‘WE WETEN NIET wat we niet weten’, sprak Donald Rumsfeld in een bijna wittgensteinsiaanse tautologie in de aanloop van de Amerikaanse invasie in Irak. Hij probeerde zich alvast in te dekken tegen geruchten dat niet alle feiten boven tafel waren over de vermeende Iraakse massavernietigingswapens. De media konden hun lol op, het was immers de zoveelste rare uitspraak van een regering die toch al bekendstond om haar povere verbale talenten. Rumsfeld bedoelde dat als je weet dat A tot en met C aanwezig zijn, en je weet wat A en C behelzen, dat je dan ook weet dat je niet weet wat B is. Maar wat nu als er ineens ook een D blijkt te zijn? En een E?
Of in de toenmalige context: hoe kun je zeggen dat je zeker weet dat je alle wapenopslagplaatsen gecontroleerd hebt, als je niet kunt weten of je alle wapenopslagplaatsen überhaupt kent?
Tot zo ver de linguïstische gymnastiek. Toch is het een uitspraak om in gedachten te houden: wie zegt dat hij alles weet van internationale betrekkingen is gek of arrogant, of allebei. Het onderwerp is te complex om altijd te denken dat je alle losse eindjes in de gaten hebt.
Op geen enkel land is dit adagium zo goed van toepassing als op Noord-Korea, een rood vraagteken op onze wereldkaart, een land dat uitpuilt van de ‘unknown unknowns’. Het lemma ‘Noord-Korea’ heeft in het CIA World Factbook, een van de betere bronnen voor sociaal-demografische gegevens, met afstand de meeste kanttekeningen dat bepaalde gegevens onbeschikbaar zijn, of dat er niet meer dan een ruwe schatting gegeven kan worden. Zo wordt het aantal politieke gevangenen geschat tussen de 50.000 en 250.000; het aantal slachtoffers van de hongersnoden van de laatste vijftien jaar varieert in schattingen tussen enkele honderdduizenden en enkele miljoenen.
Daar komt nog eens bij dat Kim Jong-ils pet geen twee weken dezelfde kant op staat. Vorige maand speelde het New York Philharmonic Orchestra in Pyongyang Gershwins An American in Paris, gevolgd door een Koreaanse volkshymne. Het emotionele publiek gaf een minutenlange staande ovatie en de volgende dag loofde de staatskrant het talent van de Amerikaanse dirigent. Het zou een nieuwe variant zijn op Kissingers pingpongdiplomatie, schreven de opiniemakers: detente door dirigenten. Deze week is er weinig meer over van die detente. Na opmerkingen over mensenrechten van de nieuwe, conservatieve regering van het buurland gooide Noord-Korea een dozijn Zuid-Koreaanse ambtenaren het land uit en maakte Pyongyang zich nog eens hard voor haar recht op kernwapens.

Wat te doen met zulke variabelen? Precies de afwezigheid van concrete gegevens, in combinatie met de wispelturigheid van het regime, geeft bestaansrecht aan allerlei militaire, strategische of economische denktanks die zich specialiseren in het schetsen van toekomstscenario’s voor Noord-Korea. Het is van vitaal belang; niet alleen hebben de Verenigde Staten duizenden troepen aan de grens tussen Noord- en Zuid-Korea, de opening van de Koreaanse markt en de herverdeling van de bewapening zullen het strategisch overwicht in Azië definitief veranderen. Vanuit de westerse wereld is er dan ook al jaren een death watch op het regime in Pyongyang, waarbij elke zoveel jaar experts voorspellen dat nu echt de laatste dagen geteld zijn. Dat valt steevast tegen; sinds de dood van Kim Il Sung in 1994 is het land geïsoleerd en uitgehongerd, maar zicht op een interne regime change is er niet.
Toch is er onder denktanks een zekere consensus over de houdbaarheid van het regime. Academische studies noemen doorgaans zeven stadia van instorting: het sterk verminderen van grondstoffen en levensmiddelen; als gevolg daarvan de verzwakking van de sociale en fysieke infrastructuur; als gevolg daarvan de verzwakking van centraal gezag en de opkomst van regionale apparatsjiks of warlords; centraal optreden tegen deze regionale krachten; weerstand van de bevolking tegen de centrale machten ten gunste van de regionale; het verlies van de centrale macht; de formatie van een nieuw nationaal leiderschap.
Volgens Noord-Korea-kenners – voorzover die überhaupt bestaan – zit het land tussen fase drie en vier in en is de ineenstorting in feite al begonnen. De vraag is nu hoe lang die weg is. Vorige week kwam het aan het Amerikaanse ministerie van Defensie gelieerde Strategic Studies Institute met drie scenario’s voor de toekomst van het land, mocht het Kim-regime vallen.

Scenario één: suspended animation. In dit geval verdwijnt Kim Jong-il – vermoord, hartaanval, iets in die trant – maar blijft het dagelijks bestuur intact. Met het wegvallen van de Leider, die een goddelijke status heeft, verdwijnt het bovenste segment van de bestuurselite. Kim Jong-il is een zelfverklaarde playboy en heeft her en der wat kinderen rondlopen, maar die zijn te jong en niet-ingevoerd in het systeem om de regering over te nemen (met zijn oudste zoon, uit 1971, zou hij gebrouilleerd zijn). Het resterende bestuur zal de status-quo handhaven, de VS en Zuid-Korea op afstand houden, China bevriend houden en geen hervormingen doorvoeren. Alles blijft voorlopig hetzelfde.
Het tweede scenario, soft landing, is het meest rooskleurig. In dit geval neemt Noord-Korea een voorbeeld aan China, zoals dat zich de laatste decennia heeft gemanifesteerd. Na het verdwijnen van Kim zal de economie zich langzaam hervormen, zowel van bovenaf als van onderaf. Van bovenaf door Kims opvolger die het talent mist om China tegen het Westen uit te spelen om zo hulpbevoorrading te garanderen, en die dus genoodzaakt is buitenlandse hulp te aanvaarden. Van onderaf door boeren die zich onttrekken aan de regulering van de centrale overheid, omdat productie op eigen initiatief effectiever is. Doordat de markt zich zo opent komen er meer investeerders uit het buitenland, waardoor de economie verder aantrekt, waardoor, zo is de prognose, het volk meer persoonlijke vrijheden kent.
Het derde scenario is het doemscenario, crash landing. In dit geval verdwijnt Kim van het toneel en wordt zijn plek ingenomen door trigger happy generaals die zo overtuigd zijn van hun superioriteit dat ze een aanval op Zuid-Korea wagen. Dit kan een massale invasie zijn, in de hoop dat het hele schiereiland veroverd wordt voordat de Verenigde Staten versterkingen kunnen sturen. Dit is levensgevaarlijk; als de tienduizenden Amerikaanse soldaten in en rond Seoul over de kling worden gejaagd zal het Witte Huis zeker kernwapens inzetten. Waarschijnlijker is dat er een barrage op Seoul plaatsvindt: de dertienduizend stuks artillerie in het grensgebied schieten in een uur meer dan driehonderdduizend granaten af op de Zuid-Koreaanse hoofdstad, waar zo’n 23 miljoen mensen wonen, en stoppen vervolgens. Wat doet de internationale gemeenschap?
Geshockeerd door het gruwelijke geweld en bezorgd over de dreiging van een nieuwe Korea-oorlog – en deze keer met kernwapens – kan China in een spoedzitting van de Verenigde Naties een wapenstilstand bewerkstelligen. Noord-Korea belooft mee te werken met denuclearisatie en ontwapening in ruil voor olie en voedsel, een prijs die het Westen bereid is te betalen voor het stoppen van een massaoorlog.

Uiteindelijk zijn scenario’s slechts gedrukt papier, ze komen pas tot leven als de acteurs zich ernaar gaan gedragen. En zijn die scenario’s sowieso plausibel? De denktanks menen van wel, maar er zijn kanttekeningen. Zo is het eerste scenario eigenlijk geen echt scenario. Het is een tussenperiode die of naar een soft of naar een crash landing zal evolueren. In die zin is het opmerkelijk dat suspended animation nu net het doel is van alle betrokken spelers.
Voor China, dat zich niet echt bekommert om een buurvolk dat naar verluidt boomschors eet om niet uit te hongeren, is een status-quo prima. Doordat het als enige regionale macht veel handelt met en daardoor invloed heeft op Pyongyang kan China zijn band met Noord-Korea gebruiken als onderhandelingsmiddel op tal van andere gebieden. Ook Japan heeft niets aan een bevrijd Noord-Korea, met een vrije markt; nog steeds wordt Japan hartgrondig veracht op het Koreaanse schiereiland, een erfenis van de oorlogsmisdaden tijdens de Tweede Wereldoorlog (waarvoor Tokio nooit formeel excuses heeft aangeboden). Als de Koreaanse markt zich zou openen, zou Japan enorme regionale investeringen mislopen en een economische klap incasseren.
Hoewel in weinig landen zo stelselmatig mensenrechten worden geschonden als in Noord-Korea zijn ook de handen van de Verenigde Staten gebonden. Allereerst is de Japanse economie van vitaal belang voor de VS. Al jaren wordt de Amerikaanse valutakoers kunstmatig hoog gehouden door Japanse investeerders die massaal dollars opkopen om te voorkomen dat hun vermogen in de VS keldert. De VS kunnen zich dus, in het geval van een soft landing, niet distantiëren van Japan. In het geval van een crash landing zouden de VS op de drempel staan van een oorlog die ze, met de Irakoorlog nog niet achter zich, gewoonweg niet kunnen betalen.
En dus streeft ook Washington naar suspended animation. Ondanks de nodige aangezwollen retoriek, vooral bedoeld om de binnenlandse haviken tevreden te stellen, zijn de betrekkingen tussen de VS en Noord-Korea onder Bush verbeterd (daarmee is Noord-Korea een redelijk unicum). In december schreef Bush een formele brief aan zijn Noord-Koreaanse ambtgenoot. Een paar jaar terug omschreef Bush hem nog als ‘een pygmee’ die zich gedroeg als ‘een verwend kind aan de eettafel’, maar met de geleidelijke successen van het zeslandenoverleg over de denuclearisatie van het land wilde Bush een meer cordiale toon aanslaan. ‘Dear Mr. Chairman’, begon hij, om daarna weliswaar aan te dringen op het staken van nucleaire ambities, maar vooral ook de gedeelde belangen van de landen te benadrukken.
En zo zoekt niet één mogendheid de confrontatie met de meest prominente schurkenstaat van Azië. Papier blijft papier. De voedselhulp blijft binnenstromen en de buiken van de elite blijven gevuld. Met alle unknown unknowns kiezen de betrokken spelers ervoor om niet te kiezen, dingen te laten zoals ze zijn en af te wachten totdat de volgende expert de val van het regime durft te voorspellen. Après nous le déluge.