfelen. Een multi-etnische samenleving schreeuwt daar nu eenmaal om, benadrukken ook de vertegenwoordigers van het Platform. De boodschap is inmiddels doorgedrongen tot minister van Integratie- en Grotestedenbeleid Roger van Boxtel, die geld heeft uitgetrokken voor een monument. Een monument alleen is niet afdoende. Ook een onderzoeksinstituut dat zich op de gewraakte periode en het Nederlandse aandeel daarin richt, dient ten spoedigste te verrijzen. Tevens wordt de roep om herziening van de vaderlandse geschiedenis luider. Anton de Koms aanklacht Wij slaven van Suriname zou verplichte kost moeten worden en in klaslokalen zouden kinderen liever ‘Piet Heyn, zijn naam is vilein’ uit het hoofd leren. Het verwijt aan Emmer is dat de discussie door de relativeringen in zijn boek in de kiem wordt gesmoord. Het viel toch allemaal wel mee met die Nederlandse slavenhandel? zo laat Emmer niet alleen in zijn boek maar vooral ook in interviews doorschemeren.
Hoewel de vergelijking tussen de mensenhandel en de holocaust naar zijn idee ‘bepaald mank’ gaat, stipt Emmer in zijn boek de pogingen van Martin Luther King aan om met de term ‘black holocaust’ meer begrip te kweken voor de Amerikaanse nazaten van de slaven. De joodse Amerikanen werden ook nog altijd ontzien, redeneerde de zwarte dominee-revolutionair. Het is volgens Emmer juist de richting die we in Nederland niet uit zouden moeten gaan.
Emmer: ‘Het is alletwee vreselijk, de holocaust en de slavernij. Heel oppervlakkig gezien valt de vergelijking ook nog wel te maken: je werd getransporteerd en afgescheiden. Het verschil is dat het tijdens het transport voor de Duitsers voordelig was zoveel mogelijk joden te laten overlijden, racistische winst noem ik dat in mijn boek. Voor de slavenhandelaars geldt dat niet: die vingen veel geld voor levende slaven, niet voor dode. Ze moesten tijdens de overvaart blijven leven.’
Vijber: ‘Het belang van de nazis was zoveel mogelijk mensen lichamelijk dood te maken. De slaven moesten geestelijk doodgemaakt worden. Hun verleden moesten ze kwijtraken, hun naam moesten ze inleveren: ze werden gedepersonifieerd. Bij wet gedegradeerd tot ding. Je kon maar beter doodgemaakt worden.’
Emmer: ‘Toch zag je dat die mensen die zon vreselijk traumatische ervaring hadden meegemaakt erin slaagden overzee een eigen cultuur op te bouwen, zich te arrangeren, een eigen economie te scheppen.’
‘Ja natuurlijk, ze moesten wel’, roept Biekman geëmotioneerd uit.
Op een en dezelfde golflengte wil het gesprek niet komen. Piet Emmer lijkt een gezworen vijand van de woordvoerders van het Platform geworden. Alex van Stipriaan zit wat meer op hun lijn, zegt Henry Vijber. Maar Van Stipriaan is dan ook ‘bevrijd van Europese arrogantie’. Overeenstemming is er wel over het feit dat er ter herinnering aan de slavernij een monument moet komen, dat is in ieder geval iets. Al laat Emmer niet na te benadrukken dat een monument eigenlijk een wat negentiende-eeuws concept is. ‘Er zijn ook andere manieren om bepaalde onderwerpen bij een groot publiek onder de aandacht te brengen eigenlijk veel betere manieren dan een monument. Ik vind een boek, geschreven naar de laatste stand van het historisch onderzoek, eigenlijk beter dan een monument. Het ís al een soort monument.’
Henry Vijber: ‘U bent het met ons eens dat de slavenhandel een zwarte pagina in de geschiedenis is, die maar matig is belicht in de Nederlandse samenleving. U gaat ermee akkoord dat er meer op dit gebied gedaan moet worden en ook dat er een monument moet komen, al kan dat ook een boek zijn. Dus ergens komt u een beetje in onze richting.’
Emmer: ‘Als uw monument er komt, raad ik u in ieder geval aan een stevige constructie te bouwen. De Nederlanders hebben veel ervaring met oorlogsmonumenten die regelmatig vernield worden. Zorg er dus voor dat het vandaalbestendig is.’
Na een verzoenend heffen van glazen constateert Barryl Biekman dat het pas de eerste keer is dat mensen van de belangengroep en een autochtone autoriteit als professor Emmer rond een en dezelfde tafel zitten. ‘Laten we alleen om die reden al als vrienden uit elkaar gaan’, zegt ze. En warempel, ook Emmer knikt instemmend.