
Een depressieve witte man van een zekere leeftijd gaat zich in een Amsterdams hotel te buiten aan seks met jonge vrouwen. Op zijn voorstel laat hij zich daarbij filmen door een controversieel kunstenaarscollectief. Het eindresultaat zal op YouTube worden gezet.
Het zou zomaar een scène kunnen zijn uit een roman van Michel Houellebecq. Al sinds zijn debuut, De wereld als markt en strijd, in 1994, bedient de Franse bestsellerschrijver zich van morsige en naar seks hunkerende stumperds, op drift geraakt in een door nietsontziend neoliberalisme gestructureerde wereld.
Alleen, in dit specifieke geval is de man in kwestie geen fictief personage, maar de 67-jarige Houellebecq zélf.
In Frankrijk werd eind januari eerst met ongeloof en vervolgens met besmuikt gelach gereageerd op berichten dat ’s lands beroemdste schrijver op zou treden in een ‘pornofilm’ van het Nederlandse kunstenaarscollectief kirac (‘Keeping It Real Art Crititcs’). De begeleidende trailer liet veel aan de verbeelding over, maar toch ook weer niet alles. Te zien was een halfnaakte Houellebecq in de armen van een jonge vrouw.
Een andere scène toont Houellebecqs eigen vrouw, Qianyun Lysis Li, op de achterbank van een Amsterdamse taxi. Ondertussen maakt een voice-over gewag van een gecancelde ‘honeytrip’ naar Marokko, en van Lysis Li, die ‘vanuit Parijs een maand bezig was geweest om de prostitueés alvast te regelen’. kirac bood uitkomst. In Amsterdam waren genoeg meisjes te vinden die ‘uit nieuwsgierigheid met de beroemde schrijver naar bed zouden gaan’.
Welke duivel was er in Houellebecq gevaren? In Frankrijk zijn ze wel het een en ander van hem gewend. Bovendien heeft hij vaker in films gespeeld. Hierin ensceneerde hij zijn eigen ontvoering; onderging hij samen met acteur Gerard Depardieu zoutwatertherapie, hees hij zich in wielertenue en trad hij op met rocklegende Iggy Pop. In een seksscène was hij niet eerder te zien geweest. In talkshows werd er lacherig over gedaan; Houellebecqs vriend, sterfilosoof Bernard-Henri Lévy, bemoeide zich ermee.
En toen was er ineens een advocatenbrief waarin gesteld werd dat de privé-sfeer van het echtpaar Houellebecq was geschonden. Er volgde een kort geding, waarbij de Franse rechter zich onbevoegd verklaarde, en opnieuw een kort geding, nu in Amsterdam, dat op dinsdag 14 maart plaatsvond. Houellebecq maakte er een groot punt van dat in de trailer wordt gezegd dat zijn vrouw ‘een maand’ bezig was met het regelen van sekswerkers.
‘Dat doe je geen maand van tevoren’, mopperde hij afgelopen week op de Duitse radio, ‘zoiets regel je op de dag zelf.’
Van Houellebecq is bekend dat hij enorm dwars kan liggen als het gaat om feitelijkheden uit zijn privé-leven. Zo lag hij ooit eens in de clinch met een journaliste van Le Monde, toen die vrienden van hem benaderde om mee te werken aan een zesdelig zomerprofiel (het fraaie Les six vies de Michel Houellebecq). Ook dat werd een proces, dat Houellebecq verloor.
Houellebecqs motivatie om in een seksscène mee te spelen blijft onduidelijk. Aanvankelijk zou hij afgelopen najaar op verzoek van kirac een lint doorknippen ter ere van zijn oeuvre. Om erachter te komen wat het collectief zoal deed, bekeken Houellebecq en zijn vrouw Honeypot, een eerdere kirac-film, eveneens met expliciete seksscènes – ditmaal met de conservatieve opiniemaker Sid Lukassen voor de camera. ‘Ik wil hem in een pornofilm’, zal Lysis Li op 1 november 2022 voor een draaiende camera zeggen. ‘Dat is beter dan een lint doorknippen. Porno is altijd een goed idee. Ik wil dat hij niet langer depressief is en dat hij hoop hervindt, al was het maar voor een moment.’
De film zou eigenlijk op 14 maart uitkomen, maar is uitgesteld. Alle gedoe en de media-aandacht die dat oplevert zal Houellebecq niet onwelkom zijn, want het plaatst een andere rel waar hij het onderwerp van is naar de achtergrond. In het door de uiterst linkse popfilosoof en veelschrijver Michel Onfray opgerichte tijdschrift Front Populaire waarschuwde Houellebecq eind vorig jaar voor een burgeroorlog van immigranten tegen witte Fransen, zei hij dat moslims die de wet niet naleefden beter konden vertrekken en verbaasde hij zich over degenen die meenden dat de Grand Remplacement een theorie was. Deze notie, waarbij de oorspronkelijke witte Europese bevolking wordt ‘vervangen’ door immigranten uit Afrika en/of de islamitische wereld, groeide in een paar jaar tijd uit tot een geloofsartikel van radicaal-rechtse partijen overal ter wereld. Volgens Houellebecq geen theorie, maar ‘een feit’.
Onder dreiging van een proces vanuit de Grote Moskee van Parijs haalde Houellebecq de scherpste kantjes van zijn uitspraken af. Maar ze zijn nog steeds welkome munitie voor diegenen die stellen dat Houellebecq is overgegaan naar de dark side van identitair en katholiek rechts, een trend die zou zijn ingezet na de islamitisch geïnspireerde aanslagen van 2015, eerst die op het weekblad Charlie Hebdo, waarbij een van Houellebecqs beste vrienden omkwam, en later die op danstempel Bataclan en omliggende cafés. Is er inderdaad sprake van een ontsporing? Is Houellebecq geradicaliseerd?
Deze week verschijnt de lang verwachte vertaling van Anéantir – Vernietigen in het Nederlands – Houellebecqs laatst verschenen roman, met ruim zevenhonderd pagina’s veruit de dikste tot nu toe. Het verhaal draait om Paul Raison, werkzaam als topambtenaar bij het Franse ministerie van Financiën. Hij leeft in vreedzame co-existentie met zijn vrouw Prudence, zelf ook topambtenaar, in een koophuis met zicht op Parc de Bercy – op een steenworp van het ministerie. Hun huwelijk is kinderloos. Seks hebben ze al jaren niet meer.
De roman schakelt tussen Pauls binnenwereld, beheerst als die wordt door steeds heftiger dromen; familieperikelen in de Bourgogne-streek, waar Pauls vader, een voormalig analist van de binnenlandse veiligheidsdienst, na een beroerte in een verzorgingshuis belandt; de hoge politiek met een machiavellistische president, overduidelijk gemodelleerd op Macron, die zijn herverkiezing veilig probeert te stellen, en ten slotte een reeks mysterieuze aanslagen.
De subtiele ironie die veel andere romans van Houellebecq kenmerkt, en die lezers soms op het verkeerde been zet, zoals in Onderwerpen, ontbreekt. Het nietsontziende en bijtende dat eerdere boeken van Houellebecq in zich dragen, zeker vroege werken als Elementaire deeltjes en Platform is in Vernietigen fors afgezwakt. Sferisch is de tekst wel, en ze loopt over van compassie, zeker tegen het einde, wanneer bij de hoofdpersoon kanker wordt geconstateerd. ‘Je zou dit als een duistere en pessimistische Houellebecq kunnen zien’, zei een Franse radiopresentator een dag na het verschijnen, op 7 januari vorig jaar. ‘Maar nee. Veel personages proberen het goede te doen en de boodschap van het boek zou kunnen luiden: “Liefde redt”.’
Tegelijk is Vernietigen toch ook een ‘echte Houellebecq’ en de verstokte fans komen zeker aan hun trekken. Wel is het tempo traag, erg traag, en tijdens het lezen dacht ik onwillekeurig aan een televisieoptreden waarin Houellebecq een paar jaar geleden stelde dat hij zijn carrière ooit hoopt te besluiten met ‘een dik boek vol saaie passages à la De Toverberg van Thomas Mann’. De Franse kritiek was overwegend positief, al is de reactie op links sterk verdeeld. Le Monde en Libération waren laaiend enthousiast. L’Obs, Les Inrockubtibles en Médiapart haakten definitief af en omschreven het boek als een reactionair tractaat.
Het decor van Vernietigen is vertrouwd: we zien een Frankrijk dat is losgeslagen van zijn christelijke ankers en dat sindsdien langzaam maar zeker op de afgrond afstevent. We schrijven eind 2026. De democratie is autoritairder; het land is bezig te veranderen in een ‘post-democratie’. Beslissingen worden ingegeven door ideologie noch duidelijke politieke oriëntatie. Tegelijk is de kloof tussen het politieke establishment en de bevolking groter dan ooit, zeker in de provincie. De gele hesjes waren nog maar een voorproefje van wat het land aan sociale onrust te wachten stond. Rassenhaat was ongekend groot, net als elders in Europa, dat verworden was tot een verre provincie van de Verenigde Staten, ‘vergrijzend, depressief en licht belachelijk’.
Eigenlijk alleen de familie en de huwelijksverbintenis staan als maatschappelijk principe overeind. Het almachtige liberalisme ontkende ‘dit probleem’, en bleef volhouden dat winstbejag iedere andere menselijke motivatie kon vervangen. Ten onrechte, weet Paul, en het lijkt hem evident dat het systeem op een gegeven moment in elkaar zal klappen. Dit plaatst hem in een hachelijke positie: enerzijds werkt hij met toewijding voor een minister die zich opwerpt als een heraut van de vrijhandel. Tegelijk is hij ervan overtuigd dat dit systeem gedoemd is.
Pauls twee jaar jongere zus Cécile en haar man Hervé hebben überhaupt nooit in het systeem geloofd en stemmen vol overtuiging op het radicaal-rechtse Rassemblement National van Marine Le Pen. Hervé, van wie Paul vermoedt dat hij in zijn jeugd bij het extreem-rechtse Bloc Identitaire heeft gezeten, is onvoorwaardelijk fan van de filmtrilogie The Lord of the Rings, gebaseerd op de boeken van Tolkien. Hervé zou hier wel een allegorie in zien van de heroïsche strijd die het Westen later zou gaan voeren tegen moslimindringers, dacht Paul. In 2001, toen het eerste deel van The Lord of the Rings uitkwam, was ‘de Reconquista van Europa nog niet begonnen, maar was er al wel de film, zo zou hij het wel zien’.
Tijdens zijn bezoeken aan zijn vader in de Bourgogne wordt Paul getroffen door de aanwezigheid van grote groepen Arabieren, een ‘innovatie’ in het wijngebied, ja, in heel Frankrijk. In het verzorgingstehuis waar Pauls vader zijn laatste dagen sleet zag je er hoegenaamd geen, en ook dát zei iets over het hedendaagse Frankrijk, want de Noord-Afrikaanse populatie zou nooit haar ouders naar zo’n instituut brengen, dat zagen ze als oneer. Ze zouden ze in huis nemen, – althans dat was wat Paul er hier en daar in de bladen over gelezen had.
Het is een ander aspect van veronderstelde westerse decadentie die Houellebecq in zijn romans graag belicht: de omgang met ouderen als spiegel van een samenleving die haar banden met het verleden heeft doorgesneden, die zonder wortels is. Moslimmigranten – wat hij er verder ook van dacht – hadden die verankering nadrukkelijk wél.
Binnen de familie ontstaat geleidelijk het plan om Pauls vader uit het verzorgingshuis te ontvoeren en hem op het platteland te verzorgen. De actie wordt voorbereid door extreem-rechtse jeugdvrienden van Hervé, en hun leider, ene Brian, houdt Paul voor dat het verzorgingshuis, en zeker ook een fenomeen als euthanasie, symptomen zijn van een diepe zijnscrisis van de moderniteit. Het verleden, hoe heroïsch ook, betekende niets meer. Het enige wat telde was een ‘projectie in een onduidelijk omlijnde toekomst’. Daarin waren ouderen niet belangrijk, of sterker: wilde men ze liever zo snel mogelijk kwijt. Dit is een echo van de felle publieke interventies van Houellebecq tegen het recht op euthanasie. Zo verklaarde hij twee jaar geleden in dagblad Le Figaro dat een beschaving die euthanasie legaliseerde ‘elk recht op respect zou verliezen’. Over de duistere vrienden van Hervé in Vernietigen verder geen kwaad woord.
Mogelijk omdat Pauls aandacht wordt opgeëist door een reeks geheimzinnige aanslagen. Het begint met een serie cyberaanvallen en een gemonteerd filmpje van de onthoofding van Pauls baas. Vervolgens wordt er voor de Spaanse kust een Chinees containerschip aangevallen en tot zinken gebracht. Ook is er een aanslag op een Deense spermabank en ten slotte wordt er een migrantenschip getorpedeerd met vijfhonderd doden tot gevolg. Alle opvarenden komen om. Wie er achter deze aanslagen zit blijft gissen, ook voor Paul, maar duidelijk is dat de globalisering, vormgegeven door de vrijhandel en het culturele liberalisme, doelwit zijn. Een panorama van actiegroepen en ideologen passeert te revue, de een nog gestoorder dan de ander. ‘Het ergste was dat als het doel van de terroristen was om de wereld zoals hij die kende te vernietigen, de moderne wereld te vernietigen, Paul ze niet helemaal ongelijk kon geven’.

Sinds het verschijnen van Onderworpen in 2015 wordt Houellebecq steeds nadrukkelijk op het schild van radicaal-rechts gehesen. In deze roman staat de democratische machtsovername van Frankrijk door de moslimbroederschap centraal. De schrijver laat zich dat welgevallen en laat zich interviewen en fêteren door publicaties die nadrukkelijk rechts van het midden staan, zoals het maandblad Causeur, of het rechts-identitaire weekblad Valeurs actuelles, dat hem in 2019 tot ‘onze nationale schrijver’ kroonde. Houellebecq schittert op rechtse landdagen in de Parijse beaux quartiers, maar met zijn groezelige voorkomen en zijn eeuwige groene parka detoneert hij bij de glimmende haren en dure pakken van de mensen die dit soort evenementen bezoeken.
Toen Houellebecq in 2018 in Brussel de Oswald Spenglerprijs in ontvangst nam, vernoemd naar de auteur van Der Untergang des Abendlandes, onderschreef hij het oordeel van de jury, die hem prees als chroniqueur van het verval van het Westen, maar vulde aan dat het woord ‘verval’ te zwak was uitgedrukt en stelde er ‘zelfmoord’ voor in de plaats, ondertussen wijzend naar de Europese Unie.
In ons land is het Thierry Baudet die de lof van Houellebecq zingt, een paar jaar geleden met een veelbesproken essay; recent in het boek De Gideonsbende, waar hij hem niet minder dan ‘de Alexander Solzjenitsyn van deze tijd’ noemt en ‘de eerste grote dissident die de dystopische realiteit van de heersende ideologie heeft durven blootleggen’. Baudet noemt hem ‘een ideologische leermeester’, een ‘conservatieve mentor zo je wil’.
Houellebecq surfte bepaald mee op de verrechtsing die er in de afgelopen decennia in Frankrijk, en daarbuiten, plaatshad. Hij verbeeldde die ook in zijn romans, en gaf die verrechtsing daarmee ook vorm.
Maar wie denkt dat Houellebecq eerst progressief was en nu plotseling reactionair geworden is heeft niet opgelet. Hij gaat al decennia te keer tegen het vooruitgangsdenken, de erfenis van ’68, het moderne individualisme of het economisch liberalisme. In Ennemis Publics, het boek dat hij in 2008 maakte met Bernard-Henri Lévy, gaf Houellebecq zelf antwoord op de vraag of hij een reactionair was. ‘Je moet het wel eens kunnen zijn over de betekenis van woorden’, schreef hij daar. ‘Een reactionair is iemand die verlangt naar een ouder type samenleving, daar het liefst naar terug wil, en zich daarvoor inzet. Maar als er één idee is, een enkel, dat in al mijn romans aanwezig is, tot in het obsessieve, dan is dat de notie van de onomkeerbaarheid van ieder proces van verval zodra dat is ingezet. Dat verval kan een vriendschap betreffen, een familie, een stel, een gemeenschap, een samenleving; in mijn boeken is er geen terugkeer mogelijk, geen tweede kans; alles dat verloren is, is dat ook, voor altijd. Bij iemand die zo van deze gedachte doordrongen is komt het idee van reactie niet eens op.’
Ook gaat Houellebecq al sinds 2001 tekeer tegen de islam (nog voor de aanslagen van 9/11). Tegelijk kun je Onderworpen ook lezen als een lofzang op de islam, want nu het katholicisme ‘niet langer in staat bleek zich te verzetten tegen de aantasting van de goede moraal, bood de islam een onvermoede kans op de morele bewapening van Europa’. Anders dan het katholicisme had de islam volgens Houellebecq zijn spirituele kracht behouden, en zoals hij van Auguste Comte leerde, een auteur waar hij de afgelopen paar jaar van in de ban geraakt, is religie een voorwaarde voor iedere samenleving.
De aanleiding om Onderworpen te schrijven vormde een mislukte bekering tot het katholicisme. Houellebecq zei eens dat hij heeft overwogen zich te bekeren tot de islam, maar toch te gehecht was aan het christendom, vanwege ‘sentimentele redenen’. De Franse esothericus René Guénon, die een rol speelt in Onderworpen en wiens La crise du Monde moderne (1927) prominent figureert op de leeslijstjes van Forum voor Democratie, ging die weg nadrukkelijk wél.
Onderworpen (de werktitel luidde aanvankelijk La Conversion) is een boek dat door radicaal-rechts wel als een soort profetie wordt gezien, als een angstaanjagend toekomstvisioen. Omgekeerd zette de toenmalige centrum-linkse premier Valls Houellebecq neer als een haatzaaier. Nota bene de dag na de aanslag op Charlie Hebdo zei Valls dat Frankrijk ‘geen onderwerping is, het is niet Michel Houellebecq’. Totaal onverantwoordelijk als je bedenkt dat de schrijver op dat moment onder politiebewaking stond uit vrees dat ook hij doelwit zou zijn van een aanslag.
Ikzelf las Soumission destijds eerder als een spel met de existentiële angsten die diep in de westerse samenleving sluimeren, en met name bij radicaal-rechts. Angst voor teloorgang, voor ‘volksvervanging’, voor verweking van de man of voor een feministische machtsgreep. Daar schuilt Houellebecqs verdienste als schrijver in, want hij toont dat je in een roman de draak met iets kon steken, terwijl je er daarbuiten misschien nadrukkelijk in gelooft.
Waar houdt de roman op en begint de werkelijkheid? Of is alles roman? Of juist alles werkelijkheid? Zelf lijkt Houellebecq geen enkele moeite te doen om die grens helder te markeren of te kiezen, en alleen al de vrijheid die hij zich daarmee permitteert maakt dat hij eigenlijk niet politiek toe te eigenen is.
Daarbij: hij lééft de decadentie die radicaal-rechts zo vreest en veroordeelt, zijn schaamteloze optreden in een kirac-film is daarvan slechts een van de vele voorbeelden.
Het maakt hem lastig voor te stellen als rolmodel voor het katholieke rechts dat hem op andere terreinen maar al te graag omhelst, zoals de strijd tegen euthanasie. Ook geeft hem dat iets ongrijpbaars. Houellebecq voegt aldoor kleine nuanceringen toe, stelt Vincent Berthelier, auteur van Le style réactionaire, een vorig jaar verschenen boek dat het taalgebruik analyseert van een aantal als reactionair bekend staande Franse schrijvers. ‘Hierdoor kan hij toch freischwebend blijven, zelfs op momenten dat hij zich in de gedaante van ideoloog hult.’
Als Houellebecq al iets is, is dat anti-modern, een intellectuele traditie die begint bij de Savojaardse jurist en diplomaat Joseph de Maistre (1753-1822) en die loopt via Baudelaire en Guénon naar Cioran. De Maistre staat bekend als een contra-revolutionair denker, als een reactionair dus, maar als hij ergens van overtuigd was, was het dat de Franse Revolutie, want over die hebben we het, nimmer ongedaan gemaakt kon worden. Dat zou zijn ‘alsof je het meer van Genève in een melkfles zou proberen te gieten’, schreef hij eens.
Anti-modernen zijn anti-modern ondanks zichzelf, verscheurd, berustend, walgend van hun tijd, maar er tegelijk toe veroordeeld, en er uiteindelijk ook gewoonweg toe behorend. Paul Raison, de hoofdpersoon uit Vernietigen, vatte het kernachtig samen: ‘Hoezeer je je generatie en je tijd ook veracht, of zelfs haat, je behoort ertoe.’ De grote vraag is dan natuurlijk wat je dan vervolgens doet. Michel Houellebecq weet dat wel. Het antwoord op die vraag ligt op een hotelkamer in Amsterdam.
Vernietigen, vertaald door Martin de Haan, is zojuist verschenen bij De Arbeiderspers.