De mediacratie.
Daarmee wordt bedoeld dat de media alles kunnen beïnvloeden naar de wetten van diezelfde media. Iemand kan erg verstandig zijn, maar heeft-ie een kop die niet mediageniek is, dan kan hij zijn carrière wel vergeten. Daarentegen kan elk meisje dat achter de kassa bij Albert Heijn zit maar er goed uitziet, binnen korte tijd uitgroeien tot een invloedrijk politica.
Als dit waar is en eigenlijk zien we voortdurend dat dit waar is kunnen we die mediacratie dan veranderen? Kunnen we zorgen dat een saaie, dikke, enge, maar zeer verstandige man eerder onze minister-president wordt dan een domme gozer die er lekker uitziet?
Als het antwoord «nee» luidt, dan dienen we ons terecht zorgen te ma ken over onze democratie. Immers: de meer derheid kiest niet voor inhoud en verstand maar voor «good looking».
Ik denk trouwens dat het antwoord «nee» luidt.
Melkert legde het af tegen Fortuyn. Jan Marijnissen is het best gebekt van links en wint dus zetels. Paul Rosenmöller denkt dat Femke Halsema meer zetels wint. Dat geldt ook voor het bestuur van Leefbaar Nederland, dat de ex-officier van justitie Fred Teeven minder invloedrijk acht dan de clown Emiel Ratelband.
In een mediacratie wordt democratie een farce.
Die mediacratie kunnen we niet tegenhouden. Moeten we dan niet de democratische regels veranderen? Als de doodstraf bespreekbaar mag zijn, waarom dan ook niet eens gekeken naar de democratie? Volgens mij is dat zelfs verstandiger dan die hele doodstrafdiscussie weer oprakelen.
Niet alleen staat de democratie onder druk door die mediacratie, het zijn ook de technologische ontwikkelingen die de democratie aantasten. De volkswil wordt steeds meer manipuleerbaar door de computer, de auto, de vliegtuigen, de bommen. Niet alleen wat je ermee kunt doen, maar ook het bestaan ervan. Al die mooie, snelle, geile producten houden je af van democratisch denken. De werking van mijn nieuwe computer houdt mij ervan af na te denken over de stand van zaken in de wereld, in mijn land, in mijn stad. Die nieuwe bommen wil ik in Irak wel eens gebruikt zien worden.
De mediacratie verdraagt geen argumentatie. Een kwinkslag heeft meer effect dan welke sluitende redenering ook. Democratie heeft juiste redeneringen van node de nuanceringen in die redeneringen zouden de verschillen in de partijen moeten aangeven. Maar je ziet dat niet het nuanceren, maar juist het vergroven de verschillen aangeeft. Eerst met zn allen Fortuyn stemmen, nu met zn allen het hokje van de SP rood maken. Dat maakt de democratie tot iets engs, in de dubbele betekenis van het woord.
Ex-minister Van Boxtel (D66) stelde vast dat hij met zijn «stadsbeleid» op een goed spoor zat, maar hij werd weggestemd. Daar over was hij chagrijnig. Toch trok hij niet de conclusie dat meer democratie, zoals hij wil in de vorm van referenda, hem misschien eerder had weggestemd waardoor hij nog impotenter zou zijn geworden. Hij merkte dus zelf dat hij de nuanceringen in zijn beleid voor de kiezers niet adequaat over het voetlicht kon brengen, juist omdat het nuanceringen zijn daarom vertrok hij uit de politiek. Hij wilde desondanks toch méér referenda, meer democratie, in een tijd dat die nuanceringen werden genegeerd.
We worden intelligenter, we worden sneller, we kunnen beter nuanceren, beter rekenen waarom zouden we dat niet inzetten voor ons land, onze landgenoten, en onze wereld? Als de democratie onze intelligentie, onze snelheid en onze nuanceringen tenietdoet, waarom moeten we dan nog vóór die democratie zijn? Moeten we in elk geval niet proberen om letterlijk ons verstand in die democratie een plek te geven, al zou dat opheffing van die democratie betekenen?
Zou dit overigens een populair standpunt zijn om voor de media uit te venten?