‘De-escaleren’ had ik op de achterkant van een envelop geschreven, ‘maar niet op je knieën. Duidelijk zijn. Niet overdreven veel woorden gebruiken. Ook vragen stellen.’
Het is een van mijn blinde vlekken dat ik denk dat je altijd, alles, kunt oplossen door met elkaar te praten. Dat, als je het juiste zegt, op de juiste toon, in de juiste bewoordingen, de ander je uiteindelijk wel hoort. Ik ben Macron aan die meterslange tafel met Poetin, en ik ben Biden, die zich op den duur verspreekt, al is verspreken ook gewoon een diplomatiek woord voor de waarheid zeggen.
Een hele speech had ik gereed, en na mijn speech, zo was het idee, zouden de grootste misverstanden de wereld uit zijn geholpen. We zouden elkaar alsnog niet begríjpen, maar we zouden op z’n minst normaal…
Nee, zei de ander, je hebt nergens recht op, je bent maar een freelancer. Daarna keek ze uit het raam, er was iets gaande wat zich buiten mijn blikveld bevond, een zeldzame vogel broedend op een ei, een auto-ongeluk, een orgie.
Het ging over mijn zwangerschap, vorig jaar, en de vier maanden verlof die daarbij hoorden. Zestien weken waar je, ook als freelancer, recht op hebt in Nederland. Ik had meer tijd nodig om de opdracht af te maken, iets meer tijd dan oorspronkelijk, vóór de zwangerschap, contractueel was vastgelegd.
Daar was ik op teruggekomen, het was in feite waar ik al mijn moed voor had verzameld: erop terug te komen. Zoiets valt bijna nooit goed. Als je niet onmiddellijk voor jezelf opkomt, is het eigenlijk al te laat. Men is verbaasd, men veinst verbazing: meisje, waar kom je nu toch ineens mee aanzetten?
M had me van tevoren nog een peptalk gegeven. Denk aan de thee, zei ze. De thee was een metafoor voor ‘bij nader inzien’: iemand vraagt je of je een kop thee lust, je zegt ja. Wanneer de thee voor je wordt neergezet, hoef je die niet meer. Dan mag je dus nee zeggen, zegt M. Stel je voor dat iemand koste wat het kost alsnog die thee door je strot zou willen duwen. Zou dat niet heel raar zijn?
De thee die ik aangeboden had gekregen, was doen alsof er niets aan de hand was. Niet alleen doen alsof ik geen kind had gekregen, maar ook alsof het me niet raakte dat men daar geen rekening mee wenste te houden. Het vertrouwen van de andere partij in mijn schrijverschap was al wankel geweest (nooit eerder had men mij zo veelvuldig ‘jong en onervaren’ genoemd), maar mijn moederschap was de genadeklap. Het was een hele melange van thee die ik bij nader inzien niet wilde opdrinken, ook niet als ik hem in mijn gezicht gesmeten kreeg.
In haar boek Al die liefde en woede schrijft Ianthe Mosselman over de soms moeilijk te ontwarren kluwen van woede die ze voelt wanneer ze moeder wordt. Woede over clichés en eisen omtrent moederschap die vrouwen klein houden, over de rol die je als vrouw wordt geacht te spelen, over het gebrek aan respect dat je in die rol, hoe vakkundig uitgevoerd ook, alsnog afdwingt. Een strijd met percepties, van anderen, van jezelf. Grote woede over kleine dingen, kleine woede over grote dingen.
‘Om waanideeën over het moederschap te vermorzelen’, schrijft Mosselman, in een hoofdstuk over kunstenaarschap en moederschap, ‘was het nodig om mezelf een groot ego aan te meten.’ Hierbij valt aan te merken dat wat zij, voor zichzelf, beschouwt als een groot ego, naar verhouding alsnog van bescheiden formaat is.
Wie de verlichting wil bereiken moet het ego misschien achter zich laten, maar voor al het overige is het erg handig er één te bezitten dat in elk geval, om met Virginia Woolf te spreken, groot genoeg is om de engel in de huiskamer te doden. Om die klus te klaren is het, zoals ook Mosselman opmerkt, handig om over voldoende woede te beschikken.
We zitten, kortom, vast in een schijnbaar oneindige loop van gedode en weer tot leven gewekte engelen. Een eeuw nadat Woolf schreef over haar engel (die inschikkelijk was, onzelfzuchtig, aardig en ‘puur’), is die uitgegroeid tot een zombieleger van engelen dat zich ophoudt in huiskamers en kantoortuinen, in kelders en tegen de rand van ieder glazen plafond.
Daar zit ik, in een gesprek dat geen gesprek is, te roeren in de thee. Ik wurg de engel, en voor heel even houdt ze zich stil, zo stil dat ik werkelijk denk dat ze nu definitief is gestorven.