Wie als christen of ex-christen de koran een gewelddadig boek vindt waarin kafir, ongelovigen, brandhout voor de hel zijn, moet het Oude Testament doornemen. In het vijfde boek Deuteronomium – ook het slotboek van de thora – preekt Mozes zijn door God gegeven moraal wanneer de Israëlieten richting het Beloofde Land Kanaän trekken. Hoe moet de strijd tegen de vijand eruitzien? Niet zomaar een stad aanvallen maar eerst een vredesregeling aanbieden. Als men geen vrede wil, komt er strijd en moeten alle mannen in de stad dood. ‘Maar de vrouwen en het vee en alles wat er aan goederen in de stad is mag u buitmaken. U mag van de buit eten wat u wilt, want u krijgt het van de heer, uw God.’
De Amerikaanse ex-soldaat en debutant Brian van Reet gebruikt dat bijbelcitaat – exclusief de moord op de mannen – als een van zijn prikkelende motto’s in Buit, een indringende roman die zich afspeelt tijdens de Irakoorlog in 2003. Wie Deuteronomium leest waant zich ook in de oorlogswereld van Buit, waarin de negentienjarige soldate Cassandra Wigheard krijgsgevangene wordt gemaakt. Volgens Deuteronomium moet een mooi, krijgsgevangen meisje dat bij de overwinnaar in de smaak valt haar hoofd kaalscheren en een maand om haar ouders treuren. Daarna ‘mag u met haar slapen en kan ze uw vrouw worden’. Oorlogsbuit, en dan van kwaad tot erger, zowel in Deuteronomium als in Buit.

Buit begint met een citaat uit Aeschylus’ Agamemnon. En ja, Van Reets oorlogsverhaal lijkt op een Griekse tragedie en overal doemt het paard van Troje op. De zieneres Cassandra was de dochter van Priamus, de koning van Troje die samen met zijn dochter als krijgsgevangene naar Griekenland werd vervoerd, waar de uit Troje teruggekeerde Griekse aanvoerder Agamemnon in bad werd vermoord door zijn gemalin Klytaimnestra. Een Grieks drama vol wraak, wederwraak en nog meer wraak. Hoe Cassandra – die haar leven aan Agamemnon dankte – aan haar eind kwam, voorzag ze zelf. En de met de bijbel opgevoede en klassiek geschoolde lezer van Buit weet al heel snel hoe Van Reets roman zal aflopen. Maar daar gaat het niet echt om.
Deze oorlogsroman is zeer doeltreffend opgebouwd. Vanuit drie vertelperspectieven weet Brain van Reet drie werelden op te roepen die op pijnlijke wijze langs elkaar heen schuren en schieten, ook dankzij de a-chronologische rangschikking van de fragmenten. Cassandra is een zij-figuur die jeugdige overmoed vertoont en gretig en ambitieus de oorlog in duikt. Op haar achttiende is ze het rurale Arkansas ontvlucht en vlak vóór 9/11 schrijft ze zich in. Anderhalf jaar later moet ze met haar eenheid nabij Bagdad een rotonde bewaken. Dat lijkt aanvankelijk een vervelende, saaie klus.
De twee ik-figuren in de roman zijn de vermoeide moedjahedien-veteraan Abu al-Hool en de Amerikaanse soldaat Sleed. De laatste heeft de onmogelijke taak koste wat kost drie Amerikaanse krijgsgevangenen, onder wie Cassandra, te bevrijden maar hij is minder betrokken en meer afstandelijk als ‘waarnemer’. De eerste heeft Afghanistan en Tsjetsjenië meegemaakt en overweegt uit de terroristische organisatie te stappen. In zijn zorgeloze Egyptische jeugd heeft hij geproefd van de westerse cultuur en Londen en Amsterdam bezocht. Niet zozeer zijn geloof (‘de raadsels van de religie brengen me in de war’) als wel zijn zucht naar avontuur heeft hem in de jaren tachtig naar Afghanistan en verder gebracht. In Irak anno 2003 houdt hij het na lang twijfelen voor gezien. Hij raakt de leiding over zijn eenheid kwijt aan een fanatiekeling, de fundamentalistische dokter Walid. Die gaat letterlijk en figuurlijk over leven en dood van zijn drie Amerikaanse krijgsgevangenen als hij ook nog eens een levensechte onthoofdingsvideo ensceneert. Voor Abu al-Hool, wiens leven meer verlies dan winst heeft opgeleverd, staat die dokter voor een ‘degeneratie van de jihad’. Hij maakt zich niet druk om ‘de drie miezerige soldaten’ die het Amerikaanse leger zo graag wil terugvinden dat het alles overhoop haalt: de Amerikanen ‘hebben de mond vol van onze “bevrijding” maar intussen hechten ze vooral waarde aan hun eigen leven en nauwelijks iets aan dat van een Arabier’. Het is de vraag of de gespleten ziel Abu al-Hool dat wél doet als hij per taxi naar de Amerikaanse basis bij Bagdad rijdt en daar dingen onthult die nog meer zogenaamde collataral damage tot gevolg hebben.
Een van de sterke kanten van de roman vormen de beschrijvingen van krijgsgevangene Cassandra in haar cel. Op ingenieuze wijze weet ze te communiceren met een andere gevangene én met haar bewakers, die haar beschermen maar ook belagen. Als de levenslustige Cassandra verkracht wordt, verandert er niets, wél wanneer ze ongesteld wordt. Dan verandert de houding van haar mannelijke bewakers drastisch: zij, nu een onreine vrouw, moet verhuizen uit haar kelderruimte naar een bloedhete bovengrondse hut. Van een jonge bewaker krijgt ze een Engelstalige koran, die ze bladzijde na bladzijde spelt. Dankzij haar communicatieve gaven en menselijk, zelfs visionair inzicht weet zij het langst in leven te blijven. Maar ook zij kan uiteindelijk niet op tegen de Amerikaanse militaire overmacht.
Van Reet heeft een roman geschreven die ver uitstijgt boven de informatieve verhalen van oorlogscorrespondenten. Buit overstijgt het schema van goed versus fout, westers en democratisch tegenover oosters en dictatoriaal, humaan gelovig en onmenselijk religieus. Zowel het dubbele westerse vertelperspectief (Cassandra en Sleed) als het oosterse perspectief (Abu al-Hool) is genuanceerd. Het is de partijdige ménselijkheid van Van Reet die ervoor zorgt dat de lezer bijna alle personages in de Irakoorlog niet ervaart als afgerichte vechtmachines maar als weifelende, wankelmoedige individuen.