Populisten moeten gebruikmaken van populair taalgebruik, ze kunnen niet anders. Je kunt niet zeggen dat mevrouw Vogelaar een enigszins tegenstrijdig beleid voert, nee, mevrouw Vogelaar zelf is meteen ‘knettergek’. Een boerkaverbod dat niet doorgaat, is meteen ‘een schande’, en de minister-president is uiteraard ‘laf’.

Ikzelf hou daar wel van – als columnist.

Als parlementariër moet je het ook allemaal kunnen debiteren – ik snap niet waarom kamervoorzitter Verbeet iedereen constant wil terugfluiten die een te fors taalgebruik uit zijn mond laat rollen – maar verstandig is het niet.

In de jaren tachtig, de jaren van Janmaat, waren wij gewend hem voortdurend te betitelen als ‘fascist’.

Toen kwam Bolkestein. Schreef stukjes in HP/De Tijd, discussieerde met Chomsky – je kon hem moeilijk een fascist noemen, hoewel hij tamelijk duidelijk zei dat Nederland vol was. Toch werd dat gedaan, maar dat ‘werkte’ niet. Met ‘werken’ bedoel ik dat het een negatief effect had op de eventuele kiezers. Integendeel. Bolkestein werd razend populair. Nu lijkt daar een tegenstrijdigheid in te zitten. Bolkestein werd een populist genoemd omdat hij riep dat Nederland vol was, en won stemmen. De andere kant ‘ontmaskerde’ hem als een fascist, en dat had geen effect. Hoe kan dat? Met andere woorden: werkt populisme en populistisch taalgebruik wel of niet? En als het bij Bolkestein werkte, waarom werkte het populistische anti-Bolkestein-taalgebruik dan niet?

De fout die men inderdaad maakt is dat men populistisch taalgebruik met populistisch taalgebruik wil bestrijden.

‘Mijnheer, ik vind u een teringlijer.’

‘En ik vind u een kankergezwel.’

Dat is leuk voor de pers, maar de partijen van de teringlijers en de kankergezwellen moeten vervolgens niet gaan zeuren dat de pers niet ingaat op de inhoud. Het taalgebruik is sterker dan de zaak, en dus ga je als journalist in op het taalgebruik. Toen Janmaat zei: vol is vol, was dat een populistische uitspraak waarbij de onderbouwing plaatsvond door meningen met een discriminatoir karakter. De Marokkanen waren te lui om te werken, net als de Antillianen, ze kwamen hier maar onze sociale voorzieningen misbruiken, pikten tegelijkertijd onze baantjes af; vol is vol was de conclusie van een opeenstapeling van halve feiten en wat paranoïde hersenspinsels. Een fascist, kortom.

Bolkesteins ‘Nederland is vol’ stoelde op een economische analyse plus een liberaal conservatieve opvatting over hoe de samenleving in elkaar moest steken. Met andere woorden: zijn uitspraak was een logisch gevolg van transparante argumenten. Je kon alles nazoeken, je kon Bolkesteins feiten verbeteren als ze onwaar bleken of zijn mening tegenover de jouwe zetten. Bij Janmaat was dat moeilijker. Ik heb eens aan Janmaat gevraagd: hoe komt u erbij dat Nederland vol is? Janmaat antwoordde, wijzend naar een neger: ‘Kun je niet uit je doppen kijken.’ Dat was grappig, eerlijk gezegd. Omdat hij zogenaamd iets aantoonde, omdat het tamelijk ‘ver’ ging, omdat hij met zo’n uitspraak de omstanders liet lachen en van mij won terwijl hij niets hoefde en wilde uitleggen.

Wie een populist in de Kamer wil bestrijden, doet dat het beste door aperte fouten in zijn redenering te laten zien. Niet door er een andere mening tegenover te zetten. Als iemand zegt: ‘Marokkanen hebben een misdadig karakter, want zeventig procent van de Marokkaanse jeugd is in aanraking geweest met de politie en daarom moeten ze weg’, dan moet je vragen hoe de vragensteller precies weet dat het aan ‘het karakter’ ligt en bijvoorbeeld niet aan de sociale en economische omstandigheden. ‘Wat is karakter precies?’ Populisten kunnen alleen maar via generalisaties redeneren. Dus moet je die generalisaties constant ‘deconstrueren’. ‘Wanneer ben je precies knettergek? Wat is schande precies?’ Zo’n populist zal dat vermijden, wat goed is, of hij wordt zo doodmoe van zijn definities dat hij zichzelf in de knel redeneert of hij nuanceert – beide zijn juist. Nu kan het ook voorkomen dat de populist gelijk heeft. In dat geval moet je dat domweg erkennen.