‘IEDEREEN KAN OP een dag gek worden’, weet marktkoopman Cas. Zelf werd hij het in Laos. Gewoonlijk vierden Cas en zijn vrouw hun vakantie aan de Costa Brava, tot ze vorig jaar op een feestje door het Verre-Oostenvirus werden aangestoken. Na drie dagen van vieze modder, enge geluiden, gebakken larven en diarree hadden ze er al schoon genoeg van. ‘Maar ja, we hadden ervoor betaald he. Toen ging het ook nog eens een week lang stortregenen.’ Nadat Cas dacht dat hij werd opgelicht door een Laotiaan achter een etenswarenstalletje, knapte er iets in zijn hoofd. Hij sloeg het stalletje kort en klein en was daarna nauwelijks meer tot bedaren te brengen. Gelukkig hadden ze een goede reisverzekering afgesloten, zodat het totaal gedesorienteerde stel snel weer in hun huis in Amsterdam-Oost zat. Daar verdwenen de symptomen vrijwel onmiddellijk. ‘Een stabiele en vertrouwde omgeving is essentieel om psychische schade weer te herstellen’, meldt de ANWB-alarmcentrale.
Dat ligt anders voor Amsterdammers die zich reeds in hun eigen woning vreemd gaan gedragen. Gevaarlijk geachte gevallen worden over het algemeen meteen door de Riagg of de ‘rijdende psychiater’ platgespoten en overgebracht naar een isoleercel, ver van hun vertrouwde omgeving. De plaats van die cel is de laatste jaren wel veranderd. Vroeger lag deze meestal in het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort, het tussen Bloemdendaal en de duinen weggemoffelde ‘gekkenhuis’ voor Amsterdammers; nu zijn de cellen verspreid over een aantal kliniekjes binnen Amsterdam.
Dit is een gevolg van het in 1984 aangenomen ‘Amsterdamse Model’, het ambitieuze plan om de Amsterdamse psychiatrie te de-institutionaliseren en te vernieuwen. Santpoort moest worden vervangen door een kleinschalige benadering, erop gericht om de psychische problemen van de Amsterdammers te behandelen in hun eigen leefomgeving. De crux van het plan werd gevormd door ambulante wijkteams, die in nauwe samenwerking met de Riagg en de ‘rijdende psychiatrie’ opnamen in inrichtingen zo veel mogelijk moesten gaan voorkomen door problemen van psychische aard actief te gaan opsporen en oplossen. Door op deze wijze uitstoting te vervangen door re-integratie zouden de wijkteams de gesloten klinieken uiteindelijk overbodig maken.
Tien jaar later is Santpoort inderdaad opgesplitst in tientallen over de stad uitgestrooide inrichtinkjes, begeleide woonvormen en opvangcentra, waar psychiatrisch hulpbehoevenden meer dan vroeger in deeltijd worden behandeld. De oude populatie van Santpoort reageert er goed op, zo blijkt uit Het Amsterdamse model halfweg, een tussenstandrapport over de hervormingen. Echter, veel van de voorgestelde veranderingen zijn niet doorgevoerd. Psychiatrisch hulpbehoevenden lopen zelfs in toenemende mate op straat, wat er toe leidt dat sommigen zich gaan afvragen of het oude systeem echt zo slecht was. Tijd voor een vergelijking met vroeger.
TOT VOOR KORT kwamen in de war geraakte mensen uit Oost meestal terecht in de Brederodekliniek te Santpoort; een kliniek die door de schrijfster en voormalige ‘gek’ Jet Isarin in haar boek Eigenwaan (1984) wordt beschreven als een modelvoorbeeld van het kille, repressieve, haast dehumaniserende psychiatrische instituut. De dagen in dit soort inrichtingen, waarvan er buiten Amsterdam nog talloze bestaan, zijn opgezet volgens een strak regime: opstaan, eten, medicatie, therapie, medicatie, therapie, eten, medicatie, slapen.
De medicijnen bestaan voornamelijk uit grote hoeveelheden sufmakers die de geinterneerde ‘ontvankelijk’ moeten maken voor de therapie. Een paar keer per maand wordt er gepraat met een psychiater, die aan de hand van het al dan niet voorbeeldige gedrag van de client bepaalt of deze toe is aan wat minder medicatie en af en toe ‘vrijwandelen’ (wat over het terrein wandelen).
Verzet leidt onmiddellijk tot sancties, die varieren van het intrekken van de privileges tot het voor lange perioden opsluiten in een van de isoleercellen. Alleen door zich volledig te conformeren aan het geestdodende inrichtingsbestaan kan iemand bewijzen dat hij ‘buiten’ kan overleven. Het leidt ertoe dat sommige weerbarstigen tot hun dood in de inrichting opgenomen blijven, eindeloos de weg afleggend van ‘open’ inrichting naar isoleercel en weer terug. Veel van deze routes eindigen ergens onderweg in zelfmoord.
De oude Brederodekliniek is inmiddels ingrijpend veranderd. Sinds maart van dit jaar heet het Sociaal Psychiatrisch Diensten Centrum Oost en is de kliniek veel kleinschaliger gevestigd in een gebouw in de Domselaerstraat, met uitzicht over de Dappermarkt. Het beschikt nu over tien bedden in een gesloten intensive-care-afdeling, tien bedden in een afsluitbare resocialisatie-afdeling, dertig bedden voor tijdelijke opname en 24 plaatsen voor deeltijdbehandeling.
‘Deze opzet is conform de doelstellingen van het Amsterdamse model om de patienten zorg op maat te geven en het behandelen en wonen zoveel mogelijk te scheiden’, vertelt psychiater Erik Bent van het SPDC-Oost. ‘Je kunt ons wel vergelijken met een garage. Vroeger haalden we de kapotte auto’s eerst helemaal uit elkaar en zetten ze dan geleidelijk weer in elkaar. Nu kijken we of het mogelijk is om een kapot onderdeel te vervangen en de auto daarna af en toe terug te laten komen voor een doorsmeerbeurt. Behalve wanneer ze echt helemaal total loss zijn, is het de bedoeling dat de auto’s zoveel mogelijk onder hun eigen afdak overnachten. Over het algemeen gaat dat heel goed.’
Uit Het Amsterdamse model halfweg blijkt dat dit voor alle in de stadsdelen opgezette SPDC’s geldt. Als voorbeeld wordt genoemd dat het zelfmoordpercentage onder oud-Santpoortbewoners inmiddels met een kwart is gedaald, hoewel velen het tegendeel hadden verwacht. Waar de gebruikers van het nieuwe model niet zo tevreden over zijn, is dat ze ook in deeltijdbehandeling nog steeds weinig inspraak hebben over de te volgen therapie en de medicatie en dat het regime in de gesloten inrichtingen vaak nauwelijks is veranderd.
PSYCHIATER BENT ZIET vooral het probleem dat hij veel mensen niet kan helpen omdat ze op steeds langer wordende wachtlijsten staan. ‘Het Amsterdamse model lijkt erg idealistisch, maar het kwam indertijd ook goed uit omdat er tegelijkertijd op de gezondheidszorg moest worden bezuinigd. Zorgwekkend is dat het aantal zwervers op straat snel toeneemt. Dat lijkt logisch samen te hangen, hoewel dat niet met zekerheid is te zeggen. Daarbij mengen onze patienten zich nu met een stedelijke populatie van vaak druggebruikende zorgmijders. Dat is niet goed voor de patienten en de publieke opinie kan zich om die reden tegen het model gaan keren.’
Het is overigens de vraag of de Dapperbuurt zich bewust is van het toegenomen aantal van de norm afwijkende mensen op straat. Er loopt al jaren een grote hoeveelheid vreemde, in zichzelf pratende figuren door de buurt, rondwroetend in de overblijfselen van de Dappermarkt of in groepjes bierdrinkend in het Oosterpark. ‘Om ons heeft toch nooit iemand zich bekommerd’, meldt de al zes jaar zwervende Babette, ‘en dat willen we ook graag zo houden. Aan onze lijven geen witte jassen met injectienaalden en isoleercellen. Wij zorgen wel voor elkaar.’
Mark Janssen, medeauteur van Het Amsterdamse model halfweg, legt de vinger op de zere plek. ‘De ambulante wijkteams die het model moesten dragen, zijn nooit opgezet. Dit terwijl de problemen in de stad de afgelopen tien jaar enorm zijn toegenomen: werkloosheid, woningnood, drugs - noem maar op. Gecombineerd met een maatschappij die steeds harder en individualistischer wordt, worden zo steeds meer mensen naar de marge van de samenleving gedrukt. Dat is de oorzaak van het zwerversprobleem. En aangezien de Riaggs en de rijdende psychiatrie niet zijn versterkt, kunnen deze inmiddels nauwelijks meer dan een soort bezemwagens zijn.’
Volgens Janssen is het voornaamste probleem dat de oude instellingen die het Amsterdamse model samen moesten gaan vormen, allemaal uit zijn op het behouden van de eigen bezittingen, budgetten en macht. ‘Daarbij maken allerlei wettelijke kaders en financieringsvoorschriften het ook nog eens heel moeilijk om geld en personeel over te hevelen naar de Riaggs. Je kunt ons rapport dus ook lezen als: Het Amsterdamse model half weg. Ondanks alles is er natuurlijk ook wel iets verbeterd, de oude situatie buiten de stad was nog veel erger.’
AL MET AL IS COR, uitbater van Cor’s Coffeecorner, nog maar een van de weinigen die echt terugverlangen naar de oude dagen. Cor had zijn handel strategisch neergezet op de weg tussen Santpoort en het station en lijdzaam zag hij dan ook het merendeel van zijn klantjes vertrekken. Hij dacht al aan opdoeken maar blijft nu toch nog maar even zitten: ‘Onder de verpleegkundigen gaat het gerucht dat het complex wordt verkocht aan Center Parks. Gekken of Duitsers, mij maakt het geen zak uit aan wie ik mijn broodjes verkoop. Als ze hun geld maar bij zich hebben.’